vrijdag 18 december 2015

18-12; Boek IV.20.27 - IV.20.32

[27] Als we Jeremia 27 lezen wordt vrij expliciet de macht aan Nebukadnezar gegeven, terwijl het een tiran is. Daarom mogen christenen niet denken dat ze geen onderdanen zijn als de koning zich niet als hun koning gedraagt. Calvijn benadrukt dat opstand geen optie is.

[28] Dit is niet een gebod voor de Israëlieten, het gaat over de persoon waarvan duidelijk is dat God hem de macht heeft gegeven. Jeremia roept op om te bidden voor de overwinnaars, want in hun vrede ligt de vrede van de ballingen. Ook David waagde het niet de gezalfde Saul aan te raken.

[29] Calvijn is zo breedsprakig over dit onderwerp omdat hij mensen wilt leren dat mensen niet het voorwerp van kritiek moeten zijn, maar dat we tevreden zijn met de mensen die namens Gods wil op die plaats zitten. Het is ook niet zo dat mensen alleen goede koningen hoeven te gehoorzamen. Dat werk ook niet zo in gezinnen. Veeleer moeten mesen zich verootmoedigen want ze hebben zo'n vorst verdiend. Ootmoet zal het ongeduld intomen. Uiteindelijk zal God de vorst oordelen.

[30] Maar God stuurt af en toe ook een leider om het bewind aan te pakken, zo waren er in de tijd van de Bijbel bepaalde koningen die van Godswege de lagere machten aan banden legden, zoals koningen op mogen treden tegenover stadhouders.

[31] Mensen mogen niet in opstand komen, God zorgt wel voor een ander die beteugeld. Dit betekent niet dat er bepaalde regelingen, volksvertegenwoordigers die de macht van de koning begrenzen, ongedaan moeten worden. Dat is hun taak en hun misdaad als ze het nalaten.

[32] Uiteraard is de gehoorzaamheid aan de vorst alleen voor zover het samenvalt met de gehoorzaamheid aan God. Als de vorst iets zegt tegen het gebod van God in heeft dit geen enkele waarde. Ook dit is te zien in de Bijbel. Je mag dus ook niet de volledige gehoorzaamheid aan de koning garanderen. Dit is wel een lastige spagaat, maar Petrus zegt dat we de hemel meer moeten gehoorzamen dan God. En Christus heeft ons duur vrijgekocht, we moeten ons dan gen slaven laten maken van menselijke begeertes.

Soli Deo Gloria

donderdag 17 december 2015

17-12; Boek IV.20.19 - IV.20.26

[19] Het recht is een goed dat rein is voor de reinen. Wie dit ontkent moet ook wel iets vinden van Paulus die zich beroept op de keizer en op zijn Romeins staatburgerschap. Christenen moeten zich ver houden van wraakzucht in de rechtbanken. Hij moet naar de rechtbank komen om de plannen van een misdadiger te beletten en de schade aan de staat te beperken. Men moet niet afwachten op de wraak van God, de wraak van de overheid is de wraak van God.

[20] Christenen moeten zich niet verzetten tegen onrecht, volgens de woorden van Christus. Ze moeten de rechterwang toekeren in het besef dat ze liever meer onrecht moeten verkiezen dan kwaad met kwaad te vergelden. Christenen worden geboren om met smaad en laster van de allerergste mensen overladen te worden. Desondanks christenen wel hun onderkleed mee moeten geven en hun vijanden vergeven, mogen ze wel de overheid aanwenden om iemand te stoppen, zelfs als dit alleen maar kan met de doodstraf.

[21] Paulus had, in tegenstelling tot wat de tegenstanders van Calvijn beweren, ook geen afkeer van procederen, maar wel van de procedeerzucht van sommige korintiërs. Als iemand zich in een rechtbank kan verantwoorden en op zijn recht kan pleiten zonder de naastenliefde te schaden is daar niks mis mee, maar christenen zouden liever afstand doen van hun recht dan de afstand naar de rechtbank af te leggen en daar door de emoties zijn broeder leren te haten.

[22] Het is de plicht van de onderdanen om het ambt van hun overheid hoog te achten. Ze moeten de overheid zien als dienaren en afgezanten van God. De overheid moet geëerd worden, niet alleen uit vrees omdat verzet simpelweg zinloos is, maar ook omdat hun macht van God afkomstig is.

[23] Dit is de reden waarom een christen een overheid gehoorzaam moet zijn en bereid zijn om te dienen door belasting te betalen, in het leger te dienen, en bevelen in het algemeen op te volgen.

[24] Maar dat is met goede koningen, je hebt ook gewetenloze tirannen. En het is gezond en menselijk dat men een goede koning met liefde en ontzag bejegend als een slechte koning met afschuw benaderd.

[25] Uit de Bijbel wordt in ieder geval duidelijk dat een slechte vorst ook dezelfde macht van God krijgt, maar dan als straf en uiting van de toorn en oordeel van God.

[26] Het bewijs uit de Bijbel komt uit Daniël, waarin vaak wordt gezegd dat Nebukadnezar zijn koninkrijk van God heeft gekregen. Ook Samuël 8 laat doorschemeren dat een koning onredelijk veel van zijn volk kan vragen, maar dat dit zonder protest moet worden gehoorzaamd.

Morgen lezen we boek IV.20.27 - IV.20.32

woensdag 16 december 2015

16-12; Boek IV.20.12 - IV.20.18

[12] Mensen kunnen de tegenwerping maken bij Calvijn dat er voor zijn leer van oorlogvoeren geen getuigenis te vinden is in het NT. Dat klopt; maar de aanleiding tot oorlogvoeringen zijn niet weggenomen. De Bijbel in het NT is ook niet bedoeld om dit soort dingen te leren, maar gaat over het koninkrijk van God. En misschien betekent dat er niets over gezegd wordt wel dat er niets is veranderd ten opzichte van vroeger. Johannes zei volledig christelijk dat soldaten wel hun plicht moesten uitoefenen en tevreden moesten zijn. Overheden moeten het algemeen belang dienen en terughoudend zijn in oorlog en straf, liever deernis betonen tegen mensen van dezelfde natuur. Dit geldt ook voor garnizoenen, verbonden met andere landen en versterkingen in steden.

[13] Belastingen en accijnzen zijn legitieme inkomsten voor een vorst. Dit geld mag door hem niet alleen gebruikt worden om zijn werk te doen, maar ook om te leven op een niveau dat past bij een koning of vorst. In de Bijbel is te lezen dat dit niet tegengesteld is aan vroomheid. Desondanks moeten de vorsten wel weten dat het geld van hun volk is, het mag niet verspild worden. Ze moeten zich tegenover God kunnen verantwoorden hierover. Aan de andere kant wordt het volk geleerd om niet te snel te mopperen over de financiën van hun vorst.

[14] Na de overheid is in de regering de wetten het belangrijkste, zonder dit kan de overheid niet bestaan, net als wetten niet zonder overheid kunnen bestaan. Dit neemt Calvijn over van Cicero. Calvijn gaat geen wetboek neerpennen, maar geeft kort aan welke wetten een vroom persoon voor God kan gebruiken en door welke wetten men onder mensen goed geregeerd kan worden. Het is namelijk een verontrustende dwaling om te zeggen dat en staat die anders is ingericht dat de wetten van Mozes geen goede staatsinrichting is. We moeten de onderverdeling van de Wet van Mozes in zeden, ceremoniën en rechten goed in de gaten houden. En ook weten dat ceremoniën en rechten ook betrekking hebben op de zeden, maar een kniesoor die hier een groot punt van maakt.

[15] De zedenwet vertelt dat we God zuiver en vroom moeten dienen en liefhebben, en dat we andere mensen oprecht moeten liefhebben. Ceremoniële wet was de afschaduwing van Christus en de leerschool van Joden, hieruit zijn de ceremoniën verdwenen, maar de daarin geleerde vroomheid behouden. De burgerlijke wet had hier ook wel mee te maken en ondersteunde de zedenwet, maar alle volken mogen wel naar inzicht en omstandigheden eigen wetten hebben zolang ze de zedenwet ook ondersteunen. Veel wetten hebben de barbaarsheid en onmenselijkheid al ingetoomd.

[16] Bij alle wetten moeten we opletten wat er in die wet afgekondigd wordt en de billijkheid waarop zij steunt, die de rechtmatigheid aan de wet geeft. De zedenwet, die de Wet van God is, is het getuigenis van de wet van de natuur en van het geweten van ieder mensenziel. Deze zedenwet hoort dan ook het richtsnoer te zijn van iedere wet. Alle wetten in vroegere tijden waren in die zin al gelijk, maar bijvoorbeeld met straffen lieten ze verschillende mate of soorten zien. Dit kan komen door omstandigheden. Maar het is niet zo dat mensen de wetten van een land vergeleek met de wet van Mozes, het is deels gevormd door omstandigheden. Ook is de wet van Mozes niet direct voor alle landen gegeven, maar voor een bepaald volk in een bepaalde omstandigheid.

[17] Veel mensen vinden dat christenen niet op eigen rechten mogen beroepen en dus voor de rechter komen met hun zaak. Maar Paulus vertelt ons dat de overheid de bediening van God is en goed voor ons is. Een weldaad die we mogen gebruiken. Er zijn wel mensen die uit bittere haat en wraak rechtszaak na rechtszaak voeren. Dit is weer misbruik van de regel.

[18] Een geoorloofde zaak heeft een juist gebruik nodig. Een mens mag zijn zaak bepleiten voor een rechter, als het maar niet gebeurt uit haat of verbitterdheid. Liever onrecht lijden dan onrecht doen. Dat is een zeldzaamheid, maar Calvijn wil voorkomen dat iets goeds door ons toedoen wordt verpest.

Morgen lezen we boek IV.20.19 - IV.20.26

dinsdag 15 december 2015

15-12; Boek IV.20.8 - IV.20.11

[8] Personen kunnen en mogen niet kiezen welke regeringsvorm ze het liefst willen hebben. vaak is de huidige vorm een kwestie van omstandigheden. Sowieso hebben regeringsvormen allemaal hun nadelen hebben.  Maar Calvijn heeft toch een voorkeur voor een aristocratie, al dan niet gemengd met een democratie. Dit komt ook voor in de Bijbel waar in de tijd van David het volk Israël ook adel had. Het is onzinnig om de ene vorm te kiezen terwijl men in een andere vorm zit, de wereld wordt in stand gehouden door een ongelijke verdeling van staatsvormen.

[9] Alle regeringsvormen beginnen met een godsdienst, er zijn nooit regeringsambten geweest die hun uitgangspunt niet namen in een religie. Dat leren we van Cicero. Daarom moeten we dus ook niet schamen om ons uitgangspunt voor de regering te nemen in allebei de tafels van de Wet. In de Bijbel zien we ook dat koningen geprezen worden als ze de godsdienst in stand houden. Ook de tweede tafel is belangrijk, er wordt aangespoord om recht en gerechtigheid te betrachten in de samenleving. Ze moeten goede mensen belonen en slechte mensen straffen, iets wat we ook leren uit de werken van de oude Grieken en Romeinen, maar ook al in JEremia klinkt als ene oproep aan de overheid.

[10] Maar het probleem van de christelijke overheid is de vraag of vroomheid en de doodstraf samen gaan. Er staat in de Wet dat er niet gedood mag worden. Maar omdat de overheid het zwaard van God heeft gekregen is een doodstraf een terechte straf, is het de wraak van God uitoefenen door de overheid. Dit wordt ook gedemonstreerd door Mozes, David en Salomo. De goddelozen moeten verdreven worden uit de stad van God. Goddelozen en schuldigen niet vervolgen is geen juiste houding en niet juist optreden. Desondanks moet er wel een balans gezocht worden tussen buitensporige wreed en mild optreden van een vorst.

[11] Overheden hebben de macht om de rust en vrede te bewaren en mogen dus mensen vervolgen den straffen die door rebellie een bedreiging vormen voor de rust en vrede. Zo is ook een oorlog gerechtvaardigd. De vorsten dragen wapens om de rust en vrede in hun eigen gebied te handhaven, maar ook om in oorlog te verdedigen als ze worden aangevallen.

Morgen lezen we boek IV.20.12 - IV.20.18

maandag 14 december 2015

14-12; Boek IV.10.2 - IV.20.7

Dit is de laatste week van Lectio Calvini. Het gedeelte over de overheid en waarin een uitwerking komt van het twee-rijkenleer van Calvijn.

[2] De heerschappij van de wereld en de heerschappij van Christus zijn twee verschillende zaken, maar we moeten ook niet doen alsof deze niks met elkaar te maken hebben. Vooral de geestdrijvers zagen rechtspraak als onrein, iets waar een christen niks meer mee te maken heeft. Calvijn stelt hiertegenover dat het geen tegenpolen zijn. We ontwaren in dit leven al iets van het eeuwige, maar het zal pas later ten volheid komen. Dan zullen de regels overbodig zijn, maar nu zijn we onderweg en hebben we een overheid nodig die de ware leer en de Kerk beschermt en rechtvaardigheid te richten onder burgers. Wie dit wegneemt, neemt datgene wat een mens tot mens maakt weg.

[3] Een overheid is net zo nodig als licht, brood, water en lucht. Misschien nog wel harder omdat een overheid moet zorgen voor de eer van de godsdienst en de beschaafde omgang tussen burgers. Niemand moet verrast worden dat de zorg voor de welordening van de godsdienst bij wereldlijk bestuur ligt. Dit is namelijk handhaven en niet bepalen. Een overheid moet drie zaken doen die Calvijn zal behandelen in dit hoofdstuk. Maar eerst kijkt hij naar de soort wetten.

[4] De overheid is een verordinering van God en God heeft het overheidsambt hoog zitten. In het OT worden overheden goden genoemd, wat wel moet duiden dat ze God vertegenwoordigen en in zekere zin Zijn plaatsvervangers op aarde zijn. Alle overheden zijn door voorzienigheid en ordinantie door God aangesteld. Daarom noemt Paulus de overheid gaven van God. Een ovehreid is in Gods ogen heilig en geoorloofd, zelf aan God gewijd.

[5] De geestdrijvers zeggen dat er in het verleden koningen en richters waren, maar dat het volk dat nodig had omdat het nog niet ontwikkeld was. Het past niet meer bij de volmaaktheid die Christus bracht met het Evangelie. Dit is dom en hoogmoedig, want ze laten niks zien van volmaaktheid. Ook is het zo dat er in de Bijbel niet wordt gevraagd om afstand te doen van het regeerambt om als normale burger verder te gaan, maar de macht aan Christus te onderwerpen. Ook in het NT moet Timotheüs bidden voor de koningen, en stelt daarmee de Kerk onder hun hoede.

[6] Voor de ambtsdragers zelf moet dit een stimulans en een troost zijn. Ze werken namens God en dit moet hen aansporen om eerlijk en ijverig aan de gang te gaan. Maar ze moeten ook niet alleen verantwoording afleggen aan het volk, maar ook als God die tussen de goden/regeerders oordeelt.

[7] Dit negeren en de overheid honen is God zelf honen. Ook zegt Jezus niet in Luk. 22 dat de gelovigen helemaal geen ambt mogen bekleden, maar dat ze hun hoogmoed moeten laten varen. Alle ambten zijn goed, er is er geen één die niet van God komt.

Morgen lezen we boek IV.20.8 - IV.20.11

vrijdag 11 december 2015

11-12; Boek IV.19.33 - IV.20.1

[33] Onderdiakenen doen nu geen nuttige dingen, in tegenstelling tot de armenzorg die hun verantwoordelijkheid vroeger was. De inwijding bestaat uit het overhandigen van beker, schalen, kannen en een handdoek. Dat is niet echt iets waarin de Heilige Geest zit. Alle kritiek samen te vatten op de sacramentele wijding is dat er alleen sprake van een Sacrament kan zijn als de handeling de belofte zichtbaar maakt. Maar als er geen belofte en instelling te vinden is, is de handeling, de ceremonie dus nutteloos.

[34] Het huwelijk is het laatste niet-Sacrament. Het is een instelling van God beaamt Calvijn, maar dat zijn beroepen als bakker en kapper ook. De roomsen zeggen dat het huwelijk een Sacrament is omdat het een teken van de geestelijke vereniging is van Christus met de Kerk. Maar het woord teken dat ze hier gebruiken zou moeten leiden dat ze ieder beeld dat gebruikt wordt in de Bijbel tot een Sacrfament maken, zoals het mosterdzaad dat een beeld is van d
het Koninkrijk der hemelen, etc.

[35] Een argument van de roomsen is een uitleg van Efeze 5:28-32. Maar dit is wel op een verkeerde manier gedaan. De mannen wordt de liefde van Christus tot Zijn Kerk voorgehouden. Het mysterie hiervan is groot, maar dit slaat meer op de verbintenis van Christus met Zijn Kerk, dat de Kerk echt vlees van Zijn vlees en gebeente van Zijn gebeente is dan op het huwelijk. Anders verwissel je hemel en aarde.

[36] Er zitten twee denkfouten in het huwelijk zien als een Sacrament. Ten eerste is het een vertaalkwestie. In Efeze gebruikt Paulus het Griekse woord mysterion, dat mysterie betekent, maar in het Latijn in plaats van met arcanum(geheim, verborgenheid), is vertaald met sacrament, het verkeerde woord voor geheim. Ten tweede wordt het huwelijk hooggeprezen, maar in eerder schrijven vuiligheid en onrein genoemd. En het is gek dat de priesters geen huwelijk mogen hebben als het een Sacrament is. Andersom is het gek dat het huwelijk en specifiek de geslachtsgemeenschap een Sacrament is, maar dat de Heilige Geest er niet in aanwezig is.

[37] Met het Sacrament van het huwelijk hebben de roomsen ook de regelgeving betreffende de huwelijken naar zich getrokken en hier zoveel onzinnige regels bij verzonnen. Sommige zijn onzinnig, sommige gaan tegen de regels van Mozes en het recht van volken in.

[1] Het laatste hoofdstuk van de Institutie gaat over de overheid. Eerder heeft Calvijn genoemd dat een mens op twee manier bestuurd wordt. Nu gaat het over de manier waarop de mens in tijdelijke zaken bestuurd wordt. Calvijn moet ook in dit opzicht opkomen voor het ware geloof omdat het wordt aangevallen door anabaptisten aan de ene kant en machiavelliaanse politici aan de andere kant. De anabaptisten maken verkeerd gebruik van het begrip van de christelijke vrijheid. Jezus kan geen koning zijn als de christen een andere koning van het land moet erkennen. Maar wie een onderscheiding erkent tussen lichaam en ziel en vergankelijk en eeuwig leven weet dat het geestelijk koninkrijk van Christus verschilt van een geordend maatschappelijk leven. Voorbeeld is Paulus' spreken over de slaaf die blijkbaar desondanks zijn positie als slaaf leeft in christelijke vrijheid.

Volgende week lezen we boek IV.20.2 - IV.20.7

donderdag 10 december 2015

10-12; Boek IV.19.26 - IV.19.32

[26] Calvijn gaat verder met het afkeuren van de tonsuur. Er zitten ook wat gekke kanten aan, het wordt gekoppeld aan het nazireeërsschap, maar dan zou het volgens Calvijn gewoon een Joodse ceremonie zijn, niet een ceremonie voor de Kerk. Het voorbeeld van het scheren van het hoofd in Hand. 18 is niet duidelijk wie nou het hoofd schoor, en als het Paulus was, was het uit naastenliefde voor zwakke broeders. Maar de roomsen willen het hoofd scheren omwille de heiligheid, dat is een tweede Jodendom oprichten.

[27] Bij Augustinus is te lezen dat geestelijken hun haren moesten knippen omdat ijdeltuiten hun haren lang lieten groeien en geestelijken niet verwijfd over mochten komen. Dit werd ook gehandhaafd toen de Europa werd gekerstend en er volken bij kwamen die hun haar lang lieten groeien. In slechtere tijden werd dit dus onderdeel van een bijgeloof.  En dat willen ze nu maken tot een Sacrament. Het is volgens Calvijn gek om alle lagere wijdingen tot een Sacrament te willen maken, met al hun rituelen en attributen. Ze zijn door mensen verzonnen.

[28] De priester, diaken en onderdiaken worden geschaard onder de hogere wijdingen of de heilige orden. Priester en presbyter zijn in de zaak hetzelfde. De roomsen hebben hiervan iemand gemaakt die het offer van Christus' lichaam moet brengen en bij zijn wijding een schaal hosties krijgt en zijn handen gezalfd worden, zonder bewijs voor deze instelling in de Bijbel. Het is de naam priester willen afpakken van Jezus, in Hem zijn wel weliswaar priesters, maar dan om Hem te loven en eren. Een rooms priesterschap is wel God onterend, zeker als je daar een Sacrament van wil maken. Het ambt van presbyter komt uit de Schrift en is een betrouwbaar teken van genade. Het gaat om Evangelie verkondiging en het weiden van de kudde. De genade van de Heilige Geest is er om de leiding over de Kerk te kunnen voeren.

[29] Het teken hiervan is dat Jezus over de discipelen blaast en de Heilige Geest belooft(Joh. 20). Dit is niet gedaan om bij een priesterwijding te herhalen, maar als een eenmalig teken. Wie dit wel wil imiteren vervalt tot spottende na-aperij.

[30] De zalving van de handen is een na-aperij van de priesterwijding van de zonen van Aäron, de grondlegging van hun orde. Maar juist de priesterwijding was een voorafschaduwing van het priesterambt van Christus. Zo staan ze Jezus in de weg. En waarom vullen ze de Kerk dan niet met dieroffers. De zalving is zo erger dan de besnijdenis, zeker als mensen hier iets verdienstelijks van maken.

[31] Het is de vraag van Calvijn waarom ze zo hangen aan de zalving met olie, dat een geestelijke stempel zou zetten. Het is een teken zonder woord, en als er een woord bij wordt gevonden, waarom dan niet de priesterkleding, de offers en de heiliging van de priester in hun kleren en oorlellen? De roomsen proberen een samengestelde godsdienst te maken van jodendom, christendom en heidendom. Bij de wijding hoort ook de handoplegging, wat volgens Calvijn misschien wel een Sacrament kan zijn, maar dan weer niet zoals het toneelstukje dat de roomsen opvoeren.

[32] De diakenen zijn op zich niet verkeerd, als ze maar een voorbeeld nemen aan de diakenen uit de vroege Kerk, niet zoals ze in Calvijns tijd waren. Het takenpakket is niks meer van wat het vroeger was. En de wijding lijkt haast op een apostelwijding dat die onevenredig is met de rang van diaken in de ambten.

Morgen lezen we boek IV.19.33 - IV.20.1

woensdag 9 december 2015

09-12; Boek IV.19.20 - IV.19.25

[20] Over de zalving/laatste oliesel, we hebben geen Sacrament daarin zoals we wel Sacramenten hebben die door God zijn ingesteld en aan ons verbonden zijn. Anders zou de besnijdenis ook een Sacrament van de Kerk zijn. Maar de zalving was dan als handeling meegegeven aan de apostelen. Nu kan feitelijk iedere olie de kracht van de Heilige Geest zijn. Maar dit kan dus niet, vanwege de definitie van Sacramenten die Calvijn hanteert.

[21] Maar goed zelfs als Jacobus dit wel als Sacrament bedoelde, zitten de roomsen er nog naast omdat ze de zalving pas toedienen als de zieke halfdood is, tot op het uiterste van de ziekte. Ook zou het dan door ouderlingen en niet door de priesters toegepast mogen worden nadat de bisschop er allemaal rituelen mee heft uitgespookt. Jakobus zegt dat de gebeden verhoord zullen worden als de zieke door ouderlingen gezalfd wordt. Maar ook de geschiedenis laat andere zaken zien, Van Innocentius, de paus ten tijde van Augustinus, mochten alle christenen in geval van nood zichzelf of een andere gelovige zalven.

[22]Over de wijdingen wordt het was lastiger. Dit is één rooms Sacrament met 7 onderverdelingen of kleine sacramentjes. Deurwachters, lezers, exorcisten, acolieten, onderdiakenen, diakenen en priesters. Dit vaak op basis van de zevenvoudige gaven van de Geest in Jes. 11:2(in het Latijn zijn dit er zeven terwijl de letterlijke tekst 6 gaven kent). Ook is het maar net welke schrijver je pakt of het er 7 of negen zijn en of tonsuur en bisschop er wel of niet bij horen. Dat gebeurt er dus als je los van het Woord gaat redeneren.

[23] Ook hebben de roomsen zeer speculatief alle ordeningen aangewezen in het leven van Jezus, zodat Hij alle ambten ook Zelf had. Calvijn vindt dit te onbenullig om te weerleggen.

[24] Desondanks worden deze ambten weer gedelegeerd aan armen en kinderen. Eigenlijk doet zo'n iemand alles tot het moment dat hij de titel zelf krijgt. Ook zegt Calvijn dat de exorcisten zelf vaker bezeten zijn dan geesten uitdrijven. Alles over de zevenvoudige ambten is uiteindelijk kletspraat.

[25] Ook de wijdingsceremonie kan Calvijn niet bekoren, vooral de tonsuur, het scheren van de schedel. Het moet een kroon zijn als symbool van het koninklijk priesterlijk geslacht van 1 Petr. 2:9. Of het kan nog zoveel andere symbolische betekenissen hebben. Alsof het voorhangsel niet is gescheurd. Calvijn zou liever hebben dat ze uitvoerden dan symbolen bedachten.

Morgen lezen we boek IV.19.26 - IV.19.32

dinsdag 8 december 2015

08-12; Boek IV.19.14 - IV.19.19

[14] Calvijn behandelt nu de boetedoening, of de penetentie. Dit is op een andere plaats in de Institutie al eerder behandeld (boek III.3-5). Het is een door mensen gemaakt Sacrament dat voor veel verwarring en onduidelijkheid zorgt bij mensen. In de vroegere tijd was het een handoplegging bij boetelingen door de bisschop voor terugkeer in de gemeente. En vaak ook door de hele geestelijkheid. Het was onderdeel van de tucht en Calvijn vindt het een menselijke inzetting, een ceremonie waar hij niet per se tegen is.

[15] De roomsen en de scholastieke theologen hebben een Sacrament geconstrueerd van de penetentie. Het uiterlijke teken is een Sacrament van de innerlijke penetentie, de berouw van het hart. Dit is de zaak van het Sacrament. Maar dit klopt niet volgens de definitie van Sacramenten, die Calvijn ontleent aan Augustinus.

[16] Volgens Calvijn hadden ze beter van de absolutie een Sacrament kunnen maken, inclusief een ingebouwde zekering dat het alleen effectief is bij de goede mensen die het Sacrament dan in geestelijke zin zouden ontvangen, net zoals bij het roomse Avondmaal.

[17] De penetentie wordt ten onrecht voor een Sacrament gehouden. Het is dus een menselijke ceremonie en er komt geen belofte van God bij. De belofte die er wel bij zit is een slecht uitgelegde verklaring van Hieronymus. De Doop geeft genade die door de zonde kapot kan worden gemaakt en weer door de  penetentie gerepareerd kan worden. Eerder is het zo dat de Doop het Sacrament van de boetedoening is en voor de rest van iemands leven de zekerheid geeft dat er vergeving is voor alle zonden. Dat is het zegel van Gods trouw en genade

[18] Een ander verzinsel is het laatste oliesel, dat aan mensen bediend wordt in hun laatste levensuren. Het is gebaseerd op Jak. 5:14-15, en het feit dat als de apostelen uitgezonden worden, ze waarschijnlijk ook zieken genazen met olie. Daarvoor is het Sacrament, vergeving van zonden en lichamelijke verlichting. Maar de roomsen hebben het gemaakt tot een zinloze na-aperij van de apostelen. Deze gingen vrij om met de uiterlijke vormen, en als ze olie gebruikten zal dit als beeld zijn geweest om ongeschoolden op de Heilige Geest en Zijn  gaven te wijzen. Maar de genezingen waren voor hen om te doen in hun tijd, die zijn niet meer bij ons nu.

[19] Er is geen reden om het laatste oliesel als Sacrament te zien. Het is net zo zinnig om speeksel en stof , of badwater van Siloam als Sacrament te zien als men van de olie van Jakobus uitgaat. Maar het zwaarst weegt voor Calvijn dat God weliswaar nog steeds geneest, maar de krachten van genezing ècht bij de apostelen hoorden en nu niet meer voorkomen.

Morgen lezen we boek IV.19.20 - IV.19.25

maandag 7 december 2015

07-12; Boek IV.19.7 - IV.19.13

De 49ste week van Lectio Calvini, de een na laatste week, zo zijn we net voor de feestdagen klaar met het lezen van dit werk. Zo is het nog wel te doen.

[7] Het ging over het Sacrament van de zalving bij de confirmatie, een rooms bedacht Sacrament. Als dit een Sacrament is, zou het moeten blazen op de discipelen dit ook moeten zijn omdat de Heilige Geest hiermee werd gegeven door Jezus(Joh. 10). Dat Jezus dit deed, betekent niet dat wij het na ouden moeten doen. En dan nog, wie zegt dat er echt de kracht in de olie zit die de roomsen eraan toeschrijven? Olie is van tijdelijke aard en heeft niks te maken met de geestelijke aard van het koninkrijk. Dit geldt ook voor water, wijn en brood. Deze houden hun substantie, het zijn voorbijgaande tekens, maar door het Woord van God worden ze geheiligd om Sacramenten te zijn en ons geestelijk onderwijs te geven.

[8] In de confirmatie wordt de genade in de gelovige vermeerdert om hem toe te rusten voor de strijd. In de Doop is de persoon wedergeboorte, maar nog niet toegerust voor de strijd. Calvijn vindt dit een dwaling en te kort doen aan de Doop. In de Bijbel  staat dat de apostelen allang de Geest hadden, maar dat er wordt bedoeld dat er zichtbare werkingen en genadegaven waren toen de Geest werd uitgestort op Pinksteren. De duivel liegt dat er in de confirmatie wordt gegeven wat er niet in de Doop zou zitten. Zo verduistert de confirmatie de Doop.

[9] Een christen is pas een volwaardige christen als hij de handoplegging van de bisschop heeft gekregen en gezalfd is. Calvijn spot ermee en zegt dat het onderwijs van Christus dus pas compleet is door de zalf. En de martelaren en apostelen zijn geen christen. En waarom maken de roomsen dan geen haast om meer mensen te zalven, dat is nu in de christenheid ook een minderheid die gezalfd is.

[10] Sommigen achten de confirmatie hoger dan de Doop, dat vindt Calvijn natuurlijk niet leuk, zoals het felle stukje uitdrukt. Sommige roomsen hangen de waarde van de confirmatie op aan het feit dat deze in tegenstelling tot de Doop niet door een priester, maar door een bisschop wordt bediend. Dit is donatisme volgens Calvijn. Ook zijn de redenen waarom alleen een bisschop dit mag doen niet consequent. Het is spelen met de teksten van de apostelen die ene keer worden beschouwd als priester en andere keer als een soort apostel. En in de geschiedenis was het ook iets voor priesters, als we in een brief van Gregorius lezen.

[11] Calvijn herinnert de lezer eraan dat de wirwar van ceremonieën de oorspronkelijke bedoeling van God verduisterd heeft, de confirmatie vindt hij een typisch voorbeeld. Calvijn acht de Doop oneindig veel meer waard dan de confirmatie, desondanks de duurdere olie. Dit laat allen maar de afzetterij zien. Ook baat het niet dat er door de apostelen bij de handoplegging zichtbare tekens te zien waren, dit is namelijk bij hun confirmatie afwezig.

[12] Een beroep op de oude Kerk werkt ook niet. Niet alleen moet een Sacrament van God vandaan komen en niet vanuit mensen, maar de kerkvaders spreken over twee Sacramenten. Ze spreken wel over handoplegging, maar niet als Sacrament. En de Geest wordt hierbij gegeven door de band van de vrede aan ketters, daarom hoeven ze niet opnieuw gedoopt te worden. Context van citaten zijn belangrijk.

[13] Als we nu maar eens aan de oudere instelling bleven vasthouden, dat de confirmatie niet met de Doop, maar met de catechese te maken had. Kinderen en jonge mensen moeten de leer aangeleerd krijgen door een op te stellen standaardtekst waarna ze bevraagd kunnen worden op alle belangrijke onderwerpen waar de gemeente mee dient in te stemmen. Calvijn denkt aan kinderen van 10 jaar. Dit zou ook ouders aansporen om hun kinderen niet te verwaarlozen in de leer. Ook bereik je hiermee veel overeenstemming over de leer en was er een sort methodische leerschool voor het geloof.

Morgen lezen we boek IV.19.14 - IV.19.19

vrijdag 4 december 2015

04-12; Boek IV.19.1 - IV.18.6

En dan nu over de sacramenten die geen sacramenten zijn.

[1] Nu gaat Calvijn in tegen de algemene opvatting van vijf sacramenten. Calvijn zal ze bespreken zonder alle opsmuk erbij. De discussie moet dan beginnen over het woord Sacrament, je kan met andere zaken een woord kiezen en het definiëren naar believen, maar het woord Sacrament is anders. De roomse theologen hanteren de definitie van een Sacrament dat het een zichtbare gestalte van een onzichtbare genade is. Het zijn vaten van de Heilige Geest, instrumenten tot gerechtigheid en oorzaken om genade te verkrijgen. Di geldt wat hun betreft niet voor de Sacramenten uit het OT. Het woord wordt wel toegepast op willekeurige rituelen als het laatste oliesel en bijzonder geacht omdat het een Sacrament zou zijn. Maar Calvijn treft geen belofte en gevel aan in de Bijbel voor het laatste oliesel.

[2] Een Sacrament is bedoeld voor een mensengeweten te sterken met een beloften. En alleen God kan van Zichzelf getuigen en kan dus Sacramenten instellen. Je moet wel een onderscheid maken tussen Sacramenten en ceremoniën, anders worden de manieren die de heiligen in de Bijbel deden opeens een Sacrament. Calvijn vindt het bijzaken, maar merkt wel nadelige gevolgen van de verwarring tussen Sacrament en ceremonie.

[3] Het doet Calvijn niks dat men de Oude Kerk als argument erbij haalt, nergens wordt een melding gedan van zeven Sacramenten, ook is het niet bekend wanneer de zeven de Kerk zijn binnengeslopen. Vroeger was het woord Sacrament wel wat losser gebruikt. Maar het blijkt in ieder geval uit werk van Augustinus dat er sowieso twee waren, Doop en Avondmaal en dat er over andere Sacramenten hiernaast wordt gezwegen.

[4] De comfirmatie, dit was voor de kinderen van gelovigen een punt dat ze geloofsbelijdenis aflegden voor de bisschop, waarna ze de handen opgelegd krijgen. Calvijn verwart hier volgens de voetnoten he gebruik van ketters die weer in de Kerk worden opgenomen en niet opnieuw gedoopt hoeven te worden. Mijns insziens bedoelt Calvijn alleen te zeggen dat het handen opleggen en bevestigen van volwaardig gemeentelid zijn te maken met de Doop, maar niet als een handeling los van de Doop. Er wordt niet nieuwe genade aangezegd. Dat is in de Doop al gebeurd

[5] Later is dit dus een Sacrament geworden, de confirmatie. Dit zou de genade van de Doop vermeerderen. Er wordt gezalfd en mensen worden toegesproken. Maar er is geen woord van in de Bijbel te vinden. De vraag die Calvijn stelt o de confirmatie als Sacrament uit de mensen of uit de hemel is.

[6] Maar de roomsen voeren het voorbeeld van de apostelen aan in Hand. 8. De Samaritanen kregen de heilige Geest door de handoplegging. Calvijn denkt eerder dat de handoplegging een teken was van bijzondere aanbeveling bij God, een ceremonie, niet een diepere verborgenheid. Het hoorde dan ok bij de apostelen, maar de apostelen en de wondertekens die ze verrichtten door handoplegging zijn nu niet meer in de Kerk. Niet dat de Kerk zonder iets is gebleven, ze heeft het Woord.

Volgende week maandag lezen we boek IV.19.7 - IV.19.13

donderdag 3 december 2015

03-12; Boek IV.18.14 - IV.18.20

[14] Calvijn heeft betoogt dat Christus de enige priester en het enige offer is. Het is daarom godlasterlijk en misdadig om te denken met de mis vergeving van zonden te verdienen. En wie dan voor een geldbedrag een mis voor iemand op verzoek uitvoert is als een soort Judas. Ze zijn geen priesters die moeten bemiddelen tussen het volk en God.

[15] Het doet Calvijn denken aan wat Plato schrijft in het tweede boek van de Staat. Daar bespot hij misdadigers die doen alsof ze met offers een akkoordje met de goden sluiten om door te kunnen gan met misdaden. Iedereen weet dat misdadigers verkeerde dingen doen, en wie hierom een mis bestelt maakt het tot een makkelijke weg om de zaakjes met God te regelen. En dat terwijl ze tirannen waren.

[16] Het offer van Christus was een verzoenoffer. Nu wil Calvijn het hebben over een andere categorie offers, dankoffers. Dit is de liefde aan andere gemeenteleden, de liefde voor God in Zijn leden van zijn Lichaam. In de tweede plaats al het gebed, lof en dank en ons dienen van God. Dit kan niet buiten de Kerk bestaan. Dit is wat Paulus aanduidt met de redelijke of geestelijke godsdienst(Rom. 12:1) en staan tegenover de vleselijke offers van de Wet van Mozes.

[17] Maar ook onder de uiterlijke tucht van de Wet bleek regelmatig dat dit ook de offers waren die de Kerk met het Joodse volk gemeen had. Gebed en zang worden offers genoemd. Deze offers moeten gebracht worden bij het Avondmaal, dan zijn de christenen het koninklijk geslacht van priesters(1 Petr. 2:9). Door christus brengen wij het lofoffer van Zijn Naam te belijden.

[18] Kort samengevat, de heilige mis is een middel van Satan geweest tegen de Kerk en een bron van hoererij. Het was een bron van misbruik die in schril contrast staat met de pretentie van de mis.

[19] Vanaf de NT-tijd zijn er twee Sacramenten geweest en die zullen er altijd blijven. Eén Doop die een keer bediend wordt om binnen de gemeente te komen en Avondmaal om Christus Zijn gezin steeds opnieuw geestelijk voedt.ER zijn geen andere Sacramenten ingesteld. En omdat mensen niet in zichzelf in staat zijn om een toezegging van het heil te doen, dat kan alleen God, kan er ook geen mens een Sacrament toevoegen. Wat een Sacrament is een belofte van heil.

[20] De Joden hadden meerdere veranderende tekens om aan te duiden dat ze datgeen wat erachter ag moesten zoeken. dit is niet in de christelijke Kerk zo, wij even in die zin in geestelijke overvloed. Dat de Kerk in de laatste tijd of laatste dagen leeft betekent dat er geen nieuwe leer of openbaring bij komt. Dat moet je ook niet verwachten. We moeten wachten op de openbaring van God zoals Hij is en Zijn koninkrijk. Een nieuw Sacrament invoeren zou het vermengen zijn van wijn met water, zodat het verschraalt, of zuurdesem bij het brood, zodat het verzuurd. Dit is al gebeurd toen het Avondmaal de mis met al zijn ceremonieën en pracht en praal werd ingesteld. En de Doop wordt zwaar ondergewaardeerd.

Morgen lezen we boek IV.19.1 - IV.19.6

woensdag 2 december 2015

02-12; Boek IV.18.9 - IV.18.13

[9] De mis met al zijn misstanden wordt niet bevolen in de Bijbel en kwam ook niet voor in de vroege Kerk. Het is de vraag van Calvijn hoe de voorstanders van de mis dit kunnen volhouden met dit besef. Ook omdat in Hebr. 5:4 staat dat niemand anders dan een afstammeling van Aäron zich priester mag laten noemen indien hij geroepen wordt.

[10] Bij de kerkvaders is er geen steun te vinden voor de mis. Weliswaar gebruiken ze het woord offer, maar zeggen er vrijwel direct na dat het de herinnering aan het ene offer is. Dit wordt aan de hand van een aantal Augustinuscitaten bewezen.

[11] Desondanks zijn er wel andere kerkvaders die niet helemaal vrij te pleiten zijn van een soort van fout. Door de schildering van de gekruisigde Christus voor hun ogen werden sommige toch meer geneigd tot een soort herhaling of vernieuwing van het offer dan de zuivere ordinantie van God bedoelde. Sommige kerkvaders lieten zich teveel leiden door het Joodse voorbeeld. In de voetnoten van mijn editie staan bijvoorbeeld Cyrillus van Jeruzalem, Chrysostromus en Gregorius I.

[12] Feitelijk zijn de offers uit het OT en de Eucharistie in het NT voorstellingen van dezelfde zaak. Maar wat werd geofferd in het OT als voorafbeelding, daarvan worden de vruchten uitgedeeld in het NT. Daarom hebben we geen altaar, maar een tafel en geen priesters, maar dienaren die aan ons uitdelen. We moeten denken dat het Avondmaal meer gaat over God dan over mensen en dat we daarom alleen naar God moeten luisteren.

[13] Als Calvijn het heeft onder offer kan dit een hoop betekenen, gewoonweg alles wat hoe dan ook aan God geofferd wordt. Maar Calvijn heeft het uit de vele Bijbelse categorieën offers juist over het zoen offer, die een voorafschaduwing waren van Christus en daarom Gods toorn verstilde. Hierom verwierven ze ook geen genade, maar omdat het een voorafbeelding was van het ene offer dat genoeg was, werd het bevolen.

Morgen lezen we boek IV.18.14 - IV.18.20

dinsdag 1 december 2015

01-12; Boek IV.18.2 - IV.18.7

[2] Het priesterschap is de eer van de onsterfelijke Jezus. Hij is een priester naar de orde van Melchizedek. Dit betekent dat Hij geen opvolger nodig heeft, zoals de priesters uit het Ot, die stierven en een opvolger nodig hadden. Ook zijn de priesters van Calvijns tijd ook niet de zaakwaarnemers. De priesters verdedigen zichzelf met Melchizedek, de brood en wijn aan Abraham zou een voorafschaduwing zijn van de mis. Dit is exegetisch niet hart te maken. Ook laat de apostel in Hebreeën zien dat het niet gaat om het eten en drinken, maar om de zegening die Melchizedek geeft aan Abraham. Er zijn geen tegenargumenten tegen dezelfde apostel dat het priesterschap onder de mensen is opgeheven in Christus, die nu de eeuwige en enige priester is.

[3] De mis is een miskenning van het lijden en sterven van Jezus aan het kruis. Hetzelfde offer dagelijks brengen impliceert dat het kruis niet genoeg was, dat er wat bij gedaan moet worden. Maar juist de Hebreeënbrief benadrukt dat het kruis voor een keer genoeg was, Christus heeft met één offer de gelovigen geheiligd. Ook Jezus zelf aan het kruis zegt dat het volbracht is. Nu is het tegenargument dat het niet meerdere offers zijn, maar hetzelfde offer dat telkens herhaald wordt, maar volgens de Bijbel hoeft het offer niet herhaald te worden. We hoeven niet het offer op Golgotha met dagelijkse hernieuwde offers op nieuw te bekrachtigen, maar we moeten de vruchten ervan meegedeeld krijgen in prediking en Heilig Avondmaal.

[4] Desondanks vindt Calvijn het de moeite waard om andere argumenten nog voorbij te laten komen. De profetie van Maleachi wordt erbij gehaald(1:11), overal in de wereld komt een brandoffer in de naam van de HEER. Maar dit is het spreken van de profeten met beelden uit de ceremoniële wet om de werkelijkheid van het Evangelie uit te drukken in de beelden van die tijd. Zo ook de drie altaren in Assyrië, Egypte en Juda die opgericht worden(Jesaja 19, 21, 23, 24). Zou dit niet vervuld zijn in het rijk van Christus, waar zouden deze anders moeten staan en wanneer zijn ze opgericht, moeten deze tempels dan voor rijke mensen opgericht worden?


[5] De mis doet het offer van Jezus in de vergetelheid raken. Dat komt omdat het een ander testament is. De dood van een persoon bekrachtigt een testament, dus met het telkens opnieuw doden van Jezus komen er testamenten bij. Hierdoor raakt de enige en ware dood van Jezus in vergetelheid. Het is niet zo dat de priesters over het leven en dood van Jezus beschikken, maar het is wel een consequentie van hun absurde leerstuk.

[6] De mis onthoudt ons van de vruchten van de dood van Christus. Dit komt doordat er met ieder nieuw offer nieuwe verlossing en vergeving beschikbaar is. Het Avondmaal is ingesteld om te herinneren aan het ene gebrachte offer, en niet om stil te staan bij de handeling van het Avondmaal. Het is een gedenkteken aan het ene offer.

[7] Calvijns laatste bezwaar tegen de mis is dat het Avondmaal wordt verdrongen, het wordt van een gave van God aan ons gemaakt tot een prijs die men aan God betaalt. Het Sacrament werd ingesteld om ons voortdurend tot leven te maken omdat alles volbracht is wat nodig is voor ons heil. Maar het geluid van de mis laat horen dat het offer iedere dag gebracht moet worden wil het iets voor ons betekenen.

[8] Particuliere missen zijn een bespotting van de inzetting van het Avondmaal, dit is bedoeld om in het breken van het brood en delen hiervan lichaam van Christus te zijn. Dit kan niet in je eentje, en als je het wel doet is het onduidelijk voor wie en waarom je het doet. Zonder gemeenschap is er alleen maar vervalsing en imitatie van het Avondmaal.

Morgen lezen we boek IV.18.8 - IV.18.13