dinsdag 30 juni 2015

30-06; Boek III.13.4 - III.14.5

[4] De kracht van de belofte ligt ook in het geloof, niet in de verdiensten. De belofte van God vindt zijn grond in Gods ontferming. Zo is er in de prediking niet waaraan je hoeft te twijfelen(Augustinus). Dus de beloften zijn alleen van kracht als ze in vertrouwen met geloof worden aangenomen, hiertegenover staan twijfel en je gerustheid vinden in werken. Christenen hebben hun zekerheid te vinden in Christus. [5] Aan de hand van Paulus wordt dit nog eens bevestigd door Calvijn. Hij is m.i. wat breedsprakig over dit onderwerp.

[1] Nu een stuk antropologie, er zijn vier soorten mensen ten opzichte van de rechtvaardiging.
- Mensen in afgodendienst zonder kennis van God.
- Ingewijde mensen(gedoopt), maar leven niet volgens Gods wil. Naamchristenen.
- Geveinsden, mensen die moedwillig de boel bedriegen(waar die van soort 2 te onderscheiden zijn wordt hopelijk uitgewerkt, want ik zie het nu niet.
- Echt weder geboren mensen die heilig proberen te leven.
Bij de eerste soort mensen is er geen gerechtigheid te vinden. Ze kunnen indrukwekkende daden doen en eerbaar leven, maar het gaat om de bron waar dit alles uitvloeit, hun hart.

[2] Uiteraard zijn alle deugden aan hen geschenken van God, we mogen ook wel in die zin goede en slechte mensen zien. Ongelovigen die fatsoenlijk leven moet je niet voor de dictators en losbandige mensen houden. Uiterlijke deugden hebben hun waarden en daarom beloont God deze met tijdelijke goederen.

[3] Maar Augustinus heeft ook gelijk, dat tegelijkertijd deze mensen straf verdienen, omdat ze dit alles alleen maar uit eerzucht en eigenliefde nastreven. De onzuiverheid van hun hart zorgt ervoor dat de deugden in de oorsprong aangetast zijn. Ze hebben geen oog voor het doel dat God in Zijn wijsheid aanwijst.

[4] Buiten Christus is er geen leven, geen deugd. Augustinus zegt dat het geloof van wat eerst goede werken leken, zonde maakt. Dat het beter is te hinken op de weg dan te rennen naast de weg. Zonder de gemeenschap met Christus is er geen heiligmaking

[5] De ongelovige mens is dood en kan niks bijdragen qua werken. De mens is tot niets in staat. Hiervan getuigt de Bijbel vaak en duidelijk. Als we dit belijden ontzeggen we onszelf de gerechtigheid en belijden we echt dat Christus gekomen is om zondaren te roepen en niet de rechtvaardigen die met hun eigen werken komen aanzetten.

Morgen lezen we boek III.14.6 - III.14.11

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

maandag 29 juni 2015

29-06; Boek III.12.6 - III.3.3

Week 26 van Lectio Calvini, gaat lekker!

[6] Ootmoed is de totale ontlediging van het zelf, wie nog een klein beetje rechtvaardiging achter houdt is niet ootmoedig en is zelfs niet bescheiden. Ootmoed is verslagen neerliggen in je armoede. Het gaat om de verbrijzeling van het hart, die je het onmogelijk maakt om op te staan.

[7] De vergelijking van de tollenaar spreekt boekdelen(Luk. 18) De tollenaar heeft oprechte verootmoediging. De farizeeër erkent dat zijn gerechtigheid een gave van God is, maar de manier waarop hij hiermee omgaat leidt hem direct weg van het aangezicht van God als onwelgevallig en gehaat. Ons hart zit zo dus direct op slot en kan de barmhartigheid niet ontvangen. Jezus is gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar de zondaren.

[8] We moeten ons ontdoen van de ongevoeligheid voor zonden en de toorn van God, als ook van vertrouwen in onszelf, om tot Christus te vluchten en door Hem vervuld te worden. We kunnen alleen getroost worden als we niet van alle troost in onszelf afzien.

[1] Gods eer staat als een huis en hier is niks aan af te dingen. Wie in zichzelf roemt doet Gods eer te kort, dit laat de Bijbel ook vaak genoeg zien. Gods eer wordt op de juiste manier gezien als God als enige rechtvaardig wordt gezien.

[2]In jezelf roemen is tegen God roemen is de vuistregel van Calvijn. Tegenover God is zelfvertrouwen ongepast, want zo'n vertrouwen is roemen in zichzelf. Alles wat de mens aan rechtvaardigheid voor zichzelf claimt, rooft hij in dezelfde mate van de goddelijke gerechtigheid.

[3] "Wie al zeggen: ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben gereinigd van mijn zonde'?(Spr. 20:9) Van Calvijn mag je het proberen, maar bij gewetensonderzoek komt er genoeg bovendrijven om geoordeeld te worden naar zijn werken. Er kunnen dan twee dingen gebeuren, of rust vinden in Zijn oordeel, of bevangen worden dor de verschrikkingen van de hel. Ons geloof zou leeg zijn als de gerechtigheid uit de werken was. Mensen zullen zichzelf daarom of bedriegen of wanhopen. Maar geloof is moed putten uit een standvastige zekerheid en een onwrikbare gerustheid als vaste grond.

Morgen lezen we boek III.13.4 - III.14.5

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

vrijdag 26 juni 2015

26-06; Boek III.12.1 - III.12.5

[1]We moeten onze rechtvaarfigheid niet afmeten als voor een gewone rechtbank, maar voor de rechterstoel van God in de hemel, dat zorgt ervoor dat je niet hoog van jezelf opgeeft. Want daar is zo'n zuiverheid nodig die je niet bij mensen vindt. De heiligheid van God is zo groot dat God de heiligheid van de engelen nog niet genoeg vindt, niemand kan in die zin zo voor God komen. Daarom vindt Calvijn het vreemd dat veel mensen zo zorgeloos zijn terwijl ieder die de Wet niet onderhoudt, vervloekt is. Job stond te kijken van de heiligheid van God, die blijkbaar nog verder gaat dan alleen de onderhouding van de Wet.

[2]Mensen kunnen elkaar onderling goed vergelijken en daardoor roemen, maar wie naar God kijkt komt daar zo'n complete andere categorie tegen dat je wel begint te sidderen en zo heel snel het roemen in rechtvaardigheid afleert. God verafschuwt roemen in eigen rechtvaardigheid. [3]Dit is niet alleen bijbels, maar ook de manier hoe Bernardus van Clairvaux en Augustinus erover dachten. Die vertrouwden op Christus en niet op werken.

[4]In Gods oordeel zullen alle diepst verborgen gedachtes en gevoelens openbaar komen, God doorlicht de mens totaal. Het vertrouwen op God is het enige wat het geweten als toevluchtsoord kan ervaren. In zo'n streng oordeel helpen goede werken niet, de beste werken blijken nog onzuiver in Gods ogen.

[5]Mesen onderzoeken zichzelf altijd positiever dan God peilt. We moeten daarom in ons gewetenonderzoek voor de rechterstoel van God komen. Dit laat ons hart buigen voor God als voorbereiding op genade. Alleen wie alle verhevenheid van hart heeft laten varen kan genade genieten.

Volgende week gaan we beginnen met de tweede helft van het jaar en lezen we boek III.12.6 - III.13.3

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

donderdag 25 juni 2015

25-06; Boek III.11.18 - III.11.23

Calvijn laat ook op basis van een tekst uit Galaten(3:11)[18] dat je voor de gerechtigheid van de Wet werken van de Wet nodig hebt dus niet voor het geloof. Ook hier staan geloof en de Wet tegenover elkaar. Het geloof ontvangt de gerechtigheid die het Evangelie schenkt, vanwege Gods barmhartigheid

[19]Het probleem is dus dat de sofisten, of de tegenstanders van Calvijn, er wel in meegaan dat mensen door het geloof gerechtvaardigd wordt, het woordje 'alleen' is een probleem, omdat dit niet letterlijk in de tekst staat, maar wel uit de context blijkt van de teksten blijkt. Het staat er indirect dus, net zoals dat de gerechtigheid in het Evangelie wordt geopenbaard(Rom. 1:17), helemaal dus. Nu zijn er mensen die in navolging van Origenes de Wet alleen zien als de ceremoniële wet, en niet de morele wet. Maar dat klopt niet met wat de apostel zegt op meerdere plaatsen over de Wet. Er is kennis van zonde door de wet, hij werkt toorn, hij kan niet levndmaken e.d.

[20]De werken worden zo hoog aangeslagen omdat God ze goedkeurt. De werken zouden rechtvaardigen omdat God het wil. Voor de Wet zouden er dan ook geen rechtvaardige werken bestaan. Paulus roert dit aan omdat hierover gediscussieerd kon worden.
Er zijn ook mensen die zeggen dat geloof door de liede werkt en dus de liefde tot een verdienend iets maken. Dat is Calvijn ook een stap te ver, niet vanwege de liefde worden mensen gerechtvaardigd.

[21]Nu gaat Calvijn de uitspraak dat gerechtigheid in de vergeving van zonden bestaat uitdiepen. God is toorn op zondaars en op ons zolang we zondaars zijn. Zonden maken een scheiding tussen God en de mens, Gods gerechtigheid verdraagt niks van de zonde. Daarom moeten de zonde vergeven zijn wil God in verbinding met de mens komen.

[22] Vergeving van zonden en rechtvaardigheid worden vaak betrokken op verzoening(1 Kor. 5:19), zaligheid(Luk. 1:77). Ook is de uitdrukking te vinden bij Augustinus en Bernardus van Clairvaux.

[23] En dit komt omdat Christus's tussenkomst. We delen in de schatten van Christus, Deze laat ons delen in Zijn gerechtigheid en giet Hij over in ons vlees. Volgens mij is het belangrijke verbindende element hierin de mystica unio van III.11.10. We zijn als Jacob die zich in de kleren van Esau steekt om zo de zegen van Izaäk te krijgen.

Morgen lezen we boek III.12.1 - III.12.5

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

woensdag 24 juni 2015

24-06; Boek III.11.12 - III.11.17

De laatste weerleggingen van Osiander.

[12] Osiander heeft moeite met de twee naturenleer lijkt het. Alleen de goddelijke natuur is tot rechtvaardiging gegeven. Een argument hiervoor is dat Christus ons tot wijsheid is. Dit kan alleen slaan op de goddelijke natuur van Christus. Maar de Bijbel bedoelt hiermee dat de wijsheid en schatten aan geopenbaard zijn doordat Jezus liet zien wat Hij bij de Vader heeft. Het slaat dus niet op het wezen van Jezus, maar op wat wij aan Jezus hebben. Verdere kleinere weerleggingen; het is ook niet aan de macht van engelen of mensen om te rechtvaardigen, maar aan Gods inzetting. Christus de bron van het leven noemen omdat Hij de dood vernietigd heeft is niet Christus van Zijn eer beroven. Het is alleen de manier waarop deze tot de mensen komt die Calvijn lokaliseert in de dood en opstanding van Christus. God maakt ons heilig en rechtvaardig door in Christus' lichaam te planten en zo deel te hebben hieraan. Zo wordt Osiander weerlegd, de 'wezenlijke gerechtigheid' is een troosteloze dwaling.

[13]Na Osiander zijn de scholastici aan de beurt. Het merendeel van de mensen denkt nog in een rechtvaardiging door geloof en werken. Maar Paulus leert op twee plaatsen dat werken en geloof met elkaar in tegenstelling zijn(Fil. 3:8 e.v.) en dat werken niks te roemen geven(Rom 5:8). er is dus geen rechtvaardigheid uit geloof en werken.

Er zijn mensen[14] die een verschil maken tussen wedergeboren en onwedergeboren mensen, alleen de eerste kunnen werken  doen die bijdragen ter rechtvaardiging, dit zijn gaven van Christus en vruchten van de wedergeboorte. Maar ze gaan hier voorbij aan de tegenstelling van de Wet en het geloof. Ook maken ze geen onderscheid tussen rechtvaardiging en heiliging, waardoor de werken van de laatste niet meetellen in de rechtvaardiging.

[15]Er zijn scholastici die geloof zien als de innerlijke zekerheid dat God de verdienstelijke werken beloont. Gods genade is niet de toerekening van rechtvaardigheid, maar de Geest die helpt streven naar heiligheid. Het zoeken naar God is hier verkeerd begrepen. De fout zit  em in het betrekken van de rechtvaardiging en de Geest op de heiliging.

[16]De Bijbel leert dat we niet moeten kijken naar eigen werken, maar alleen moeten kijken naar Gods ontferming en Christus' volkomenheid. God ontfermt Zich over de zondaar zonder daartoe een reden te zien in de mens en de mens begrijpt dat alleen in Christus zijn volkomen gerechtigheid ligt.

[17] We moeten altijd de scherpe tegenstelling tussen Wet en Evangelie in de gaten houden. De Wet kent gerechtigheid toe op basis van werken, het Evangelie op basis van niets. Evangelie belooft op basis van genade, en de Wet op basis van werken. De Wet vereist liefde, en dat is datgene dat Gods Geest geeft. Maar omdat deze altijd in mensen onvolledig blijft, wordt deze ook niet gerekend als waarde of verdienste.

Morgen lezen we boek III.11.18 - III.11.23.

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

dinsdag 23 juni 2015

23-06; Boek III.11.9 - III.11.11

Osiander wordt verder onderzocht en weerlegd door Calvijn. [9] Calvijn laat namelijk zien dat de Schrift het vlees van Christus, dat is Zijn persoon, tot gerechtigheid die God welgevallig is, voor ons is gemaakt. Het gaat, net zoals in het Avondmaal, om de hele Christus.

De éénwording met Christus, de mystica unio, is het belangrijkste wat een christen kan hebben. Hierdoor krijgen wij alles wat Christus ons wil geven als ons Hoofd. Omdat christenen deel zijn van Zijn Lichaam delen we in Zijn gerechtigheid. De geestelijke verbintenis verschilt van de stoffelijke vermeninging die Osiander voorstaat.
Osiander betrekt dit ook op het Avondmaal en scheldt iedereen die het niet met hem eens is uit voor Zwingliaan(die zijn namelijk van oordeel dat Christus niet wezenlijk gegeten wordt in het Avondmaal). Osiander leert hierin ook vermenging, en ook dat Gods gerechtigheid hetzelfde is als God Zelf. Calvijn schrijft dit af omdat we pas na de Jongste Dag God gelijk zullen zijn en Hem zien zoals Hij is.

[11]Het is een onduidelijke en vrij nietszeggende leer van Osiander, maar we moeten het stuk dat we rechtvaardig zijn met God nog nader onderzoeken. Het ondermijnt het vrijmoedig aanroepen van God, omdat Osiander niks moet hebben van de toegerekende genade. Maar de Bijbel zet de rechtvaardiging neer in termen ontleend aan de rechtspraak en ergens anders dat de rechtvaardiging de vergeving van zonden is. Maar gerechtvaardigden die goddeloos blijven wil er bij Osiander niet in. Maar Calvijn leert dat dit geen bezwaar is als je de rechtvaardiging onderscheid van de wedergeboorte. De rechtvaardiging is van de totale mens, en de wedergeboorte is iedere dag stukje bij beetje en wordt voltooid in de hemel. Op deze manier kan een mens vrijmoedig God aanroepen desondanks de mens ook ziet dat hij te veroordelen is.


Morgen lezen we boek III.11.12 - III.11.7

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

maandag 22 juni 2015

22-06; Boek III.11.5 - III.11.8

Mijlpaal, week 25 van Lectio Calvini. Het rooster vermeldt 50 weken dus aan het einde van de week zitten we op de helft. Niet verkeerd, zo komen we er wel!
En wat later vandaag, ik had vanochtend geen ruimte om ergens de laptop en het dikke boek te parkeren.

[5] Over de gerechtigheid, Calvijn gaat nu Osiander weerleggen. Osiander heeft een eigen variant van Luthers' rechtvaardigingsleer, gebaseerd op de eenwording met Christus. Daarom is het de moeite waard om te weerleggen, daar Osiander niet leert dat we een zijn met Christus door de Geest. Osiander leert dat het wezen van God wezenlijk overvloeit in de mens. Calvijn erkent dat we inderdaad een zijn met Christus, maar dat het wezen van Christus met ons wezen vermengd wordt. In Christus woont de volheid, dus hebben we in Christus ook de Geest en de Vader en hoeven we niet naar ons wezen gerechtvaardigd te worden. Ook gaat Osiander de bietenbrug op door de naturen van God en mens met elkaar te vermengen. Rechtvaardiging is niet door het aanbieden van Christus, maar door vermenging met het goddelijke wezen.

[6]Osiander rekt de rechtvaardiging op door de wedergeboorte eronder te scharen. De heiliging lijkt niet nodig te zijn. Ook is de adoptie(aanneming tot kinderen, adoptie is een term die je bij de puriteinen vaker tegenkomt) iets anders dan de rechtvaardiging, maar wel hiermee verbonden. De Bijbel leert dat rechtvaardiging, aanneming tot kinderen en heiliging te onderscheiden onderdelen zijn. Dit komt omdat Osiander slecht exegetiseert. Ook ziet Osiander bij Abraham teveel als rechtvaardiging.

[7]Het geloof is niet een reden tot rechtvaardiging, dat beamen Calvijn en Osiander samen. Maar het geloof is een instrument, en niet Christus Zelf, zoals Osiander dit laatste leert. Het is niet het aarden vat dat een schat is geworden omdat er goud in zit, het is een aarden vat met een schat erin.

[8]De opvatting van Osiander is dat Christus alleen naar Zijn goddelijke natuur tot gerechtigheid is geworden. Dat zou betekenen dat de gerechtigheid gedeeld wordt met Vader en Geest, en dat Christus iets is geworden wat Hij van eeuwigheid al was. Zo kan Christus geen Middelaar zijn. Je moet Christus niet gaan opdelen. Maar Calvijn laat zien dat Christus tot gerechtigheid is geworden om Zijn bediening en gehoorzaamheid aan de Vader.

Morgen lezen we boek III.11.9 - III.11-11

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

vrijdag 19 juni 2015

19-06; Boek III.10.5 - III.11.4

Hoe we als christenen als pelgrims leven...
[5] wie niet veel heeft, moet dit rustig verdragen en niet laten opjagen door verlangen naar meer. Mensen die in gebrek aan iets heftig verlangen naar hetgeen ze missen hebben de neiging om in overvloed daarvan zondig ermee te pronken of erin te zwelgen. Ten derde moeten we weten dat we rekenschap moeten afleggen over alles wat we gebruiken. . Dus omgang met aardse goederen moet naastenliefde bevorderen en mag de mens niet sturen richting zaken die God verboden heeft in Zijn woord.]

[6] Als laatste geeft ook onze plaats in de samenleving een richting voor ons handelen, God heeft deze plaats gegeven. Dit is de roeping van ieder mens, roeping valt hier samen met beroep, maar ook met meer. Een huisvader is ook een roeping. Iedere roeping komt met eigen taken en plichten, zich hierop richten is de beste manier om orde in je leven te stellen.

Nieuw hoofdstuk over de rechtvaardiging door het geloof.
[1]Calvijn heeft nu uitvoerig laten zien hoe het geloof globaal werkt en dat geloof niet zonder werken kan blijven. Als dat duidelijk is, is het nu tijd om de rechtvaardiging goed uit te diepen. De rechtvaardiging is de grond van je zaligheid en reden tot vroomheid.

[2]Rechtvaardiging is de aanneming waarmee God ons  in genade aanneemt en voor rechtvaardig houdt. Zondaars kunnen niet voor zijn troon staan en zijn onderworpen aan Gods toorn. Een gerechtvaardigde wordt niet meer tot de zondaars gerekend.

[3]Dit is de definitie die de Bijbel overduidelijk geeft, ook zonder een onuitputtelijke hoeveelheid teksten. Uit Lukas in ieder geval heeft gerechtvaardigd worden te maken met God alle eer brengen die Hij verdient. Bij Bathseba is het aan smaad onderworpen zijn en tot verachtelijke en veroordeelde mensen gerekend worden, bij Paulus vinden we de duidelijkste uitwerkingen. Alsof iemand voor de rechtbank wordt geleid en vrijgesproken wordt van de aanklacht alsof zijn onschuld bewezen is.

[4]Volgens Paulus zit de rechtvaardiging in de vergeving van zonden. Het Evangelie is juist de boodschap dat God ons om Christus' wil in genade wil aannemen door onze zonden niet toe te rekenen.

Volgende week lezen we boek III.11.5 - III.11.8

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

donderdag 18 juni 2015

18-06; Boek III.9.5 - III.10.4

Calvijn geeft een boekentip: De Mortalitate van Cyprianus. [5] Hij vind het namelijk vreemd dat sommige christenen banger voor de dood zijn dan filosofen. Christenen zouden weliswaar een natuurlijke neiging tegen de dood moeten hebben, maar geen angst voor de dood. Dit aardse en gebrekkige leven wordt ingeruild voor het hemelse leven. We worden in de dood niet ontkleed, maar juist bekleed. Geestelijke groei betekent ook blij zijn over de dag van de dood en dag van de opstanding.

[6]Als christenen hun geest op de hemel richten is het voor hen makkelijker om staande te blijven in alle leed , ellende en vervolging en kunnen ze in navolging van Christus ook als schapen naar de slachtbanken geleid worden. En de goddelozen die nu al de tijd van hun leven hebben, al dan niet ten koste van gelovigen, zullen geoordeeld worden na de dood. Dit mag een troost voor christenen zijn. De kracht van de opstanding triomfeert in het hart van de gelovigen over de duivel, het vlees, de zonde en de goddelozen.

In het nieuwe hoofdstuk gaat Calvijn uiteenzetten hoe we moeten leven en hoe we de middelen daartoe moeten gebruiken.[1] De Bijbel omschrijft het leven als een pelgrimsreis, dat bepaalt hoe we om moeten gaan en maat houden met zaken voor noodzakelijk levensonderhoud en ontspanning. Er waren vroeger mensen die alleen niet noodzakelijke als geoorloofd zagen.  Met alle goede bedoelingen, maar het was wel te streng. Nu zijn er mensen die alle zaken aan het geweten over willen laten, maar de Schrift geeft wel algemene regels als richtlijn voor het persoonlijke geweten.

[2]Christenen moeten de spullen gebruiken waarvoor God ze gemaakt heeft. Bij voedsel gaat het niet alleen om voeding, maar God heeft er ook smaak en plezier in geschapen, kleding is niet alleen bedekking, maar ook sierlijkheid en eerbaarheid. God heeft schoonheid in de natuur gelegd.

[3]De mens heeft zintuigen van de Schepper gegeven en die mogen gebruikt worden ook. Maar deze vleselijke zintuigen kunnen ook lust oproepen en bovenmatig lustig worden. De regel is dat je God altijd moet kunnen danken. Dat kan je niet als je vreet en zuipt zodat je niet meer (vroom) je taken kan doen. Je kan ook God niet danken voor kleding(gebruik) waar je vol van jezelf door raakt.

[4]Maar uit de Bijbel komen hier duidelijke regels naar voren als het in het licht staat van het toekomende leven. Gebruik de wereld alsof je hem niet gebruikt, en verdraag armoede in kalmte en geduld net als overvloed in zelfbeheersing. Zo voorkom je dat aardse zaken het overdenken van het toekomende leven in de weg staan.

Morgen lezen we boek III.9.5 - III.10.4

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

woensdag 17 juni 2015

17-06; Boek III.8.11 - III.9.4

Calvijn markeert het verschil tussen hem en de Stoa[11]. Een christen onderwerpt zich niet aan Gods wil omdat het ontsnappen hieraan niet mogelijk is. Gods wil is recht en billijk en een christen wordt terecht erdoor getuchtigd. Het heeft dus niet te maken met een apatisch alles laten overkomen, maar met een dankbaar en kalm gemoed het kruis dat god ons te dragen geeft op ons nemen.

[1]Het is een kwestie van dit leven verachten en het komende leven te overdenken, zo komen we enigszins los van redeloze liefde tot het tijdelijke. Allerlei ellende en kruisdragen ontmaskert het aardse en tijdelijke als ijdel en houdt de blik open tot wat dit alles overstijgt. [2] De mens moet namelijk kiezen om de wereld als waardeloos te zien of om door haar on onbeheerste liefde gevangen gehouden te worden. Iedereen zal de korte duur van het menselijk leven zo nu en dan beamen, maar iedereen leeft alsof deze onsterfelijk is. Als God ons een kruis te dragen geeft moeten we dit leren en de wereld te verachten en ons zetten op het overdenken van het toekomende leven.

Maar[3] desondanks het leven te verachten is, mag dit niet leiden tot ondankbaarheid voor God die het leven geeft. God zegent ons met gaven en bereidt ons voor op het hemelse leven en daar komen we niet zonder een strijd hier op aarde te voeren.

[4]Andere mensen hebben ook ingezien dat het leven ellendig is en dat de dood de op één na beste manier is om dit leven te verlaten. Calvijn stemt in, maar omdat die mensen God niet kenden moesten ze wel vervallen tot wanhoop, wat een christen dan weer niet hoeft. Het tegenwoordige leven verbleekt bij het toekomende leven. De christen moet het tegenwoordige leven zonder gemor en geklaag minachten voor zover het hem in zonde houdt en van Gods tegenwoordigheid afhoudt.

Morgen lezen we boek III.9.5 - III.10.4

Lees deze en andere posts terug lectiocalvini.blogpost.

dinsdag 16 juni 2015

16-06; Boek III.3.8.4 - III.8.10

God geeft ook volharding[4] en laat het zichtbaar zijn in de levens van de heiligen. Volharding is een goede gave, maar deze gave moet dan wel worden gebruikt, dus is er een kruis te dragen zodat de volharding zichtbaar wordt.

[5] Ook is een kruis soms nodig om onze verlangens onder de duim te houden. Als de teugels worden gevierd is de mens geneigd om Gods juk van de schouders af te schudden. Een beetje verlichting wordt al snel het afweren. God leert ons het vlees te beteugelen door middel van het kruis.

[6] Als de Heer ons straft kan dat ook vanwege een zonde in het verleden zijn. In een tuchtiging meten we dus ons verleden nog eens doornemen en hieruit geduld halen. God kastijdt ons hier zodat we later niet gestraft hoeven te worden. Dan moeten we ook op Gods mildheid en goedheid blijven zien, God kastijdt opdat we er beter van worden en niet onszelf verharden zoals de goddelozen doen als God ze straft.

[7] Vervolging om de gerechtigheid is een groot voorrecht in de krijgsdienst voor God. Als we vervolgd worden om de gerechtigheid hebben we een grote schat in de hemel en is datgene wat normaal grote rampspoed is (ballingschap, eerverlies, gevangenschap) het grootste geluk.

[8] Dit moet ons aansporen om dit alles dankbaar uit de hand van God te ontvangen, hoe gek dat ook moge klinken. Deze blijdschap is geen compensatie, anders zou het geen kruisdragen meer zijn.

[9] Kruisdragen is iets anders dan ongevoelig zijn, christenen zijn geen stoïcijnen(http://nl.wikipedia.org/wiki/Stoa). Stoïcijnen omschrijven een onmenselijke volharding. Er zijn wel stoïcijnse christenen voor wie zuchten en klagen niet alleen zonde is, maar bedroefd en bekommerd zijn ook. Calvijn zegt dat dat vaak mensen met een gemakkelijk leven zijn. Christus zuchtte en weende ook en sprak de treurende zalig, zodat niemand dit kon afkeuren.

[10]Calvijn schrijft dit alles om christenen voor wanhoop te bewaren. Het is desalniettemin wel menselijk om een botsing te merken tussen het lijden en de volharding. Petrus ging ook de dood tegemoet maar zou waarschijnlijk aan de ene kant bang geweest zijn, aan de andere kant vurig van geest.

Morgen lezen we boek III.3.8.11 - 3.9.4

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

maandag 15 juni 2015

15-06; Boek III.7.8 - III.8.3

Week 24 van Lectio Calvini.

Calvijn gaat verder over de zelfverloochening, en dan te beginnen met het gedeelte dat betrekking heeft op God[8]. Allereerst moeten we ons oordeel en onze hartewensen overleveren aan God. God zal onze verlangens temmen en bedwingen, en blijkbaar dus niet vervullen. Mensen willen graag voorspoed verkrijgen en armoede voorkomen. Maar christenen moeten niet denken uit een andere bron dan de zegen van God voorspoed te krijgen, daar moeten ze op vertrouwen. Op een andere manier rijk worden lukt wel, maar levert niks op, Gods vloek rust erop.

[9]We moeten ons meer laten lijden door de voorzienigheid en onze ogen gevestigd houden op de Heere. Dat voorkomt dat we op ongeoorloofde manier goederen of een positie bemachtigen. Het temt ook onze verlangens, en het bewaard ons voor ongeduld.

[10]Niet alleen daarin moeten we met kalmte en verdraagzaamheid vroom blijvenm maar ook in alle ellende die de mens in dit leven kan overkomen. Honger, ziekte, verlies van naaste. Een moet altijd op Gods goedheid zien en niet met God gaan twisten. Misschien lezen we hier ook wel waarom Calvijn geen commentaar op Job heeft achtergelaten. Een christen moet in ieder geval niks toeschrijven aan de fortuin, het lot.

[1]Een christen moet nog hoger reiken en Christus navolgen die ieder roept om zijn kruis te dragen. Christus Zelf droeg ook Zijn kruis, Zijn hele verblijf op aarde was een beproeving en kruisdragen. Door ons kruisdragen worden wij aan Christus gelijkvormig. Het is een troost dat we in alle rampen gemeenschap hebben aan het lijden van Christus. Deze troost wordt groter naarmate ons kruis groter wordt.

[2]Christus droeg Zijn kruis alleen maar uit gehoorzaamheid, wij dragen ons kruis om andere redenen. Zo tekent het onze zwakheid, zodat we niet op het vlees vertrouwen. door hun rkuis worden gelovigen op hun zwakheid gewezen met maken ze zich los van het vlees en keren zich tot Gods genade.

[3]Maar verdrukkingen werken geduldige volharding en volharding verwerkt beproefdheid. God heeft volharding belooft en dat merken de heiligen in verdrukking ook. Zo wordt Gods trouw zichtbaar. Kruisdragen is zo een noodzakelijke oefening, of praktijk(dat is hoe het anno nu genoemd wordt; https://josdouma.wordpress.com/2015/06/03/geloven-in-praktijken-1/ ). Afzien van jezelf en volledig vertrouwen op God, daar volharding en zekerheid in ervaren.

Morgen lezen we Boek III.8.4 - III.8.10

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

vrijdag 12 juni 2015

12-06; Boek III.7.3 - III.7.7

Calvijn is bezig met zelfverloochening breed uit te werken. [3] Op basis van Titus 2 formuleert Calvijn het volmaakte christelijke leven als de onlosmakelijke band tussen matigheid, rechtvaardigheid en godsvrucht. Deze staan tegenover de wereld en ons vleselijke begeertes. Om dit vol te houden worden we bemoedigt door de genade van God. We zijn vreemdelingen in de wereld en ons erfenis is in de hemel.

[4] De zelfverloochening brengt ook een dynamiek voort tussen het zelf, God en de ander. De eigenliefde verblindt de mens en denkt dat hij zelf op de voorgrond moet staan ten koste van de ander. Ook zal hij zich niet verootmoedigen omwille de gaven die God hem gegeven heeft, maar een reden vinden om trots en hoogmoedig te worden. En we zullen bij de ander dezelfde gaven weer verafschuwen. Iedere mens heeft diep in zijn hart de overtuiging dat hij/zij voortreffelijk is. Dit kan alleen voorkomen worden door middel van de Schrift, uiteraard. Door na te gaan wat ons tekort schiet vinden we telkens stof om ons over te verootmoedigen. Als we bij anderen Gods gaven zien zouden we die moeten eren, zoals God die mens geëerd heeft met Zijn gave. Zo zijn we niet alleen gematigd en bescheiden, maar ook voorkomend en vriendelijk naar alle mensen toe. Volgens mij loopt Calvijn hier parallel aan noties van zelfverloochening in de Imitatione Christi van Thomas à Kempis.

[5] Dit is onmogelijk zonder zelfverloochening. De gaven die we hebben worden al snel geperverteerd door onze natuur. Gods Woord geeft de regel aan hoe met de geestesgaven om te gaan, tot nut van de gemeente. Die regel moet ons helpen. De regel is ook een liefde die we als ledematen van hetzelfde Lichaam moeten betrachten. Iets is pas alleen van nut als het tot nu van allen is. Daarom moet persoonlijk belang ondergeschikt zijn aan het gemeenschappelijke nut en mogen deze in deze regel niet tot elkaar uitgespeeld worden. Deze notie kwam in het OT ook naar voren in het feit dat de eerstelingen aan God moesten worden gewijd. Maar omdat je niet tot God kan naderen, moet het nu aan Zijn heiligen op aarde wijden. Aalmoezen worden vergelijken met de heilige offeranden uit de tijd van de Wet.

[6] De regel van de liefde bepaald dat niet ons oordeel over de mens, maar het beeld van God in die mens bepalend is voor onze werken naar onze naasten. Aan God zijn we eer en liefde verschuldigt en een mens is Zijn beeld. Je hebt geen reden om je onttrekken van hulp aan te bieden.

[7] Naastenliefde is sterven aan jezelf en dit kan alleen met een liefdevolle gezindheid. Dus niet met een zuur gezicht of een moraliserende preek een aalmoes geven, maar een aalmoes geven en het aangenaam proberen te laten zijn. In een lichaam is het geen gunst dat de leden zich voor elkaar inzetten, maar meer een natuurwet, dat moet binnen de kerk ook zo zijn dus. (Zelfs moet ik direct denken aan het geven van geld in de binnenstad, toch moraliserend kijken en liever eten dan geld geven omdat hij er drank of drugs voor gaat kopen, valt dat hier ook onder...)


Volgende week lezen we boek III.7.8 - II.8.3

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

donderdag 11 juni 2015

11-06; Boek III.6.2 - III.7.2

Hoe moet men christelijk leven? [3]Allereerst is het niet alleen leven als gerechtvaardigd in Christus, maar ook naar Zijn voorbeeld, het is de uitdrukking van hoe God ons wilt maken. Het is ook gek om de gerechtigheid van Christus niet te beantwoorden met het volgen van Zijn voorbeeld, dit is zelfs ondankbaarheid. Het christelijk leven is bestemd voor de hemel, onsterfelijkheid en onverderfelijkheid, daartoe moeten we ons nu al in bewaren.


[4]Als je echte kennis van Christus hebt, dan wordt dit zichtbaar in het afleggen van de oude mens en de begeertes. Anders mag je jezelf geen christen nomen. De leer is namelijk niet alleen in woorden, maar van het leven, omdat christendom allereerst zetelt in de genegenheden van het hart. Het kan niet zonder vrucht blijven.

[5] Calvijn wil niet alleen de volmaakte mensen christenen noemen, dan zou niemand zo mogen heten, maar hij wil wel dat dit het doel is van iedere christen. Niet dat mensen naar eigen voorkeuren zaken uit de Bijbel aannemen. God wil oprechtheid. Dit loop je niet fluitend in je dagelijks leven, maar Calvijn vind het al wat dat je kruipend naar voren komt hierin. 

[1]De Wet is door God gegeven om het leven naar in te richten, maar God heeft nog meer gezegd. Het lichaam als een offer voor God, zo dien je God zoals Hij wil, dat betekent dat alles wat je zegt, denkt, doet of denkt, God moet eren, daarvoor ben je heilig. We zijn niet meer van onszelf, maar van God. Dit alles wordt door de vernieuwing van het gemoed genoemd(Ef. 4:23) en is de eerste stap om gericht te worden op de wil van God. In plaats van de menselijke rede op de hoogste plaats, met deze zich schikken onder de Heilige Geest.

[2] Zo moeten we alles van God zoeken en onze eigen hebzucht en machtszucht laten varen. Het moet een christen voor ogen staan dat hij met God te doen heeft in zijn leven. Filosofen hebben de deugd getypeerd als iets dat om zichzelf moet worden nagestreefd, maar het is duidelijk dat ook hen dit niet lukte, God schept hier geen behagen in. ER schuilt, volgens een oud spreekwoord, een wereld van ongerechtigheden in de ziel van een mens. Daar kan je je alleen door middel van zelfverloochening en zich op God richten vanaf komen.

Morgen lezen we boek III.7.3 - III.7.7

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

woensdag 10 juni 2015

10-06; Boek III.5.9 - III.6.1

Gisteravond was er een Corpsvergadering van FQI, daarom nu de lectio van vandaag.

Terug naar het vagevuur![9] 1 Korinthe 3:12. Maar deze tekst heeft het over een beproeving of kruisdragen voor alle gelovigen, i.t.t het vagevuur. De gedachte van mensen worden hier hout, hooi en stoppels genoemd dat verbrand wordt door het werk van de Geest,  de metafoor slaat op verzinsels in minder belangrijke zaken.

[10Je lijdt dus schade als je iets hebt gebouwd, wat niet bij het fundament past. Paulus uitleg veegt ook het argument van tafel dat de kerk dit altijd heeft geloofd, dat geldt dus niet voor de apostolische kerk. Er wordt niet gebeden naar doden in de Schrift, ook niet bij uitvoerige beschrijvingen van begrafenissen. Wat je wel zou verwachten als het zo'n belangrijke zaak is. Ook de kerkleraars die de gebeden uitspraken missen een concrete opdracht en voorbeeld in de Bijbel. Calvijn noemt het lichtgelovigheid en kopiëren wat alle heidense godsdiensten ook doen, waarschijnlijk om het leed van verlies te verzachten. Gelovigen rusten na hun dood, en doen dus geen voorbede.

Nu volgt een hoofdstuk waarin Gods gerechtigheid de aanleiding is om ons als Gods kinderen gehoorzaamheid te laten zien, hoe we moeten leven. [1] Hier is al veel over geschreven. Calvijn wil geen uitgebreid vertoog, maar een korte regel. Want hij houdt van kort en bondig. NEt als de filosofische systemen kent de Bijbel ook een afbakening van wat goed en eerbaar is, alleen niet systematisch omdat de Geest niet wordt gedreven door eerzucht, in tegenstelling tot de streberige filosofen.

Morgen lezen we boek III.6.2 - III.7.2

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com



dinsdag 9 juni 2015

09-06; Boek III.5.3 - III.5.8

[3]Paus Leo en augustinus voeren aan dat de dood van de één geen gerechtigheid voor de ander oplevert, tenzij het Christus betreft. Maar hier gaat het om martelaren. Het bloed van de martelaren zou waardeloos zijn als het geen gerechtigheid opleverde, wat Calvijn het mengen van het bloed van Christus met bloed van heiligen noemt. Maar het bloed van de martelaren heeft waarde als getuigenis, niet als verzoening voor anderen.

[4]Kol. 1:24 is een kerntekst. Dit is niet dat het lijden van Christus aanvulling nodig heeft. Het gaat om wat de leden van Christus, de gelovigen, dagelijks nog lijden wat Christus in Zichzelf heeft gelden, het gaat over de beproevingen van christenen. Augustinus leerde dit al.

[5]Paulus predikte Christus als verzoening en bron van alle hemelse goederen, daarmee staat dit lijnrecht tegenover de aflaten van lood en perkament. Het is een ontsporing van de genoegdoeningen die boetelingen moesten doen en verlichting(een aflaat, indulgentia) konden vragen. Later werd dit op God betrokken.

[6]Omdat de aflaten niet waar is, is het vagevuur ook niet waar. Calvijn stelt dat het vagevuur eerst verzonnen is en daarna door verdraaiing van teksten gepoogd werd deze Bijbels te funderen. God wil niet dat mensen zo diep zoeken en doden raadplegen. En het is weer iets wat van het kruis van Jezus afleidt.

[7]NT-teksten over de zonde tegen de Heilige Geest laten zien dat er dus wel zonden zijn die in het hiernamaals kunnen worden vergeven, aldus vagevuur-theologen. Maar Jezus spreekt met een stijlfiguur over het oordeel van het geweten en het Laatste Oordeel. De tweede tekst uit het NT is Matth. 5:25, het is geen schets van wie wie(duivel, God, engel, Jezus) is in de opstelling van een rechtbank, maar wat voor een onzin is om je gelijk te blijven halen terwijl je billijkheid en eendracht moet zoeken.

[8] Ook de tekst dat elke knie voor Jezus zal buigen laat met het 'onder de aarde' het vagevuur zien. Maar Paulus bedoelt niet het uitboeten, maar hij bedoelt hoe vroomheid is. In Openbaringen, gaat het dan weer over redeloze en onbezielde schepselen. Bewijs uit de Maccabeeën wil Calvijn niet aan, omdat hij het boek niet erkend als canoniek. Hiervoor vindt hij steun bij Augustinus, omdat de Joden het boek niet rekende tot Wet, Profeten of Psalmen(die alledrie wel van Christus getuigden). Hieronymus vond dat je er geen dogma's mee kon ondersteunen en Cyprianus erkende het niet als canoniek. Maar hoofdpersoon Judas offet ook niet omwille het vagevuur als losprijs, maar in hoop op het eeuwige leven.

Morgen lezen we boek III.5.9 - III.6.1

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

maandag 8 juni 2015

08-06; Boek III.4.36 - III.5.2

De 23ste week van Lectio Calvini.

Vorige week waren we gestopt bij waar Calvijn de boetedoening, straf en tuchtiging behandelde. Nu over de genoegdoening. [36]Als God het heeft over goede daden, zoals bij NEbukadnezar en in de Spreuken(10:12), gaat het niet om goede daden naar God toe, maar om zich met mensen te verzoenen. De liefde bedekt de zonde door andermans zonde te verdragen en te vermanen, dan er volop tegenin te gaan en ze te verergeren. Het gaat niet om de oorzaak van vergeving, maar om de manier van bekering, een reiniging van binnen- en buitenkant, een omwenteling in hart en daden.

[37]De vrouw uit Lucas 7 bewijst dit ook, Jezus zegt dat haar zonde vergeven zijn door middel van de gelijkenis. Ze verdient het niet, maar huilt  en toont liefde in antwoord op de vergeving.

[38]Zoals Calvijn laat zien kunnen de roomse 'genoegdoeningsdrijvers' zich niet beroepen op in ieder geval Augustinus en Chrysostomus. [39]Genoegdoening werd bij hen niet behandeld als vergelding, maar als openbare schuldbelijdenis om weer in de gemeente opgenomen te worden. Dit is verhapselt in het allegaartje van onkritisch kerkvader gebruik door Lombardus. We moeten wat dit betreft Calvijn geloven, hij gaat alleen in op zaken waar de lezer iets aan heeft.

Nieuw hoofdstuk over de aflaten en het vagevuur. [1]Aflaten zijn compensaties voor het gebrek aan menselijk vermogen. Het is een eeuwenoude instelling dat zich alleen maar laat zien als middel om door te gaan met zondigen. [2] Ze worden gehaald uit de verdiensten van Christus, apostelen en martelaren als uit een schatkamer in beheer van de Paus. Dit zou suggereren dat het bloed van Christus niet genoeg is, in tegenstelling tot het heldere getuigenis van de Bijbel.

Morgen lezen we boek III.5.3 - III.5.8

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

zaterdag 6 juni 2015

05-06; Boek III.4.32 - III.4.35

Een dagje later, ik was gister op een conferentie vanaf verschrikkelijk vroeg. Misschien is dit onderdeel ook wel een van de moeilijkere gedeeltes in het calvinisme; de straffende God. Dit godsbeeld gaat in tegen het godsbeeld dat veel mensen hebben, het Moralistic Therapeutic Deism(https://en.wikipedia.org/wiki/Moralistic_therapeutic_deism) of het roept nare ervaringen of onbeantwoorde vragen over het levensloop bij jezelf of andere op. Maar ik denk dat Calvijn toch de moeite waar is om door te lezen.

We gaan weer verder met het onderscheid tussen straf en tuchtiging. [32] Calvijn noemt kastijding zelfs een zegen. De straf van de torn daarentegen wordt het voorportaal van de hel in dit leven genoemd. De Bijbelse personen hebben vaak gebeden om bewaard te worden van de toorn maar niet om de kastijding/tuchtiging af te houden. Er ligt zelfs vermindering van smarten in het overdenken van Gods bedoeling, aldus Habakuk. God slaat namelijk soms zo dat mensen zich niet ver van de hel verwijderd voelen, God zegt dat mensen Zijn toorn hebben verdiend en mensen beijveren zich om met God in het reine te komen. En toch is God mild en matig in het kastijden. Dat is ook wel nodig, Calvijn zegt dat mensen die zich toeleggen op de beoefening van vroomheid ook een stuk teerder in hun gemoed worden.

Een tweede verschil[33], de straf is een betaling van de zonden, de tuchtiging is gericht op bekering. Je zou kunnen zeggen dat de straf is gericht op het verleden van een persoon en de tuchtiging op de toekomst.  Dit is al bekend bij Augustinus en (Pseudo-)Chrysostomus, niets nieuws wat Calvijn ten berde brengt. God laat Zich ook vaak zien als verontwaardigd als Zijn volk zich niet bekeerd. Wat ook een aspect hierin is, is dat gelijke omstandigheden voor de een tot tuchtiging en voor de ander tot straf is, als ik mij niet vergis werkt Augustinus dit groots uit in de Stad van God, waar gelovigen en ongelovigen in Rome door de Visigoten werden getergd.

[34] Een gelovige moet zich sterken met deze gedachte in de bitterheid van beproeving. Het zou zomaar voorkomen dat een gelovige denkt dat hij gestraft wordt en zich onmogelijk kan voorstellen door God bemint te worden. Maar je komt verder als hij bedenkt dat God Zich over de zonden vertoornt, maar hemzelf genadig en goedgunstig is. Het is soms zwaar, zoals ook in de Bijbel de wanhoop dicht genaderd wordt. Het is ook een beproeving als ongelovigen ongestraft blijven en gelovigen de volle laag krijgen. Maar het is genade om terug naar de Wet gebracht te worden terwijl de goddelozen rondrennen op een weg die eindigt in het graf.

[35]Nu over de bestraffing van David na Batseba. God liet overduidelijk zien dat Hij doodslag en overspel niet wil. David is hierin ook een voorbeeld voor alle eeuwen na hem. Desalniettemin was het geen straf om iets aan God te betalen. Dit is ook de algemene vloek van de mensheid, hierin voelen we hoe serieus God de overtredingen van Zijn Wet opneemt en laat ons verlangen naar het hoogste geluk. God straft op die manier verschillend bij verschillende personen, maar God laat zien dat Hij meteen vergevingsgezind is als de getuchtigde zich bekeert, en dat het onze halstarrigheid is die hiertoe in de weg staat. David wordt uitgebreid besproken, andere voorbeelden laten vaak vergeving uit genade zien., het verhaal van David is in die zin meer een uitzondering.

Wat mij opvalt is dat hier God actief op het mensenleven wordt betrokken, in onze tijd lijkt God wel op afstand te staan, zeker in zaken die je overkomen. Misschien wil de mens vandaag nog wel het positieve aan God toeschrijven, maar echt alles en zo direct als Calvijn het schetst kunnen we misschien nog wat van leren.

Volgende week lezen we Boek III.4.26 - III.5.2

Lees deze en andere post terug op lectiocalvini.blogspot.com

donderdag 4 juni 2015

04-06; Boek III.4.27 - III.4.31

[27] Exegese boven de Summa. Waar Thomas van Aquino het Offer van Christus alleen de eerste zonde wil laten afwassen en de latere zonden door inspanningen vergeving kunnen krijgen, laat Calvijn zien dat vergeving van zonde komt van Christus alleen. De Korinthiërs worden als wedergeboren christenen gewezen om zich (weer) met Christus te laten verzoenen. Is ook wel het slimst, wie weet hoeveel zonde hij heeft en hoeveel werken hij daar tegenover moet doen? Heel de loop van ons leven moeten we vergeving en verzoening bij Christus zoeken.

[28] Ook het onderscheid tussen doodzondes en vergeeflijke zondes vindt Calvijn onzinnig. Alle zonde heeft de dood tot loon en er is geen zonde die niet vergeven kan worden. En dat laatste zegt alles over de barmhartigheid van God. Dat de roomsen dit de stoïcijnse dwaalleer vinden(geen onderscheid tussen zonden) weerlegt de Bijbel door de stellen dat het loon van de zonde en het overtreden van de Wet de dood verdient en de Wet de weg van het leven is.

[29] Calvijn wil met de Bijbel zijn tegenstanders als slangen zo strak vastbinden dat ze zelfs hun staart niet meer kunnen bewegen. Uit een aantal teksten valt te concluderen dat God niet meer aan de ongerechtigheden zal denken, maar dat de straf nog wel betaald moet worden.

[30] Het doet te kort aan het offer van Christus om er nog iets naast als genoegdoening te willen brengen. God heeft de schuld vergeven en daarom is de straf kwijtgescholden. Dit haalt ook het onderscheid tussen tijdelijke en eeuwige straf onderuit.

[31] Maar, stellen de tegenstanders van Calvijn, David hoort van Nathan dat hij nog gestraft wordt en Daniël spoort Nebukadnezar aan om straf met werken van barmhartigheid af te kopen. Maar Calvijn vindt het onzorgvuldige exegese, er moet een onderscheid gemaakt worden tussen straf en kastijding. Gods wraak is de straf die met Zijn verontwaardiging is verbonden. Kastijding is niet vanuit toorn of wraak, maar vanuit berisping en vermaning. In ieder geval niet als vergelding.

Volgende keer lezen we Boek III.4.32 - III.4.35

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

woensdag 3 juni 2015

03-06; Boek III.3.21 - III.3.26

Calvijn beziet de roomse biecht nog eens wat verder

[21] De priesters weten niet alles en ook niet of alles vergeven is, dus hun macht stelt heel weinig voor. Het kan niet de macht van Christus zijn. Calvijn ziet het binden en ontbinden in het spreken van de Kerk waarin ze zondaars straft en zondaars vergeving voorhoudt, dat is andere koek.

[22] De roomse biecht is gefundeerd in de persoon van de priester; alleen zondes die de priester weet kunnen vergeven worden en zitten zo vastgeknoopt aan een grondig onderzoek. Natuurlijk kan een priester ook twijfelen, maar hij kan zeker nooit alles weten, alle zondes, maar ook niet alle zwaartes van zonde. Het is beter om de zekerheid te ontlenen aan het Woord van God in plaats van en menselijk en falende priester.

[23] Reden genoeg voor Calvijn om de oorbiecht te verwerpen. Over de biecht bij de kerkelijke regering zal Calvijn later terugkomen. De priesters scheuren in stukken wat Christus voor ons als één geheel heeft gegeven, bekering en geloof.

[24]Als ze de biecht als door God gewild presenteren, bewijzen ze zichzelf als onkundige theologen. Het is een tirranieke menselijke wet met weinig goed resultaat.

[25] De derde plaats in de boetedoening is de genoegdoening, omdat het niet genoeg is om te onthouden van zonden, maar je moet bijdragen aan de gerechtigheid van God. Wat in strijd is met de term vergeving, dit moet vrijgevig zijn, een geschenk. Ook wordt de genoegdoening door de woorden 'om niet' onderuitgehaald.  Christus is voor ons tot zonde gemaakt.

[26] Lombasrdus nuanceert het offer, de genoegdoening hierin wordt verminderd door onze zonden die we na onze doop bedrijven. Daarom is genoegdoening werkzaam naast het offer van Christus. Uiteraard gaat Calvijn hier niet in mee.

Morgen lezen we boek III.4.27 - III.4.31

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

dinsdag 2 juni 2015

02-06-2015; Boek III.4.16 - III.4.20

Vanochtend weigerde mijn wekker dienst dus moest ik direct door naar college. Daarom nu wat later de lectio van vandaag. Ik voeg ook per alinea toe welke paragraaf het betreft. Overzicht is een schone zaak.

Calvijn zal nog eens de roomse biechtleer afdrogen. [16]Later in boek IV zal Calvijn nog terug komen op de biecht. Allereerst is het vreemd dat alle zonden gebiecht moeten worden, als we kijken naar de uitspraken van David in de Psalmen waarin hij weliswaar spreekt over veel, afgrijselijk veel zonden, maar niet over iedere zonde afzonderlijk in een opsomming.

[17]De casuïstiek van de roomse theologen doet de mens verstikken in eindeloze onderverdelingen zonder echte oplossingen te bieden. Niemand kan hierdoor getroost worden, zeker als iemand zich bedenkt hoe moeilijk het is om alle zondes van een dag boven water te krijgen, laat staan van één jaar tijdens de verplichte biecht.

[18]De kerkelijke wet dat niemand de hemel inkomt zonder (het voornemen tot) de biecht maakt van mensen dus wanhopers, ze kunnen hieraan niet voldoen, en ook huichelaars omdat een lijstje opsommen niks anders is dan de echte kennis van hoe ellendig ze eraan toe zijn. Dit is een besef dat zondigheid groter is dan wat de mens ervan gezien heeft en ervan weet. dit drukt de tollenaar uit(Luk. 18:13). Niet dat Calvijn bedoelt dat een enkele zin genoeg is om gegarandeerd vergeven te zijn, maar we moeten erkennen dat we zondiger zijn dan we zelf hebben bedacht en kunnen beseffen. Krachtig tegenargument tegen de biecht is dat Christus zonder te biechten vergaf. Ook in de eerste eeuwen van de kerk bestond de biecht niet. De opsteller(in de Summa) van de biechtregel heeft zichzelf tot rechters aangesteld.  Maar het is geen zaak van de rechter om te weten of de zondaar wordt vrijgesproken, vrijspraak van zonden bestaat in geloof en bekering, dus het is de zaak van de zondaar die het voorwaardelijke Woord zich toegeëigend dat door de dienaar van het Woord gesproken wordt.

[19]Desondanks een paar schijnvoordelen wil Calvijn de oorbiecht afgeschaft zien. Schijnvoordeel is de schaamte die bij de biecht komt, dit zou vervolg van de zonde tegengaan. Alsof het roepen voor het gerechtelijk onderzoek door God de mens niet genoeg verootmoedigt. Praktijk is dat de priester een losplaats is voor zonden waar verder niet over nagedacht wordt in de rest van het jaar.

[20]Calvijn vindt de priesters geen opvolgers van de apostelen en daarom bezitten ze niet hun dierbare sleutelmacht. De sleutelmacht wordt namelijk gegeven met de Heilige Geest, weliswaar aan de apostelen, maar pas op de tweede plaats. Calvijn is er niet van overtuigd dat de priesters deze hebben. Bewijs daarvoor vindt hij in het onderwijs waarin met bedekte termen wordt gesuggereerd dat vergissen mogelijk is met de sleutelmacht, maar de Heilige Geest vergist Zich niet.

Morgen lezen we boek III.4.21 - III.4.26

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

maandag 1 juni 2015

01-06; Boek III.4.10 - III.4.15

Week 22 van Lectio Calvini.

Wie zich voor God bekeert, zal ook voor mensen willen belijden. Indien het nog is zal op een belijdenis aan God vrijwillig een belijdenis aan mensen volgen. Zo gebeurde het ook in de tempel.

Zo moet het ook regelmatig in de kerk plaatsvinden. De hele kerk moet in tijden van pest, oorlog of misoogst rouwen en vasten of andere tekenen van schulderkenning laten zien waarbij de schuldbelijdenis zeker niet mag ontbreken. Maar ook is een schuldbelijdenis op zijn plaats als we ons verzamelen voor het aangezicht van God en de engelen. Daarom is het goed dat er - zoals al in sommige kerken gebeurd - er een formulier wordt voorgelezen om regelmatig schuld te belijden. Schuldbelijdenis is een sleutel om persoonlijk en openbaar gebed te openen.

Er zijn twee soorten van particuliere schuldbelijdenis. De een is gebaseerd op elkaar de zonden belijden(Jak. 5:16), de tweede is om met mensen die schade door ons hebben geleden te verzoenen. Wat betreft de eerste mag het niet in een regel gelegd worden, maar het wordt wel aanbevolen om als je dan toch iemand moet kiezen, de herder, dus de dominee, te kiezen. Hij is aangesteld om te onderwijzen, ook particulier. Maar dit is geen regel die dwingend wordt en ook mag binnen die pastorale situatie ook geen regel gelden om alle zonden uit iemand te persen, de person zelf mag bepalen wat hij wil bespreken tot troost.

De tweede vorm is gebaseerd op het verzoenen voordat je iets gaat offeren(Matt. 5:23 e.v.). Dus belijden dat dor schuld de liefde tot en van de ander beschadigt is. Concreet is dit de schuldbelijdenis voor mensen die ergernis van de hele gemeente hebben gegeven.

Bij deze drie vormen van schuldbelijdenis is de sleutelmacht van toepassing. Het uitspreken van de vergeving in Christus naam kan zowel de gemeente, als iemand die bijvoorbeeld weer in de gemeente komt, als ook in 1 op 1 gesprekken een welkom woord zijn dat vruchtbaar werkt. Maar deze sleutelmacht moet nooit los staan van het Evangelie.

De roomse kerk leert dat iedereen vanaf de leeftijd dat ze het snappen één keer per jaar moeten biechten en dat ze niet de hemel inkomen als ze niet gehoorzamen aan dit voornemen als de mogelijkheid er wel is. Er is wel discussie over hoe absoluut de sleutelmacht is en hoeveel kennis je hiervoor nodig hebt. Sommige zegen dat kennis hier niet noodzakelijk is, andere zeggen dat kennis een andere sleutel is en nog anderen proberen vanwege wangedrag van de priesters de sleutelmacht te laten bestaan als iets wat Christus bij Zijn oordeel goedkeurt op basis van het gedrag van de priester.







Morgen lezen we boek III.4.16 - III.4.20

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com