vrijdag 18 december 2015

18-12; Boek IV.20.27 - IV.20.32

[27] Als we Jeremia 27 lezen wordt vrij expliciet de macht aan Nebukadnezar gegeven, terwijl het een tiran is. Daarom mogen christenen niet denken dat ze geen onderdanen zijn als de koning zich niet als hun koning gedraagt. Calvijn benadrukt dat opstand geen optie is.

[28] Dit is niet een gebod voor de Israëlieten, het gaat over de persoon waarvan duidelijk is dat God hem de macht heeft gegeven. Jeremia roept op om te bidden voor de overwinnaars, want in hun vrede ligt de vrede van de ballingen. Ook David waagde het niet de gezalfde Saul aan te raken.

[29] Calvijn is zo breedsprakig over dit onderwerp omdat hij mensen wilt leren dat mensen niet het voorwerp van kritiek moeten zijn, maar dat we tevreden zijn met de mensen die namens Gods wil op die plaats zitten. Het is ook niet zo dat mensen alleen goede koningen hoeven te gehoorzamen. Dat werk ook niet zo in gezinnen. Veeleer moeten mesen zich verootmoedigen want ze hebben zo'n vorst verdiend. Ootmoet zal het ongeduld intomen. Uiteindelijk zal God de vorst oordelen.

[30] Maar God stuurt af en toe ook een leider om het bewind aan te pakken, zo waren er in de tijd van de Bijbel bepaalde koningen die van Godswege de lagere machten aan banden legden, zoals koningen op mogen treden tegenover stadhouders.

[31] Mensen mogen niet in opstand komen, God zorgt wel voor een ander die beteugeld. Dit betekent niet dat er bepaalde regelingen, volksvertegenwoordigers die de macht van de koning begrenzen, ongedaan moeten worden. Dat is hun taak en hun misdaad als ze het nalaten.

[32] Uiteraard is de gehoorzaamheid aan de vorst alleen voor zover het samenvalt met de gehoorzaamheid aan God. Als de vorst iets zegt tegen het gebod van God in heeft dit geen enkele waarde. Ook dit is te zien in de Bijbel. Je mag dus ook niet de volledige gehoorzaamheid aan de koning garanderen. Dit is wel een lastige spagaat, maar Petrus zegt dat we de hemel meer moeten gehoorzamen dan God. En Christus heeft ons duur vrijgekocht, we moeten ons dan gen slaven laten maken van menselijke begeertes.

Soli Deo Gloria

donderdag 17 december 2015

17-12; Boek IV.20.19 - IV.20.26

[19] Het recht is een goed dat rein is voor de reinen. Wie dit ontkent moet ook wel iets vinden van Paulus die zich beroept op de keizer en op zijn Romeins staatburgerschap. Christenen moeten zich ver houden van wraakzucht in de rechtbanken. Hij moet naar de rechtbank komen om de plannen van een misdadiger te beletten en de schade aan de staat te beperken. Men moet niet afwachten op de wraak van God, de wraak van de overheid is de wraak van God.

[20] Christenen moeten zich niet verzetten tegen onrecht, volgens de woorden van Christus. Ze moeten de rechterwang toekeren in het besef dat ze liever meer onrecht moeten verkiezen dan kwaad met kwaad te vergelden. Christenen worden geboren om met smaad en laster van de allerergste mensen overladen te worden. Desondanks christenen wel hun onderkleed mee moeten geven en hun vijanden vergeven, mogen ze wel de overheid aanwenden om iemand te stoppen, zelfs als dit alleen maar kan met de doodstraf.

[21] Paulus had, in tegenstelling tot wat de tegenstanders van Calvijn beweren, ook geen afkeer van procederen, maar wel van de procedeerzucht van sommige korintiërs. Als iemand zich in een rechtbank kan verantwoorden en op zijn recht kan pleiten zonder de naastenliefde te schaden is daar niks mis mee, maar christenen zouden liever afstand doen van hun recht dan de afstand naar de rechtbank af te leggen en daar door de emoties zijn broeder leren te haten.

[22] Het is de plicht van de onderdanen om het ambt van hun overheid hoog te achten. Ze moeten de overheid zien als dienaren en afgezanten van God. De overheid moet geëerd worden, niet alleen uit vrees omdat verzet simpelweg zinloos is, maar ook omdat hun macht van God afkomstig is.

[23] Dit is de reden waarom een christen een overheid gehoorzaam moet zijn en bereid zijn om te dienen door belasting te betalen, in het leger te dienen, en bevelen in het algemeen op te volgen.

[24] Maar dat is met goede koningen, je hebt ook gewetenloze tirannen. En het is gezond en menselijk dat men een goede koning met liefde en ontzag bejegend als een slechte koning met afschuw benaderd.

[25] Uit de Bijbel wordt in ieder geval duidelijk dat een slechte vorst ook dezelfde macht van God krijgt, maar dan als straf en uiting van de toorn en oordeel van God.

[26] Het bewijs uit de Bijbel komt uit Daniël, waarin vaak wordt gezegd dat Nebukadnezar zijn koninkrijk van God heeft gekregen. Ook Samuël 8 laat doorschemeren dat een koning onredelijk veel van zijn volk kan vragen, maar dat dit zonder protest moet worden gehoorzaamd.

Morgen lezen we boek IV.20.27 - IV.20.32

woensdag 16 december 2015

16-12; Boek IV.20.12 - IV.20.18

[12] Mensen kunnen de tegenwerping maken bij Calvijn dat er voor zijn leer van oorlogvoeren geen getuigenis te vinden is in het NT. Dat klopt; maar de aanleiding tot oorlogvoeringen zijn niet weggenomen. De Bijbel in het NT is ook niet bedoeld om dit soort dingen te leren, maar gaat over het koninkrijk van God. En misschien betekent dat er niets over gezegd wordt wel dat er niets is veranderd ten opzichte van vroeger. Johannes zei volledig christelijk dat soldaten wel hun plicht moesten uitoefenen en tevreden moesten zijn. Overheden moeten het algemeen belang dienen en terughoudend zijn in oorlog en straf, liever deernis betonen tegen mensen van dezelfde natuur. Dit geldt ook voor garnizoenen, verbonden met andere landen en versterkingen in steden.

[13] Belastingen en accijnzen zijn legitieme inkomsten voor een vorst. Dit geld mag door hem niet alleen gebruikt worden om zijn werk te doen, maar ook om te leven op een niveau dat past bij een koning of vorst. In de Bijbel is te lezen dat dit niet tegengesteld is aan vroomheid. Desondanks moeten de vorsten wel weten dat het geld van hun volk is, het mag niet verspild worden. Ze moeten zich tegenover God kunnen verantwoorden hierover. Aan de andere kant wordt het volk geleerd om niet te snel te mopperen over de financiën van hun vorst.

[14] Na de overheid is in de regering de wetten het belangrijkste, zonder dit kan de overheid niet bestaan, net als wetten niet zonder overheid kunnen bestaan. Dit neemt Calvijn over van Cicero. Calvijn gaat geen wetboek neerpennen, maar geeft kort aan welke wetten een vroom persoon voor God kan gebruiken en door welke wetten men onder mensen goed geregeerd kan worden. Het is namelijk een verontrustende dwaling om te zeggen dat en staat die anders is ingericht dat de wetten van Mozes geen goede staatsinrichting is. We moeten de onderverdeling van de Wet van Mozes in zeden, ceremoniën en rechten goed in de gaten houden. En ook weten dat ceremoniën en rechten ook betrekking hebben op de zeden, maar een kniesoor die hier een groot punt van maakt.

[15] De zedenwet vertelt dat we God zuiver en vroom moeten dienen en liefhebben, en dat we andere mensen oprecht moeten liefhebben. Ceremoniële wet was de afschaduwing van Christus en de leerschool van Joden, hieruit zijn de ceremoniën verdwenen, maar de daarin geleerde vroomheid behouden. De burgerlijke wet had hier ook wel mee te maken en ondersteunde de zedenwet, maar alle volken mogen wel naar inzicht en omstandigheden eigen wetten hebben zolang ze de zedenwet ook ondersteunen. Veel wetten hebben de barbaarsheid en onmenselijkheid al ingetoomd.

[16] Bij alle wetten moeten we opletten wat er in die wet afgekondigd wordt en de billijkheid waarop zij steunt, die de rechtmatigheid aan de wet geeft. De zedenwet, die de Wet van God is, is het getuigenis van de wet van de natuur en van het geweten van ieder mensenziel. Deze zedenwet hoort dan ook het richtsnoer te zijn van iedere wet. Alle wetten in vroegere tijden waren in die zin al gelijk, maar bijvoorbeeld met straffen lieten ze verschillende mate of soorten zien. Dit kan komen door omstandigheden. Maar het is niet zo dat mensen de wetten van een land vergeleek met de wet van Mozes, het is deels gevormd door omstandigheden. Ook is de wet van Mozes niet direct voor alle landen gegeven, maar voor een bepaald volk in een bepaalde omstandigheid.

[17] Veel mensen vinden dat christenen niet op eigen rechten mogen beroepen en dus voor de rechter komen met hun zaak. Maar Paulus vertelt ons dat de overheid de bediening van God is en goed voor ons is. Een weldaad die we mogen gebruiken. Er zijn wel mensen die uit bittere haat en wraak rechtszaak na rechtszaak voeren. Dit is weer misbruik van de regel.

[18] Een geoorloofde zaak heeft een juist gebruik nodig. Een mens mag zijn zaak bepleiten voor een rechter, als het maar niet gebeurt uit haat of verbitterdheid. Liever onrecht lijden dan onrecht doen. Dat is een zeldzaamheid, maar Calvijn wil voorkomen dat iets goeds door ons toedoen wordt verpest.

Morgen lezen we boek IV.20.19 - IV.20.26

dinsdag 15 december 2015

15-12; Boek IV.20.8 - IV.20.11

[8] Personen kunnen en mogen niet kiezen welke regeringsvorm ze het liefst willen hebben. vaak is de huidige vorm een kwestie van omstandigheden. Sowieso hebben regeringsvormen allemaal hun nadelen hebben.  Maar Calvijn heeft toch een voorkeur voor een aristocratie, al dan niet gemengd met een democratie. Dit komt ook voor in de Bijbel waar in de tijd van David het volk Israël ook adel had. Het is onzinnig om de ene vorm te kiezen terwijl men in een andere vorm zit, de wereld wordt in stand gehouden door een ongelijke verdeling van staatsvormen.

[9] Alle regeringsvormen beginnen met een godsdienst, er zijn nooit regeringsambten geweest die hun uitgangspunt niet namen in een religie. Dat leren we van Cicero. Daarom moeten we dus ook niet schamen om ons uitgangspunt voor de regering te nemen in allebei de tafels van de Wet. In de Bijbel zien we ook dat koningen geprezen worden als ze de godsdienst in stand houden. Ook de tweede tafel is belangrijk, er wordt aangespoord om recht en gerechtigheid te betrachten in de samenleving. Ze moeten goede mensen belonen en slechte mensen straffen, iets wat we ook leren uit de werken van de oude Grieken en Romeinen, maar ook al in JEremia klinkt als ene oproep aan de overheid.

[10] Maar het probleem van de christelijke overheid is de vraag of vroomheid en de doodstraf samen gaan. Er staat in de Wet dat er niet gedood mag worden. Maar omdat de overheid het zwaard van God heeft gekregen is een doodstraf een terechte straf, is het de wraak van God uitoefenen door de overheid. Dit wordt ook gedemonstreerd door Mozes, David en Salomo. De goddelozen moeten verdreven worden uit de stad van God. Goddelozen en schuldigen niet vervolgen is geen juiste houding en niet juist optreden. Desondanks moet er wel een balans gezocht worden tussen buitensporige wreed en mild optreden van een vorst.

[11] Overheden hebben de macht om de rust en vrede te bewaren en mogen dus mensen vervolgen den straffen die door rebellie een bedreiging vormen voor de rust en vrede. Zo is ook een oorlog gerechtvaardigd. De vorsten dragen wapens om de rust en vrede in hun eigen gebied te handhaven, maar ook om in oorlog te verdedigen als ze worden aangevallen.

Morgen lezen we boek IV.20.12 - IV.20.18

maandag 14 december 2015

14-12; Boek IV.10.2 - IV.20.7

Dit is de laatste week van Lectio Calvini. Het gedeelte over de overheid en waarin een uitwerking komt van het twee-rijkenleer van Calvijn.

[2] De heerschappij van de wereld en de heerschappij van Christus zijn twee verschillende zaken, maar we moeten ook niet doen alsof deze niks met elkaar te maken hebben. Vooral de geestdrijvers zagen rechtspraak als onrein, iets waar een christen niks meer mee te maken heeft. Calvijn stelt hiertegenover dat het geen tegenpolen zijn. We ontwaren in dit leven al iets van het eeuwige, maar het zal pas later ten volheid komen. Dan zullen de regels overbodig zijn, maar nu zijn we onderweg en hebben we een overheid nodig die de ware leer en de Kerk beschermt en rechtvaardigheid te richten onder burgers. Wie dit wegneemt, neemt datgene wat een mens tot mens maakt weg.

[3] Een overheid is net zo nodig als licht, brood, water en lucht. Misschien nog wel harder omdat een overheid moet zorgen voor de eer van de godsdienst en de beschaafde omgang tussen burgers. Niemand moet verrast worden dat de zorg voor de welordening van de godsdienst bij wereldlijk bestuur ligt. Dit is namelijk handhaven en niet bepalen. Een overheid moet drie zaken doen die Calvijn zal behandelen in dit hoofdstuk. Maar eerst kijkt hij naar de soort wetten.

[4] De overheid is een verordinering van God en God heeft het overheidsambt hoog zitten. In het OT worden overheden goden genoemd, wat wel moet duiden dat ze God vertegenwoordigen en in zekere zin Zijn plaatsvervangers op aarde zijn. Alle overheden zijn door voorzienigheid en ordinantie door God aangesteld. Daarom noemt Paulus de overheid gaven van God. Een ovehreid is in Gods ogen heilig en geoorloofd, zelf aan God gewijd.

[5] De geestdrijvers zeggen dat er in het verleden koningen en richters waren, maar dat het volk dat nodig had omdat het nog niet ontwikkeld was. Het past niet meer bij de volmaaktheid die Christus bracht met het Evangelie. Dit is dom en hoogmoedig, want ze laten niks zien van volmaaktheid. Ook is het zo dat er in de Bijbel niet wordt gevraagd om afstand te doen van het regeerambt om als normale burger verder te gaan, maar de macht aan Christus te onderwerpen. Ook in het NT moet Timotheüs bidden voor de koningen, en stelt daarmee de Kerk onder hun hoede.

[6] Voor de ambtsdragers zelf moet dit een stimulans en een troost zijn. Ze werken namens God en dit moet hen aansporen om eerlijk en ijverig aan de gang te gaan. Maar ze moeten ook niet alleen verantwoording afleggen aan het volk, maar ook als God die tussen de goden/regeerders oordeelt.

[7] Dit negeren en de overheid honen is God zelf honen. Ook zegt Jezus niet in Luk. 22 dat de gelovigen helemaal geen ambt mogen bekleden, maar dat ze hun hoogmoed moeten laten varen. Alle ambten zijn goed, er is er geen één die niet van God komt.

Morgen lezen we boek IV.20.8 - IV.20.11

vrijdag 11 december 2015

11-12; Boek IV.19.33 - IV.20.1

[33] Onderdiakenen doen nu geen nuttige dingen, in tegenstelling tot de armenzorg die hun verantwoordelijkheid vroeger was. De inwijding bestaat uit het overhandigen van beker, schalen, kannen en een handdoek. Dat is niet echt iets waarin de Heilige Geest zit. Alle kritiek samen te vatten op de sacramentele wijding is dat er alleen sprake van een Sacrament kan zijn als de handeling de belofte zichtbaar maakt. Maar als er geen belofte en instelling te vinden is, is de handeling, de ceremonie dus nutteloos.

[34] Het huwelijk is het laatste niet-Sacrament. Het is een instelling van God beaamt Calvijn, maar dat zijn beroepen als bakker en kapper ook. De roomsen zeggen dat het huwelijk een Sacrament is omdat het een teken van de geestelijke vereniging is van Christus met de Kerk. Maar het woord teken dat ze hier gebruiken zou moeten leiden dat ze ieder beeld dat gebruikt wordt in de Bijbel tot een Sacrfament maken, zoals het mosterdzaad dat een beeld is van d
het Koninkrijk der hemelen, etc.

[35] Een argument van de roomsen is een uitleg van Efeze 5:28-32. Maar dit is wel op een verkeerde manier gedaan. De mannen wordt de liefde van Christus tot Zijn Kerk voorgehouden. Het mysterie hiervan is groot, maar dit slaat meer op de verbintenis van Christus met Zijn Kerk, dat de Kerk echt vlees van Zijn vlees en gebeente van Zijn gebeente is dan op het huwelijk. Anders verwissel je hemel en aarde.

[36] Er zitten twee denkfouten in het huwelijk zien als een Sacrament. Ten eerste is het een vertaalkwestie. In Efeze gebruikt Paulus het Griekse woord mysterion, dat mysterie betekent, maar in het Latijn in plaats van met arcanum(geheim, verborgenheid), is vertaald met sacrament, het verkeerde woord voor geheim. Ten tweede wordt het huwelijk hooggeprezen, maar in eerder schrijven vuiligheid en onrein genoemd. En het is gek dat de priesters geen huwelijk mogen hebben als het een Sacrament is. Andersom is het gek dat het huwelijk en specifiek de geslachtsgemeenschap een Sacrament is, maar dat de Heilige Geest er niet in aanwezig is.

[37] Met het Sacrament van het huwelijk hebben de roomsen ook de regelgeving betreffende de huwelijken naar zich getrokken en hier zoveel onzinnige regels bij verzonnen. Sommige zijn onzinnig, sommige gaan tegen de regels van Mozes en het recht van volken in.

[1] Het laatste hoofdstuk van de Institutie gaat over de overheid. Eerder heeft Calvijn genoemd dat een mens op twee manier bestuurd wordt. Nu gaat het over de manier waarop de mens in tijdelijke zaken bestuurd wordt. Calvijn moet ook in dit opzicht opkomen voor het ware geloof omdat het wordt aangevallen door anabaptisten aan de ene kant en machiavelliaanse politici aan de andere kant. De anabaptisten maken verkeerd gebruik van het begrip van de christelijke vrijheid. Jezus kan geen koning zijn als de christen een andere koning van het land moet erkennen. Maar wie een onderscheiding erkent tussen lichaam en ziel en vergankelijk en eeuwig leven weet dat het geestelijk koninkrijk van Christus verschilt van een geordend maatschappelijk leven. Voorbeeld is Paulus' spreken over de slaaf die blijkbaar desondanks zijn positie als slaaf leeft in christelijke vrijheid.

Volgende week lezen we boek IV.20.2 - IV.20.7

donderdag 10 december 2015

10-12; Boek IV.19.26 - IV.19.32

[26] Calvijn gaat verder met het afkeuren van de tonsuur. Er zitten ook wat gekke kanten aan, het wordt gekoppeld aan het nazireeërsschap, maar dan zou het volgens Calvijn gewoon een Joodse ceremonie zijn, niet een ceremonie voor de Kerk. Het voorbeeld van het scheren van het hoofd in Hand. 18 is niet duidelijk wie nou het hoofd schoor, en als het Paulus was, was het uit naastenliefde voor zwakke broeders. Maar de roomsen willen het hoofd scheren omwille de heiligheid, dat is een tweede Jodendom oprichten.

[27] Bij Augustinus is te lezen dat geestelijken hun haren moesten knippen omdat ijdeltuiten hun haren lang lieten groeien en geestelijken niet verwijfd over mochten komen. Dit werd ook gehandhaafd toen de Europa werd gekerstend en er volken bij kwamen die hun haar lang lieten groeien. In slechtere tijden werd dit dus onderdeel van een bijgeloof.  En dat willen ze nu maken tot een Sacrament. Het is volgens Calvijn gek om alle lagere wijdingen tot een Sacrament te willen maken, met al hun rituelen en attributen. Ze zijn door mensen verzonnen.

[28] De priester, diaken en onderdiaken worden geschaard onder de hogere wijdingen of de heilige orden. Priester en presbyter zijn in de zaak hetzelfde. De roomsen hebben hiervan iemand gemaakt die het offer van Christus' lichaam moet brengen en bij zijn wijding een schaal hosties krijgt en zijn handen gezalfd worden, zonder bewijs voor deze instelling in de Bijbel. Het is de naam priester willen afpakken van Jezus, in Hem zijn wel weliswaar priesters, maar dan om Hem te loven en eren. Een rooms priesterschap is wel God onterend, zeker als je daar een Sacrament van wil maken. Het ambt van presbyter komt uit de Schrift en is een betrouwbaar teken van genade. Het gaat om Evangelie verkondiging en het weiden van de kudde. De genade van de Heilige Geest is er om de leiding over de Kerk te kunnen voeren.

[29] Het teken hiervan is dat Jezus over de discipelen blaast en de Heilige Geest belooft(Joh. 20). Dit is niet gedaan om bij een priesterwijding te herhalen, maar als een eenmalig teken. Wie dit wel wil imiteren vervalt tot spottende na-aperij.

[30] De zalving van de handen is een na-aperij van de priesterwijding van de zonen van Aäron, de grondlegging van hun orde. Maar juist de priesterwijding was een voorafschaduwing van het priesterambt van Christus. Zo staan ze Jezus in de weg. En waarom vullen ze de Kerk dan niet met dieroffers. De zalving is zo erger dan de besnijdenis, zeker als mensen hier iets verdienstelijks van maken.

[31] Het is de vraag van Calvijn waarom ze zo hangen aan de zalving met olie, dat een geestelijke stempel zou zetten. Het is een teken zonder woord, en als er een woord bij wordt gevonden, waarom dan niet de priesterkleding, de offers en de heiliging van de priester in hun kleren en oorlellen? De roomsen proberen een samengestelde godsdienst te maken van jodendom, christendom en heidendom. Bij de wijding hoort ook de handoplegging, wat volgens Calvijn misschien wel een Sacrament kan zijn, maar dan weer niet zoals het toneelstukje dat de roomsen opvoeren.

[32] De diakenen zijn op zich niet verkeerd, als ze maar een voorbeeld nemen aan de diakenen uit de vroege Kerk, niet zoals ze in Calvijns tijd waren. Het takenpakket is niks meer van wat het vroeger was. En de wijding lijkt haast op een apostelwijding dat die onevenredig is met de rang van diaken in de ambten.

Morgen lezen we boek IV.19.33 - IV.20.1