vrijdag 30 oktober 2015

30-10; IV.15.1 - IV.15.8

[1] In dit gedeelte wordt de Doop behandeld. De Doop is het inwijdingsteken waardoor wij in de gemeenschap van de Kerk  worden opgenomen en als Gods kinderen aangenomen worden door inlijving in Christus. De Doop is net als het andere sacrament om ons geloof te dienen en daarna een middel om ons geloof naar anderen te belijden. De Doop is een symbool en bewijs van onze reiniging. Het is niet een herkenningsteken of een identitymarker van godsdienst. Bij de Doop zit de belofte dat ieder die gelooft en gedoopt is behouden zal worden.

[2] De Doop is samen met het water een Sacrament en een teken van de afwassing door het bloed van Jezus. Water op zichzelf doet niks, de boodschap van het Evangelie wordt door de waterdoop bezegeld. Zeggen dat de kracht in het water zit is weer het Sacrament van Christus losmaken.

[3] De Doop is een reiniging van zonden voor het hele leven, wanneer we ook gedoopt worden. Na de Doop hoeft er na in zonden gevallen te zijn niet naar een ander of nieuw middel gezocht worden. Dit denken sommigen omdat mensen in kerkvader tijden tot op het sterfbed wachtten met de Doop. Dit is geen excuus om dan maar te zondigen, maar wel een hoop in tijden dat mensen met bezwaarde gewetens troost en hoop zoeken.

[4] Boetedoening moet niet losgemaakt worden van de Doop. Een zondaar krijgt vergeving door de dienst van de Kerk, door middel van prediking. De prediking gaat over de reiniging door het bloed van Jezus, waarvan de Doop een teken is. Zo is de boete helemaal geen Sacrament. De Doop is het Sacrament van de boete voor het hele leven.

[5] Maar de Doop spoort ons ook aan tot nieuw leven, omdat we deel worden aan Jezus' dood om ook met Hem op te staan. In geloof ervaren mensen dood van Jezus in de doding van hun vlees, maar ook de opstanding door de levendmaking van de Geest. Doop is dus in de eerste plaats over vergeving van zonden en toerekening van gerechtigheid, maar in de tweede plaats de genade van de Heilige Geest die ons hervormd tot een nieuw leven.

[6] Door de Doop worden we met Christus verenigd om te delen in Zijn goederen. Zo is de Doop in Christus vervuld en gaat ten diepste om Hem. Daarom doopten de apostelen in de naam van Christus, omdat hierin alles ligt wat de Vader belooft en kan het niet anders dat ook de naam van Vader en Geest worden aangeroepen. Dor de dood en opstanding van Jezus krijgen we ook de wedergeboorte, maar pas na een vervulling van een nieuwe en geestelijke natuur. De Vader is de oorzaak, de Zoon de inhoud en de Geest de uitwerking van onze reiniging en wedergeboorte.

[7] Johannes doopte dus de bekering tot vergeving van zonden. Bekering is daarin de wedergeboorte en de vergeving van zonden is de afwassing. Johannes doopte dus geen andere Doop dan de apostelen. De Doop verandert alleen door de de leer die erbij verkondigt wordt. Johannes predikte op een manier waarop de apostelen niks erbij hoefde te vertellen. Calvijn zegt tegenover Chrysostomus en Augustinus dat de Johannes in zijn Doop de vergeving van zonde beloofde en dat hij daarom de evangelist gelooft. Johannes doopte alleen met het oog op de toekomst, de apostelen met het oog op de vervulling in de recente geschiedenis.

[8] De genadegaven van de Geest zijn na de opstanding weliswaar rijker uitgestort, maar dit zegt feitelijk niet heel veel over de Doop. Oude schrijvers lieten zich misschien in de war brengen door het feit dat Paulus mensen opnieuw doopten(Hand. 19) die met de Doop van Johannes gedoopt waren. Of dat Johannes zegt dat hij met water en Christus met Geest, maar dat gaat niet over de inhoud van de Doop, maar over de persoon die doot.

Volgende week lezen we boek IV.15.9 - IV.15.16

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

donderdag 29 oktober 2015

29-10; Boek IV.14.21 - 26

[21] De tekens legt Calvijn uit. De besnijdenis herinnerde de Jood eraan dat alles wat voortkomt uit menselijk zaad bedorven is en aan de belofte aan Abraham dat God het gezegende zaad zou geven. De reinigingsrituelen wees de Jood op zijn onreinheid en wezen vooruit naar een ander bad, namelijk Jezus, waarin hun zonde zou worden afgewist. De offers wezen op zijn ongerechtigheid en maakten duidelijk dat er genoegdoening nodig was, het wees voruit naar de Hogepriester die Zijn eigen bloed zou uitstorten.

[22] De Sacramenten van de Kerk stellen Christus nog scherper voor. De Doop dat wij gereinigd zijn en het Avondmaal dat wij verlost zijn. Water is het beeld van afwassing en bloed is het teken van voldoening, water en bloed getuigen samen met de Geest hiervan. Daarom kwam er ook water en bloed uit Jezus' zij(Joh. 19:34). Nu is er rijkere mate van genade, onder de Wet was er sprake van schaduwen, nu is de volle werkelijkheid in Christus openbaar geworden. Daarom hoeft het ook niet te verbazen dat de ceremoniële wetten zijn afgeschaft met de komst van Christus.

[23] Het scholastieke leerstuk dat de Joden onder de Wet geen sacramenten maar tekens hadden moet verworpen worden. Paulus leert dat de Sacramenten onder de Wet ook Christus als substantie en inhoud hadden, er werd dezelfde geestelijke spijs gegeten en hij kent hoge bewoordingen aan besnijdenis e.d. toe.  Lombardus en Aquino baseren zich op een verkeerde uitleg van Hebr. 10:1, de ceremoniële wet heeft namelijk volgens Calvijn geen waarde zolang men niet tot Christus komt.

[24] Ze zullen hier dan weer Paulus spreken over de besnijdenis als nutteloos en zonder betekenis inbrengen, waar Calvijn als argument tegen gebruikt dat ditzelfde ook gezegd kan worden over de Doop, wat Paulus ook doet. De uiterlijke afwassing van onze Doop zegt God niets als we ook niet innerlijk gereinigd worden. Toch wordt er met deze uitspraken niks afgedaan aan de waarde van Doop en besnijdenis. Paulus schrijft alleen tegen mensen die de besnijdenis als vereiste bleven zien en de oude schaduwen niet konden vergeten, ze moesten zich toeleggen op waar het werkelijk om gaat. Ook als de OT-heiligen de zaak hadden hadden ze geen reden om de besnijdenis als overbodig te zien, dit deed niemand.

[25] Vooral in de Hebreeënbrief  lijkt de schrijver de OT ceremoniën als waardeloos te betitelen, wat daar niet uit het oog moet worden verloren is dat de schrijver hier met mensen inn discussie gaat die de waarde van de ceremoniën op zichzelf zonder Christus op waarde schatten, wat hij in die zin ook doet. Want de OT ceremoniën hebben geen waarde zonder Christus. Ze zijn in Hem vervuld en zijn toen afgeschaft, zoals de duisternis verdwijnt als de zon gaat schijnen.

[26] De mensen moeten zich niet laten meeslepen en door de kerkvaders die in hun bewoordingen over de Sacramenten soms overdreven als stijlfiguur. Bij Augustinus is uit het geheel van zijn werk te zien dat hij hetzelfde dacht als Calvijn, de Joden hadden zdezelfde inhoud in hun Sacramenten en dezelfde geestelijke kracht. Bij ons is alleen de zaak voller en duidelijker aan het licht getreden. Ook valt bij Augustinus te zien dat er geen sprake was vroeger van de zelfstandige werkzaamheid van de Sacramentenen(ex opere operate).

Morgen lezen we boek IV.15.1 - IV.15.8

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

woensdag 28 oktober 2015

28-10; Boek IV.14.16 - IV.14.20

[16] Christus is de eigenlijke inhoud en betekenis van de Sacramenten. Ze ontlenen hun bestaan aan Hem, en hebben in zichzelf geen belofte of kunnen ook niet in zichzelf een oorzaak van gerechtigheid zijn, zoals Petrus Lombardus leert. Als we de Sacramenten met geloof aannemen, versterkt en vermeerdert het ons geloof en kunnen we Jezus nog meer aanvaarden. Desondanks kunnen goddelozen het Sacrament niet waardeloos maken als ze het ontvangen, de kracht of waarde van he Sacrament ligt niet in de persoon die het ontvangt, maar in de aanbieding van God. Je moet dus niet teveel aan het aardse teken blijven hangen, water, brood en wijn, maar aan de andere kant ook weer niet dingen daaraan gaan toekennen die Jezus Zelf toekomt.

[17] Sacramenten bieden, net als het Woord, Jezus met alle schatten van genade in Hem aan en leveren allebei iets op als ze in geloof worden aangenomen. We moeten ons door mooie uitspraken van kerkvaders niet laten verleiden om te denken dat er een soort verborgen kracht aan de Sacramenten is gekoppeld. De Sacramenten leveren ons iets op als de Heilige Geest ons hart opent. Sacramenten zijn van onze kant te zien als bodes met goed nieuws. Ze verwijzen naar God de Geest die de gaven meeneemt en ervoor zorg dat de bediening van de Sacramenten niet vruchteloos en tevergeefs is. Deze twee dingen zijn te onderscheiden. Zo staat alles in de juiste verhouding en komen we van het idee af dat de kracht van de Heilige Geest in de bestanddelen van de Sacramenten ligt opgesloten. God werkt door middel van de Sacramenten.

[18]Het woord sacrament wordt in het algemeen gebruikt voor een teken dat God heeft gegeven tot zekerheid of vertrouwen in de waarheid van Gods beloften. Je hebt natuurlijke tekens en wonderen als tekens. Natuurlijke tekens zijn de boom in het paradijs en de regenboog bij Noach. Door het Woord van God erbij zijn ze iets nieuws geworden, vergelijkbaar met een stuk zilver dat tot een munt wordt gevormd en daardoor nieuwe en meer waarde krijgt. Wondertekens zijn de vuuroven bij Abraham, het vachtje van Gideon en de zonnewijzer bij Hizkia.

[19] Nu wil Calvijn het hebben over de sacramenten die God aan de Kerk heeft gegeven als de gewone(volgens mij is een beter woord: gebruikelijke) middelen om gevoed te worden in geloof en dat geloof te belijden. God heeft de christenen verzameld in een zichtbaar teken, er kan moeilijk een godsdienst bestaan zonder zichtbaar teken. Nu is het teken van het christendom een ceremonie. Vanuit God is deze ceremonieën getuigenis van Zijn genade, van onze kant een belijdenis van onze trouw en gehoorzaamheid aan God. God wil door de Sacramenten in de eerste plaats Zijn volk voeden, opwekken en versterken, in de tweede plaats wil God door de Sacramenten Zijn volk bij de mensen getuigenis geven van hun geloof.

[20] In de verschillende tijden en bedelingen heeft God altijd Sacramenten gegeven, Aan Abraham de besnijdenis, aan het joodse volk de ceremoniën en offers. Deze zijn bij de komst van Christus vervangen door Doop en Avondmaal, Calvijn zou handoplegging door dienaren niet direct ontkennen als Sacrament, waar hij later op terug komt. Oude Sacramenten hadden hetzelfde doel, te wijzen op Christus, eerst als een voorafschaduwing, later als duidelijk getuigenis.

Morgen lezen we boek IV.14.21 - IV.14.26

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

dinsdag 27 oktober 2015

27-08; Boek IV.14.10 - IV.14.15

[10] We moeten de kracht van de Sacramenten niet toeschrijven aan iets wat geschapen is, dan doen we de Heilige Geest geen eer aan. Het is namelijk de Geest die ons hart verlicht. Net zoals mensen elkaar proberen te overtuigen en daarvoor inzicht en welwillendheid nodig hebben van degene die ze proberen te overtuigen, werkt de Heilige Geest in ons om ons de waarde van de prediking en Sacrament in te zien en onze harde harten zacht te maken. Hierdoor versterken Woord en Sacrament ons geloof, doordat ze de welwillendheid van de Vader naar ons toe laten zien, en het kennen van die wil is de kracht van het geloof.

[11] Het uitwendig Woord bezit deze eigenschap en wordt daarom ook zaad genoemd. Het kan wel gestrooid worden op een persoon met een harde nek, dat is dus zand, maar dan komt er niks op, tenzij de Heilige Geest het Woord in de ziel laat belanden. Als Paulus zijn bediening de bediening van de Heilige Geest noemt, bedoelt hij dat prediking onlosmakelijk met het verlichtende werk van de Heilige Geest verbonden is(1 Kor. 2:4). Wel moet hij als arbeider of boer hard werken van zijn kant om de grond te bewerken. De apostelen brachten zo de Heilige Geest aan het licht door hun werk,

[12] soms is het zo dat God Zijn Sacramenten wegneemt om ongefundeerd vertrouwen op de belofte van God weg te nemen. Zoals de boom bij Adam, en Efeziërs die buiten de besnijdenis staan.(Ef. 2:11-12). Dit is niet iets overdragen op iets geschapens wat God alleen toekomt. Net als brood, warmte, vuur, en de zon middelen zijn die alleen waarde hebben als gave van God aan ons, zo zijn de Sacramenten alleen van waarde als ze Gods beloften in aanschouwelijke vorm voor ogen stellen.

[13] Calvijn spreekt hier Zwingli tegen die uit het woord 'sacramentum' de oorspronkelijke betekenis uitdiept en hier theologisch op voort denkt. Het is oorspronkelijk de eed van de soldaat aan zijn veldheer. Zo is het sacrament een onderscheidingsteken om te laten zien bij wie we horen, vindt Zwingli. Dit is niet een heel sterk woord omdat de kerkvaders niet heel veel betekenis aan het woord sacramentum ontleenden, maar wel gaven. Ook wordt het minst belangrijkste tot het belangrijkste gemaakt, namelijk de belijdenis voor mensen. Het gaat primair om dat de Sacramenten ons geloof dienen ten overstaan van God.

[14] Maar tegenover deze mensen die het Sacrament krachteloos en nutteloos maken heb je aan de andere kant mensen die geloven dat het Sacrament geheime krachten bevat. De Sacramenten maken rechtvaardig en brengen genade als daar geen doodzonde als belemmering op wordt gebracht. Dat is een duivelse leer omdat het rechtvaardigheid buiten het geloof om leert en de mensen laat rusten in iets aards in plaats van God zelf. Dit is de ondergang van de Kerk. Er zit niet meer in het Sacrament dan God belooft in Zijn Woord. Ook moeten we onze zekerheid uit Christus halen en niet het Sacrament.

[15] Calvijn hanteert in navolging van Augustinus een onderscheid tussen het Sacrament en de zaak van het Sacrament. Deze zijn niet zo nauw met elkaar verbonden dat ze niet zonder elkaar kunnen bestaan. De Sacramenten werken daarom alleen uit wat ze afbeelden in de uitverkorenen. De onwaardigheid van degene die eet wordt los gemaakt van de werkelijkheid waarnaar het verwijst. Je hebt net zoveel nut van de Sacramenten als dat je vorderingen maakt door de Sacramenten in de gemeenschap met Christus.

Morgen lezen we boek IV.14.16 - IV.14.20

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

maandag 26 oktober 2015

26-10; Boek IV.14.4 - IV.14.9

De 43ste week! Hoeraaaaaa!

[4] Als Calvijn zegt dat het Sacrament uit een woord en een uiterlijk teken bestaat, is dit dat het woord gepredikt wordt over wat het zichtbare teken probeert te vertellen. Niet een toverspreuk zoals toen de consecratieformule werd gemompeld. Daardoor wisten de mensen niet wat het Avondmaal was. Het sacrament werkt door het woord dat erbij komt, want geloof wordt uit de prediking geboren.

[5] Uit de Sacramenten leren we niets nieuws wat niet al gepredikt is. Het is als een zegel aan een document. een zegel doet op zichzelf niets, maar onderaan een document dat beschreven is, bezegelt het alles. Hoe duidelijker een belofte is, hoe beter ze het geloof kan ondersteunen. Misschien zijn de Sacramenten niet overduidelijk omdat ze geestelijke en eeuwige dingen beschrijft. Maar de gelovige kan via de weg van analogie de verheven mysteriën overwegen die in het Sacrament verborgen liggen.

[6] God geeft Zijn beloften de naam verbonden en de Sacramenten zijn de symbolen hiervan. Zo zijn dan vergelijkingen te maken met menselijke beloftes. Zoals mensen eerst iets afspreken voordat ze het bevestigen met een handdruk, zo zijn de Sacramenten. Ze kunnen ook steunpilaren zijn,Een gebouw rust op zijn fundament, maar staat steviger als er palen onder gezet worden. Het zijn spiegels waarin we de rijkdom van Gods genade kunnen zien.

[7] Sommige mensen redeneren verkeerd als  ze zeggen dat de Sacramenten geen getuigenis van Gods genade zijn omdat ze aan de goddelozen worden uitgedeeld. Dit is ook te zien bij  iedereen lacht om de ondertekening van een officieel stuk, maar wel erkend dat het van een officiële instantie komt. Het maakt de brief niet minder officieel en de ondertekening niet minder een bekrachtiging van de brief. God geeft in Zijn Woord en de Sacramenten de aanbieding van zijn ontferming en een onderpand van Zijn genade. goddelozen en huichelaars kunnen de uitwerking van de goddelijke genade in de Sacramenten in hun goddeloosheid wegdrukken, verduisteren of belemmeren. Maar met geloof zouden ze getuigen van de eenheid met Christus en Gods Geest vervult dan wat de Sacramenten beloven. Er is nog een discussie over dat een goed geloof een volmaakt geloof is, maar uit de Bijbel mogen we leren dat ontwikkeling in het geloof is. De noodzaak voor Sacramenten blijft dus bestaan.

[8] Calvijn vindt de uitdrukking uit Hand. 8:37 'met heel zijn hart' meer slaan op intentie en vurig verlangen, dan op de volmaakte manier van geloven. Er zit ontwikkeling in het geloof door het hele leven heen. Als de Geest is gegeven is dit dan ook niet één weldaad, maar drie in de ogen van Calvijn. God leert door Zijn Woord. God versterkt ons door de Sacramenten. En Gods Geest verlicht ons verstand zodat ons hart toegankelijk wordt voor Woord en Sacrament dat anders niks in ons innerlijk zou uitwerken.

[9] De Heilige Geest is de werkende kracht van de Sacramenten, er zit niks in de Sacramenten zelf wat kracht heeft. Zoals we oren nodig hebben om te horen, zo hebben we de Heilige Geest nodig om door de Sacramenten ons geloof te kunnen laten ondersteunen en vermeerderen.

Morgen lezen we boek IV.14.10 - IV.14.15

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

zaterdag 24 oktober 2015

24-10; Boek IV.13.18 - IV.14.3

 [18] In 1 Tim. 5:12 staat dat weduwen zich met een gelofte aan de Kerk wijdden. Maar dit konden ze alleen doen als ze ontslagen waren van de huwelijksband. Dan waren ze zelfstandig en in staat dit te doen. Als ze wel gingen trouwen was dit vanwege een lossere levensstijl. Trouwen paste niet bij de taak van de weduwen, Calvijn kan niet accepteren dat deze taak bleef gelden als ze door de prikkels van het vlees ook tot onzedelijk gedrag (dreigden) te vallen. Maar de leeftijdscategorie maakt dit ook niet aannemelijk.

[19] De vrouwen zijn diaconessen en geen nonnen, ze waren aan de naastenliefde en bediening van de armen gewijd, niet om zich terug te trekken. Ze legden hun geloftes pas af boven de 60 jaar, en concilies hebben deze leeftijd steeds verder naar beneden gebracht. Andere geloftes(armoede en gehoorzaamheid) gaat Calvijn niet op in, maar noemt wel dat ze gepaard gaan met bijgeloof.

[20] Nu zijn er mensen die beloftes hebben gedaan die eigenlijk zondig zijn. Deze mensen kunnen er niet mee ophouden en er ook niet mee doorgaan omdat beide zondig zou zijn. Calvijn stelt de mensen gerust door te stellen dat onwettige beloftes voor God geen waarde hebben en dus verbroken mogen worden.

[21] Dit is ook een middel voor mensen die uit een klooster komen. Het is een gelofte die God niet vraagt en de gelofte is gedaan in een tijd van onwetendheid voordat de ex-monnik in de vrijheid van Christus stond. Ook celibaatgeloftes zijn zulke onmenselijke geloftes dat de ziel eraan ten onder kan gaan, wat God niet wil, dus dan kan de gelofte beter verbroken worden.

[1] Nu gaat Calvijn over de Sacramenten beginnen. Dit zijn hulpmiddelen voor het geloof naast de prediking. Het zijn tekenen waarmee God Zijn belofte geeft om ons zwakke geloof te sterken en wij laten van onze kant voor Hem en mensen de vrome gezindheid jegens Hem zien.

[2] Het is niet duidelijk waarom het woord 'sacrament' gebruikt wordt. In de oude Latijnse vertaling is het woord sacramentum gebruikt voor het Griekse woord mysterion in het NT, vaak als het over goddelijke zaken gaat. Het staat in plaats van arcanum(geheim) en de vertaler wilde meer uitdrukken dan een gehiem voor mysterion. Sacramentum is een woord dat gebruikt wordt voor hoge geestelijke zaken.

[3] Uit de definitie blijkt dat er een belofte moet zijn voor een sacrament, bedoeld om ons te helpen omdat we traag en zwak zijn. Feitelijk is Gods woord genoeg, maar onze zwakheid en ons ongeloof heeft hulp nodig. Zolang we in het vlees leven geeft God ons daarom in het vlees tekens van geestelijke dingen. Ze zijn niet in de natuur te vinden, maar zijn door God zo ingesteld.

Volgende week lezen we boek IV.14.4 - IV.14.9

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

vrijdag 23 oktober 2015

23-10; Boek IV.13.11 - IV.13.17

[11] Het monnikendom gold in de tijd van Calvijn als de volmaakte levensvorm. Volmaaktheid slaat dan niet op hoe ze leven, maar dat het de beste levensvorm is om volmaaktheid te bereiken. Wat eigenlijk wel vreemd is,want deze vorm van leven wordt nergens door God geboden, zou hij dan beter genoemd kunnen worden dan de andere v ormen die God wel heeft ingesteld?

[12] Het blijkt dat monniken zichzelf extra last van gehoorzaamheid aan Christus toeschuiven, alles wat in de bergrede wordt gebruikt. Ze vatten sommige uitspraken van Christus op als aanbevelingen, maar juist de kerkvaders leren dat alles wat Christus heeft gezegd een bevel is en geen optie.

[13] Hiervoor is het bewijs Matth. 19:21, het verhaal van de rijke jongeman die alles moet verkopen om Jezus te volgen. Monniken gaan er prat op dat zij ook alles hebben achtergelaten. Maar dit werk is onvolkomen omdat de liefde er niet bij zit. De rijke jongeling werd ook in zijn persoonlijke situatie aangesproken, het is geen algemene regel. De man was overmoedig en was stiekem gesteld op zijn geld, gierigheid was zijn gekoesterde zonde. In die zin moeten we allemaal onze zonde laten varen, maar het gaat om de ontmaskering. De weg naar volmaaktheid bestaat niet in het achterlaten van bezit.

[14] De kerkvaders hebben ook nooit een tweede soort van christendom willen instellen, wat nu wel gebeurt, doordat de het klooster ingaan wordt gezien als een soort tweede doop. Monniken houden de Sacramenten apart van de Kerk, hebben hun eigen altaar en samenkomsten. Hierin verschillen ze van vroegere monniken die altijd bij de normale kerkmensen zaten en de Sacramenten met hen deelden.

[15] Bovenstaande gaat over de professie, wat betreft de levenswandel zijn er wel wat overeenkomsten met vroeger. Nu zijn kloosters eerder geneigd tot een hoerentent te zijn dan tot een heilig oord. Maar ook Augustinus klaagt in zijn tijd ook over monniken die het soort mensen kwaad aandoen door ontucht, smerige handel. Desondanks de tucht in koosters zitten er altijd hypocriete mensen tussen. Maar nu is het omgedraaid als toen, nu zijn er weinig goede mensen te vinden.

[16] Calvijn laat zien dat een beroep op de oudere vormen onterecht is. Desondanks is er ook veel wat Calvijn niet moet hebben bij de oude monniken, het was te ijverig en een te grote hang naar het bijzondere. Een vrome godsvrezende huisvader die zijn beroep goed uitoefend en voor zijn gezin zorgt heeft God liever dan monniken.

[17] De gelofte van een monnik zijn af te keuren op twee gronden. Ten eerste dat ze een eigen verzonnen vorm van godsdienst zijn, en ten tweede dat ze ondoordacht zijn. Zeker de gelofte van altijddurende maagdelijkheid is overmoedig. Ze ontslaan zich van de plicht om te trouwen als ze branden van begeerte. Deze begeerte is even innerlijk als uiterlijk. Het is weliswaar een oud gebruik, maar de strenge tucht hierbij is later erin gekomen. Mensen mochten de gelofte van maagdelijkheid van zich af zetten als ze het niet meer konden opbrengen en dus trouwen. Dit is te zien in de tijd van Cyprianus.

Morgen lezen we boek IV.13.18 - IV.14.3

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

donderdag 22 oktober 2015

22-10; Boek IV.13.4 - IV.13.10

 [4] De laatste van de drie dingen waarop gelet moet worden met geloftes, is de gezindheid waarmee je een gelofte doet. Calvijn onderscheid twee soorten geloftes, die gaan over het verleden en die gaan over de toekomst. Deze hebben ook weer twee soorten onder zich. Allereerst die voor het verleden. Daarvoor heb je die van dankbetoon, zoals Jakob die God de tienden belooft als hij uit zijn ballingschap terugkeert. Dit kan vandaag de dag ook als God ons heeft gered van ernstige ziekte of ander gevaar. De ander is voor boetedoening. Bijvoorbeeld iemand die zondigt door gulzigheid en een gelofte aflegt om zich een tijd lang van lekkernijen te onthouden om zijn onmatigheid te straffen.

[5] Geloftes voor de toekomst maken ons voorzichtiger, maar sporen ons ook aan om onze plicht te doen. Dit kan dus bijvoorbeeld een sieraad niet dragen als je hierdoor verlokt wordt tot begeertes, maar ook een gelofte om godsdienstplichten, of met een mooier hedendaags woord, geloofspraktijken te onderhouden. Soms lijken deze geloftes op het opvoeden van en klein kind, maar onervaren en onvolmaakte mensen kunnen er veel aan hebben.

[6] In algemene zin doet iedere christen een gelofte bij de Doop die wordt bevestigd door kerkelijk onderricht en Avondmaal. Het is het afzweren van de duivel en God te volgen in plaats van onze eigen gedachtes. Niet dat iedereen zich hieraan kan houden, maar deze gelofte hoort bij het genadeverbond van God die daarmee ook vergeving van zonden en de Geest van heiliging geeft. Bij bijzondere geloften moet gelet worden op de drie zaken die Calvijn net heeft genoemd. Alleen moet men niet te vaak geloftes afleggen, dan zou het bijgeloof kunnen worden of gemakzucht. Ook moet je er wel een tijd bij afspreken, anders loop je kans om moeite of tegenzin te ondervinden.

[7] Calvijn ergert zich aan de eeuwenlange praktijk van zinloze, kinderachtige geloftes die mensen doen alsof het iets bijzonders is en een heilige zaak. Met de regels van Calvijn kan dit voorkomen worden en blijken die geloftes een zelfverzonnen godsdienst en God haat verzonden godsdienst.

[8] Calvijn wil niet uitgebreid de gekke geloftes behandelen, maar de kloostergeloftes vindt hij toch wel belangrijk genoeg om te behandelen. In zijn tijd werd het monnikdom verdedigd door het lange bestaan ervan. Maar vroeger was het kloosterwezen iets heel anders, er heerste spartaanse tucht en de mensen daar werden opgeleid tot een ambt in de Kerk. Een klooster was een voorbereiding op het bisschopsambt. Hiervoor haalt Calvijn Augustinus aan om het te bewijzen.

[9] Calvijn geeft een samenvatting van wat Augustinus schrijft ter verdediging van monniken tegen losbandige monniken en manicheeërs. Monniken leven samen en doen veel aan bidden, lezen en met elkaar praten onder leiding van een een man die veel kennis van theologie heet en vader genoemd wordt. Hier luisteren ze 's avonds na. Ze leven sober, eten niet te veel eten geen vlees en drinken geen wijn. De liefde staat centraal en ze dwingen elkaar tot niks.

[10] Calvijn wil de lezers de monniken van zijn dagen vergelijken met de weergave van Augustinus. Daarin is geen plaats voor onwrikbare eisen en vaste regels, alleen de liefde is het belangrijkste. Ook is monnikendom niet een nieuwe soort christendom, maar een voorbeeld voor de eenheid van de hele Kerk.

Volgende lezing is Boek IV.13.11 - IV.13.17

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

dinsdag 20 oktober 2015

20-10; Boek IV.12.25 - IV.13.3

[25] Voorstanders van het celibaat gebruiken een bijbels argument dat de levitische priesters zich tijdens hun dienst moesten onthouden van seks met hun vrouw. Maar de priesters waren geen voorbeeld voor dienaars van het Evangelie, maar voorafbeeldingen van Jezus Christus die later in de hemelse rechtbank de verzoening bracht die in de tabernakel onvolkomen was. Ook de Apostelen hadden wel vrouwen die ze soms meenamen(1 Kor. 9:5).

[26] Wat moeten de tegenstanders van Calvijn dan ook met de vroege Kerk, waarin huwelijk zelfs wel aanbevolen? Er is wel geprobeerd op het concilie van Nicea het celibaat in te voeren, maar dit vond Calvijn aandachtstrekkende en bijgelovige stumperds. Het concilie besloot ook met de uitsprak dat het kuis is om bij je eigen vrouw te slapen. Het huwelijk bleef heilig en geen smet op het ambt.

[27] Na dit concilie werd het celibaat en maagdelijkheid bezongen als het allerbeste van de mens ten koste van de eer voor het huwelijk. Priesters mochten niet meer trouwen. Het is dus wel een oude instelling, maar nog eerder was het huwelijk een normale en heilige zaak voor apostelen en eerdere bisschoppen en herders. Ook vindt Calvijn de houding tegenover het huwelijk onbillijk, wat komt doordat mensen veel te hoog dachten over maagdelijkheid. Ook waren mensen nooit zo streng hierin. Wie trouwde moest zijn ambt opgeven.

[28] Voorstanders van het celibaat moet men antwoorden dat de oude tucht weer ingesteld wordt. en ze moeten daarna nadenken over wat nu precies noodzakelijkheid is en wat het beste zou zijn voor de Kerk. Calvijn ziet wel ruimte voor een verplichte celibaat, maar om de tegenstanders te laten begrijpen met welke onbeschaamdheid ze bezig zijn. Ze moeten ook nadenken over Hieronymus die maagdelijkheid de zuiverste kuisheid vond, maar het huwelijk daar direct na als tweede(Wat dus stiekem niet Hieronymus is, maar een pree van Erasmus.

[1] Calvijn snijdt een nieuw onderwerp aan, de geloften. Het is namelijk al erg genoeg dat de Kerk vervuilt is met een massa tradities die tiranniek opgelegd zijn, mensen doen dit voor zichzelf door geloftes. Calvijn houdt hoog dat de manier voor leven voor de mens wordt uitgelegd in de Wet, ook is het duidelijk dat we er zelf niks bij moeten verzinnen. Het beste wat een mens kan doen is gehoorzaamheid laten zien. Geen beloftes doen dus aan God. Christenen hebben soms te makkelijk geloftes gedaan en net als heidenen om ieder wissewasje een gelofte aan God gedaan, vrij lomp en onnadenkend.

[2] We moeten weten aan wie we een gelofte doen. Dat is aan God, die niks anders wil dan gehoorzaamheid en alles wat eigenwillig wordt opgedrongen als dienst aan Hem vervloekt. We moeten niet de vrijheid nemen iets te verzinnen waar de Bijbel niets over zegt.

[3] Ten tweede moeten we God niet verzoeken om geloftes te doen waarbij we afhankelijk zijn van zaken buiten onze macht. We hebben vrijheid gekregen van God. Voorbeelden zijn de gelofte van de moordenaars die Paulus willen doden(zelfs al wilden ze iets goed doen), Jefta, maar ook de priester die tegen hun menselijke natuur beloven celibaat te leven. We mogen ook niks beloven wat onze roeping op onze plaats belemmert, zoals een vader die iets belooft en daarom zijn gezin moet achterlaten. We zijn in de vrijheid gezet door God en we moeten ons niet tot slaven maken van uitwendige zaken.

Morgen lezen we boek IV.13.4 - IV.13.10

lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

maandag 19 oktober 2015

19-10; Boek IV.12.19 - IV.12.24

De 42ste week van Lectio Calvini, verwarrende is wel dat Lectio Calvini één week achterloopt op de weken van de Heidelbergse Catechismus. Ach ja, een perfect gesynchroniseerd gereformeerd kerkelijk jaar is misschien ook te mooi om waar te zijn.

[19] Nooit vasten is beter dan met vasten bijgeloof in het zadel helpen. Daarom spreekt Calvijn de onjuiste meningen over vaten tegen in deze paragraaf. allereerst is goed vasten het scheuren van het hart en niet van kleren. Vasten moet gepaard gaan met innerlijke genegenheid van het hart, oprechte afkeer van de zonde en zichzelf en ootmoed en verdriet vanuit een vrezen van God. Vasten moet oprecht zijn en niet een uitwendig trucje. Er zit ook geen verdienste, het is maar een middelmatige zaak waarvan de waarde wordt bepaald waarvoor je het gebruikt. Verder moet vasten niet als een van de voornaamste plichten. Sommige kerkvaders zijn hier niet helemaal onschuldig van.

[20] In de tijd van de kerkvaders is ook volgens Calvijn de bijgelovigheid van de 40dagen tijd van vasten opgekomen. dit werd gezien en aangeprezen als een navolging van Christus. Maar Jezus vast niet 40 dagen om nagevolgd te worden, maar om Zijn leer als hemels te bevestigen. Mozes vastte ook zoveel tijd om te laten zien dat de leer uit de hemel kwam en niet uit hem zelf. Ook was er nergens in het OT een navolging van het vasten van Mozes. Ook zou Jezus meer dan ééns 40 dagen moeten hebben gevast om er een regel van te maken. Er is in de geschiedenis op verschillende manieren gevast. Het is gewoon een verkeerde ijver en bijgeloof opgesierd met de naam navolging.

[21] Er kwamen ook allerlei godslasterlijke verzonnen reels over wat men niet mocht eten. bijvoorbeeld vlees alsof dat men zou verontreinigen, maar tegelijkertijd werden er allerlei andere fijne en dure gerechten gegeten. En ook werd er dan niet uit een beker gedronken, maar uit een schelp. Hieronymus schrijft hierover.

[22] Het tweede deel van de tucht zijn de leefregels voor de geestelijkheid, wat nu ambtsethiek heet. dit waren de wat strengere regels die een bisschop zichzelf en zijn geestelijken oplegde. Deze werden op synodes eenmaal, vroeger zelfs tweemaal per jaar gecontroleerd, ook kon men hier ook in beroep gaan tegen een bisschop. Ten tijde van Calvijn lijken de geestelijken meer op de praktijk die beschreven wordt door Xenophon over de belachelijke regels van de Perzen in de tijd van Cyrus. Het zijn verdraaiingen van oude regels.

[23] Maar in het celibaat is Rome ontzettend streng en onverbiddelijk. Desondanks in die tijd de geestelijken gerust hoererij konden bedrijven. In ieder geval is het celibaat on-Bijbels en ook niet rechtvaardig en billijk. Het is door dwingelandij opgelegd. De bijbel spreekt over man en vrouw, maar ook over de vrouwen voor bisschoppen. In de bijbel is het huwelijk voor ambtsdragers een zaak van vrijheid.

[24] Het tegenargument is dat een priester van het volk te onderscheiden moet zijn. Nou lijkt het Bijbelser om dit onderscheid te laten zitten in de eigenschappen die God door Zijn voorzienigheid aan de priesters geeft. De tekst uit 1 Tim.4:1-3 gaat niet over een bisschop die voor de tweede keer getrouwd is. De bijbel is positief over het huwelijk, tegen de roomsen die het huwelijk een gebrek noemen bij een geestelijke. Het huwelijk is een beeld van Jezus en de Kerk, dit laat de waardigheid van het huwelijk zien. Dit geestelijk beeld van Christus onrein noemen gaat heel ver.

Morgen lezen we boek IV.12.25 - IV.13.3

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

vrijdag 16 oktober 2015

16-10; Boek IV.12.11 - IV.12.18

[11]Calvijn neemt hier een positie van Augustinus over dat leden en ambtsdragers niet de Kerk moeten verlaten om een gebrek aan tucht. Ze moeten blijven waar ze zijn en zoveel mogelijk inzetten om de Kerk zondevrij te krijgen. De kerkelijke tucht is er voor de eenheid van de Geest. Als je je om de tucht afscheidt, dan is de tucht geen medicijn meer. Cyprianus zegt dat ieder met barmhartigheid moet proberen te verbeteren wat hij kan, maar met geduld verdragen wat hij niet kan verbeteren en daarvoor in liefde zuchten en treuren.

[12] Dit schrijft Augustinus nog met het oog op de donatisten die de Kerk verlieten als de bisschoppen wel met woorden, maar niet met ban mensen tuchtigen omdat dat het kwaad zou verergeren. In Calvijns tijd zijn het de wederdopers die de Kerk verlaten als deze niet zo zuiver als engelen is. Onder deze gestrengheid van tucht zit eigenliefde, er zit geen liefde voor de eenheid en kennis van de waarheid in.

[13] Augustinus vindt verder dat tucht streng en barmhartig tegelijk moet worden toegepast. Plannen tot afscheiding  maken streelt alleen de ijdelheid van de planners en de zwakken raken erdoor in verwarring. Men moet de gemeente altijd streng waarschuwen  en onderwijs geven moet de menigte getuchtigd worden, tegen de zonden van de enkeling moet men streng optreden.

[14] Het laatste gedeelte van de tucht gaat over de mogelijkheid van kerkleiders om aan te sporen tot vasten, openbare smeekbeden, boetedoening en geloof. Dit hebben de apostelen gedaan die het weer uit de Wet en de profeten haalden. De Kerk doet er goed aan om een vasten met buitengewone gebeden te organiseren als er een godsdienstig geschil voor een kerkelijke vergadering komt, als er ambtsdragers verkozen moeten worden of andere belangrijke moeilijke zaken. Maar ook rampen, pest, oorlog, hongersnood zijn goede aanleidingen. Maar om niet te vervallen tot bijgeloof is er wel een goede voorlichting nodig over vasten.

[15] Men kan om drie redenen vasten. Ten eerste om het vlees te bedwingen. Dit is meer een persoonlijk vasten. Ten tweede om beter voorbereid te zijn  op gebed en overdenking. Dit gebeurt zowel persoonlijk als gemeenschappelijk. De laatste is als teken van berouw bij schuldbelijdenis. Als er een ramp gebeurt is het goed als de hele gemeente daar de tuchtiging van God in ziet en schuld belijdt. Als mensen persoonlijk zo iets ervaren kunnen ze ook persoonlijk, of met het gezin vasten. Het is voornamelijk een zaak van het hart, maar kan dan ook maar moeilijk niet tot uiting komen in uiterlijke zaken.

[16] Ook in de kerkelijke orde zou er meer gevast worden. Bijvoorbeeld bij ambtsdragers, zoals Paulus en Barnabas na gebed en vasten werden bevestigd in Antiochië en zo ook andere ambtsdragers in de gestichte gemeentes bevestigden. Het is zo vuriger van geest en beter toegerust tot het bidden worden. Zoals Anna deed in de tempel. Ook helpt het om van tijd tot tijd het huwelijksbed te onthouden om te wijden aan gebed. Vasten is hierbij slechts een middel.

[17] Als God een gevaar in een land laat ontstaan, wapent Hij zich zogezegd om het land Zijn toorn te laten voelen, dan moeten ambtsdragers een vasten afkondigen, zodat met een meelijwekkende houding van het volk misschien de gestrengheid van God afgebeden kan worden. Dat deed Joël ook, al was zak en as iets voor zijn tijd, maar bij elkaar komen, en wenen en vasten zijn wel voor alle tijden als de omstandigheden daarom vragen. Het is weliswaar wel een uiterlijke ceremonie, maar nog altijd een goed hulomiddel zoals het altijd is geweest voor alle gelovigen.

[18] Echte calvinisten eten al sober, maar tijdens een vastendag of periode moeten mensen zichzelf nog wat beperkingen opleggen voor eten en drinken. Ook moet men voor het gebed niks eten. Als je eet moet het goedkoop en eenvoudig voedsel zijn.

Volgende week lezen we boek IV.12.19 - IV.12.24

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

donderdag 15 oktober 2015

15-10; Boek IV.12.5 - IV.12.10

[5] De tucht heeft drie doelen. De eerste is om de naam van de Kerk hoog te houden onder de mensen. Niet alleen is een gemeente vol goddeloze en misdadige mensen een modderfiguur maar wordt het Avondmaal erdoor ontheiligd. Daarom moeten priesters zich niet laten intimideren door macht van sommige mensen in de Kerk, zoals ten tijde van Chrysostomus blijkbaar gebeurde. Ook wordt de bederving door omgang met goddelozen beperkt. Het derde doel is dat mensen berouw krijgen van hun leven.

[6] Hoe pas je de tucht toe? allereerst ga je kijken bij het onderscheid tussen verborgen en openbare zonden. Bij de zonden die bij meerdere mensen bekend zijn moet de Kerk hem openbaar tot de orde roepen. Bij verborgen zonden moeten eerst de regels die Christus geeft gevolgd worden(zie paragraaf 2). Als er een onderzoek komt na volharding van de persoons kant, dan moet bekeken worden of het misdaden of overtredingen zijn. Met een lichte zonde mag het een vaderlijke bestraffing met woorden zijn, bij een zwaardere zonde moet hij voor een tijdje van het Avondmaal afgehouden worden tot bewijs van bekering. Ten tijde van Cyprianus werd dit ook toegepast en waren er officiële ceremoniën om dit vorm te geven. Hierna kon de persoon door handoplegging weer opgenomen worden in de gemeente.

[7] In de vroege Kerk werd de tucht op iedereen toegepast. Bekend is het verhaal van keizer Theodosius die na een bloedbad te hebben gecreëerd in Thessaloniki door Ambrosius van het Avondmaal is gehouden. Hij kwam zonder koninklijke attributen huilend vergeving vragen. Niemand is uitgesloten om smekeling bij Christus te zijn. Dit is de gang van zaken zoals dat bij Paulus wordt ingezet en in de Kerk is gehouden. Dit moeten ouderlingen met elkaar doen, met het medeweten van het volk.

[8] Strengheid hoort wel gepaard te gaan met zachtmoedigheid. De straffen moeten niet leiden tot verbittering, maar tot berouw. Calvijn had dan ook gezien dat ze in de oude KErk een stukje voorzichtiger zijn geweest en niet zo streng in de tucht.

[9] Mensen moeten dus ook net als de kerk zachtzinnig en vriendelijk blijven, we kunnen neit zeggen of de personen wel of niet uitverkoren zijn of geen hoop hebben. Mensen moeten hem  niet naar de dood wijzen, alleen op zijn werken letten. Wie zich niet aan deze regel houdt, gaat de grenzen te buiten.

[10] De ban is niet het definitieve oordeel van eeuwige ondergang, maar mensen horen wel een oordeel over hun leven en werken. Ze kunnen wel weten dat ze verloren gaan als ze zich niet bekeren. De banvloek laat geen ruimte over voor bekering, de afsnijding wel. Mensen die afgesneden zijn moeten toch altijd overtuigd worden om terug te keren waar mogelijk.

Morgen elzen we boek IV.12.11 - IV.12.18

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

woensdag 14 oktober 2015

14-10; Boek IV.11.14 - IV.12.4

[15] De pausen hebben in de loop van de tijd rechtsbevoegdheden naar zich toe getrokken door middel van trouwbreuk en wapens. en dat terwijl paus Gregorius de Grote nog een concilie met een banvloek heeft georganiseerd over bewakers van kerkelijke goederen die onrechtmatig bezit verkregen. Ze schreven een eigendomsverklaring voor een landgoed dat ze op het oog hadden. Het wordt duidelijk dat als pausen in de jaren daarna zich hier niets van aantrokken het ze niet om de eer van Christus te doen is.

[16] Door de eigendommen denken de kerkelijke heren ontslagen te zijn van verplichtingen. Ze denken dat de verhevenheid van de Kerk erin ligt ontheven te zijn aan wetten en verplichtingen die voor iedereen gelden. Dit is historisch ook onjuist. Juist in de tijd van Ambrosius was duidelijk dat de Kerk over kerkelijke zaken ging, ook over de keizer als die erbij betrokken was. De keizer ging over de wereldlijke zaken, mensen konden zelfs de keizer voor het gerecht slepen, dat was normaal. De landerijen zouden in Ambrosius tijd gewoon belasting hebben betaald. Ook werd de bemoeienis van de keizer met de zaken van de Kerk afgeweerd door Gregorius I(de Grote)

[17] Deze heiloige mannen hadden geen bezwaar als de keizer zijn gezag in kerkelijke aangelegenheden liet gelden, maar zorgen ervoor dat dit tot nut van de orde en tucht was, niet ter verstoring, met geweld en willekeurig. De overheid zou de godsdienst met wetten, verordeningen en strafmaatregelen in stand moeten houden, pmdat de Kerk niet kan dwingen in maatschappelijke zin.

[1] Nu wil Calvijn de laatste zaken over de tucht in orde brengen, hiervoor maakt hij allereerst een onderscheid tussen de gewone gelovigen en de gelovigen die een ambt bekleden, de geestelijkheid. Mensen met een afkeer van het woord tucht moeten beseffen dat als een gezin of maatschappij orde heeft, dit nog meer van toepassing moet zijn in de Kerk, de tucht is als de spieren in het lichaam van Christus. Zonder de tucht ontspoort het.

[2] De grondregel is dat er persoonlijke vermaning moet zijn, allereerst tussen alle gelovigen onderling, maar met de ambtsdragers in het bijzonder. Zo deed Paulus het ook. Luistert de persoon niet, dan moet deze bij de rechtbank van de Kerk, dat is de vergadering van de ouderlingen langs voor een vermaning. Als dat niet werkt moet hij uit de gemeenschap van gelovigen gestoten worden.

[3] bedekte zonden, die verborgen zijn, moeten tussen mensen onderling besproken worden, openlijke zondes of die bij iedereen bekend geworden is moet in het openbaar bestraft worden, zoals Paulus aan Timotheüs schrijft(1 Tim. 5:20). Hij deed dit zelf ook bij Paulus. Bij verborgen zonden moet de eerst genoemde procedure gevolgd worden, bij openbare zondes moet er meteen overgegaan worden naar een officiële berisping.

[4] Een ander onderscheid is tussen overtredingen en misdaden of schanddaden. Bij de laatste soort moet ook men ook de ban uitspreken(1 Kor. 5:3). Als de Kerk zo mensen die blijven volharden in minachting voor de Kerk uitbant is dit haar door de Heere gegeven bevoegdheid. Het is niet iets menselijk, het is de bekendmaking van het vonnis van God Zelf. De Kerk kan dus ook de gelovigen na berouw weer opnemen in de Kerk. Mensen vergissen zich als ze denken dat de Kerk zich lang zonder te tucht kunnen handhaven.

Altijd spannend over de tucht. Ik heb zelf niet veel meegemaakt over de tucht, direct of indirect.

Morgen lezen we boek IV.12.5 - IV.12.10

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

dinsdag 13 oktober 2015

13-10; Boek IV.11.8 - IV.11.13

[8] Kortom, Calvijn vindt de geestelijke macht van de bisschoppen niet geestelijk en al helemaal niet bijbels. Over de zwaardmacht laat Calvijn het even voor wat het is. Hij gaat niet zozeer om bepaalde mensen, maar om de gemeenschappelijke zonde van de geestelijkheid. Ze houden de Kerk van het woord weg en zouden zich niet zoveel met wereldlijke regering moeten bemoeien, alleen Mozes bekleedde twee ambten, geestelijk en ambtelijk, en maar voor korte tijd.

[9] De zwaardmacht is pas aan de bisschoppen gegeven nadat ze de geestelijke macht naar zich toe hadden getrokken en gedelegeerd om te voorkomen dat ze helemaal niks deden. Dat is ten dage dan ook de voornaamste bezigheid van hun omdat ze denken dat de waardigheid van het koninkrijk Gods verbonden is aan hun eigen waardigheid. Als het waar is dat Christus gediend is met voor de bisschop sidderende vorsten gaat er iets fout volgens de leer van Christus. Ze zouden wat kunnen leren van de apostelen, die zelfs de bediening van de tafels aan andere toedeelden omdat ze zich op hun kerntaak stortte.

[10] Stukje bij beetje hebben de bisschoppen door dreiging en bangmakerij macht afgedwongen van de vorsten. Het gaat blijkbaar door middel van wereldlijke rechtspraak en geweldadige partijvorming. Of ze hebben misbruik gemaakt van vrome bedoelingen van toegeeflijke vorsten. Zo zijn de bisschoppen blind door begeerte de afgrond ingesleurd.

[11] De Paus was niet tevreden met kleine rijkjes of koninkrijken, maar wilde het keizerrijk dat hij toen roofde. Dit wordt op allerlei manieren onderbouwd, maar het kan gewoonweg niet apostolisch zijn, aldus Bernardus van Clairvaux. Voor aardse zaken zijn er aardse rechters. Geestelijken moeten zich niet schamen als ze dat ambt niet krijgen.

[12] Het document Donatio Constantini(https://nl.wikipedia.org/wiki/Donatio_Constantini) is een vervalsing. Maar we kunnen ook kijken naar Gregorius de Grote die de keizers hun heer en slaaf tegelijk noemen. Dat is wat anders dan de vorsten alleen slaven van zichzelf zien.

[13] Blijkbaar is rond het jaar 1000 door Hendrik IV een kans geboden aan Gregorius VII. De keizer Hendrik bracht delen van zijn rijk op de markt en het leek een vrome zaak voor velen als Gregorius VII deze overnam. Het fijne van de kwestie wordt niet door Calvijn vermeld.

Morgen lezen we boek IV.11.14 - IV.12.4

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

maandag 12 oktober 2015

12-10; Boek IV.11.2 - IV.11.7

De 31ste week van Lectio Calvini.

 [2] Goed. De macht om te (ont)binden wordt gevonden in Matt. 18. Deze tekst gaat over de tucht, de eerdere tekst(Joh. 20) over de prediking. Dit is geen veroordeling tot eeuwig oordeel, maar een veroordeling van leven. Deze uitspraak van de Kerk wordt in de hemel als een geldig vonnis erkend. De roomse theologen hebben deze teksten op van alles n nog wat van toepassing laten zijn, maar ze gaan over hetzelfde.

[3] Sommigen zeggen dat dit slechts van toepassing was toen de regeringen net christelijk waren, maar de soorten machten vindt Calvijn daarvoor te verschillend. De Kerk heeft gen machts- en pressiemiddelen en ook geen zwaard. Ook wordt er niemand tegen zijn wil in gestraft, er is alleen boetedoening. De Kerk kan alleen onthouden van het Avondmaal. Desondanks moeten Kerk en overheid zo met elkaar verbonden zijn dat ze elkaar steunen en niet hinderen.

[4] Dit is een blijvende instelling. Dat blijkt uit de woorden, maar ook omdat Jezus Zich aansluit bij een bestaande praktijk. Een christelijke overheid zal ook niets verlangen wat naast de Kerk kan bestaan. Een goeie keizer hoort in de Kerk, niet erboven.

[5] De kerkelijke rechtspleging is er in de eerste plaats tegen ergernis. Deze mag niet met de zwaardmacht samengaan en niet door één persoon gepleegd worden. De Kerk heeft genoeg aa het Woord van God. In de prediking wordt al een hoop uitgelegd en beoordeeld en ieder die de christelijke leer volgt moet zich hieraan onderwerpen.

[6] In de tijd van Cyprianus wordt de hele geestelijkheid betrokken bij de rechtspraak. Het volk heeft ook een hand in de rechtspraak. Al ten tijde van (Pseudo-)Ambrosius was er al verval. De rechtspraak kwam steeds meer in handen van één persoon.

[7] En de bisschoppen hebben het weer doorgeschoven naar speciale ambtenaren hiervoor, kwaad immers, brengt ander kwaad voort. En de rechtsspraak gaat niet over geestelijke, maar aardse zaken. Dit heeft niks te maken met de instelling van Christus. En het is ook nog eens niet helemaal ter bestrijding van zonden, maar soms zelfs ter bescherming daarvan.

Morgen lezen we boek IV.11.8 - IV.11.13

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

zaterdag 10 oktober 2015

10-10; Boek IV.10.29 - IV.11.1

[29] Calvijn wilt de ceremoniën niet zoals hij ze ziet in de roomse kerk, nutteloze schone schijn en overdadig. Als er ceremoniën zijn, moeten ze passend zijn, maar ook de gelovigen leren vroom, ingetogen en eerbiedig ze met deze dingen bezig horen te zijn. Ook moeten de ceremoniën tot Christus leiden. Calvijn kan twee soorten kerkelijke inzettingen bedenken. Een voor de vaste gebruiken en ceremoniën(waardig op de knieën en met bloot hoofd bidden, Sacramenten eerbiedig ontvangen e.d.) en de orde en vrede in de Kerk(tijden voor eredienst, catechese en voor Calvijn dus ook geen vrouwen in het ambt).

[30] Maar Calvijn keurt alleen de menselijke inzettingen goed die in de autoriteit van God gefundeerd en aan de Bijbel ontleend zijn. De Bijbel geeft de algemene regel en de mensen kunnen deze vorm geven naar de behoefte van tijd en plaats als de onderlingen liefde maar blijft. Voorbeeld is knielen bij het gebed tijdens de eredienst wat ze toen deden. Staat niet in de Bijbel dat het zo moet, er staat wel dat alles betamelijk en passend moet gebeuren, wat knielen in gebed is.

[31] Mensen moeten deze regels dus met een vrij geweten gehoorzamen, zonder er minachtend op neer te zien of vanuit een hooghartige en eigenwijze houding overtreden. De regels zijn een oefenschool voor menselijke zwakheid. Het is niet zo dat er een bepaald mysterie of consequentie verbonden is aan de regels. Het is betamelijk om je aan dat soort regels te houden, maar niemand kan bijvoorbeeld toch moeilijk een persoon die niet kan knielen door ziekte kwalijk nemen dat hij dat dan niet doet? De regels overtreden uit vergeetachtigheid o.i.d. is geen zonde, maar alleen uit minachting wel, omdat dat eigenzinnigheid is. Er zijn gewoon regels nodig voor de vrede en de orde, wat wel een goddelijk gebod is.

[32] Daarom moeten de regels duidelijk zijn wat ze leren en moeten het er gewoon niet teveel zijn. En ze moeten zo uitgelegd worden dat ze geen aanleiding kunnen vormen voor dwaling. Iedereen heeft vrijheid maar levert zonder gewetensnood een stukje in voor het betamelijke en de naastenliefde.

[1] De derde manier van kerkelijke inzettingen was de rechtspraak. Dat heeft te maken met de tucht. Het is een ordening die niet tegenover het burgerlijke bestuur staat en gericht is op de handhaving van geestelijke regering. In de Bijbel zijn er ook ouderlingen die niet met het Woord bezig zijn, maar zich met de tucht bezighouden. Het gaat hier niet om het leergezag, maar het recht van het Sanhedrin van de toekomst wordt overgedragen op de kudde van Jezus Christus. Het gaat hier ook om zaken van Matt. 16. De vergeving van de zonden is in het Woord gelegen en is de binding en ontbinding die de apostelen kunnen toepassen op aarde. De sleutelmacht is niet een macht maar een bediening van de prediking omdat Jezus deze macht Zelf altijd in handen houdt.

Volgende week lezen we boek IV.11.2 - IV.11.7

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

vrijdag 9 oktober 2015

09-10; Boek IV.10.22 - IV.10.28

Calvijn gaat verder over de onnodige ceremoniën en zwakke consciënties van kerkgangers.

[22] Zo kan een trouw herder in een gemeente wel verbieden om vlees te eten of te werken op feestdagen(katholieke instellingen), niet om een nieuwe wet in te stellen, maar om geen ergernis bij zwakkere broeders te veroorzaken. De apostelen hebben in het apostelconvent gezegd dat het als een gebod van de Heere is om de zwakke broeder niet te ergeren. Daarom mag dit niet gebruikt worden om eigen tirannie uit te breiden over mensen.

[23] Maar toch moeten Calvijn c.s. zich onderwerpen aan het gezag omdat het hun niet is toegestaan zich hiervan te onttrekken. Dat vinden zijn tegenstanders. Maar vanuit het Woord is de vrijheid in Christus ons aangezegd, die van het geweten. God dienen volgens de regels van mensen is Jezus' heerschappij over ons wegnemen. God vindt dit belangrijk, Israëls fout was ook deels een eigen bedachte eredienst aan Hem. Eerbied voor God is namelijk Hem doenen op de manier zoals Hij dat geboden heeft. Ook al is de eigen godsdienst niet openlijk goddeloos ofzo. Menselijke bedenksels bederven de zuiverheid van de eredienst.

[24] Als mensen wisten dat het belangrijk is om alleen van God afhankelijk te zijn in de godsdienst zou duidelijk worden dat eigen bedachte regels niet vroom zijn, maar het voorschrijven van wetten aan God is, desondanks ze zich zelf ook aan deze wetten houden.

[25] De weerlegging hiervan is dat Samuël in Rama offerde, maar dit gaat niet op omdat de plaats van de ark nog niet bepaald was(1 Sam. 7:17). Manoah(Richt. 13:19) kreeg een opdracht van God en bedacht het niet zelf. Gideon bedacht wel iets zelf en dat nam God hem en het volk niet in dank af. Eigen verzinsels zijn een aantasting van echte deugdzaamheid.

[26] Jezus wil ook dat de leerlingen zich waakten voor het zuurdesem van de leringen van Farizeeën, niet dat ze hun lasten droegen. De mensen moesten niet het voorbeeld van de Farizeeën volgen, maar wel van hun leren omdat ze op de stoel van Mozes zaten.

[27] Een andere dwaling is dan weer van ongeletterde mensen die alle kerkelijke inzettingen afschaffen. Maar er is in iedere gemeenschap toch een ordening nodig om de eenheid en vrede te garanderen, ook in de Kerk. Er zijn zoals in iedere samenleving wetten en vaste rituelen nodig. Anders wordt de Kerk uiteengeslagen. Maar de regels ogen niet als noodzakelijk voor de zaligheid beschouwd worden.

[28] Goede regels zorgen dat alles in de vergadering van gelovigen op betamelijke en waardige wijze plaatsvindt zodat alles bijeen wordt gehouden door banden van beschaving en ingetogenheid. Betamelijk is dat er ceremoniën zijn die eerbied opwekken en aanzetten tot vroomheid., maar ook ingetogenheid en waardigheid laten zien.

Morgen lezen we boek IV.10.29 - IV.11.1

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

donderdag 8 oktober 2015

08-10; Boek IV.10.16 - IV.10.21

[16] Met wat hier is gezegd probeert Calvijn niet alleen voor zijn tijd wat in te stellen, maar een regel die in alle eeuwen nuttig is. Gods vloek voor verblinding en verstandsverbijstering voor diegene die Hem eigenzinnig eren gelden voor alle tijden. De regel dat wetten buiten het Woord om over het dienen van God en het binden van gewetens aan bepaalde manier van godsdienst door de gelovigen dienen te worden afgewezen is de kern van het betoog van Calvijn.

[17] Maar de RKK zegt dat de tradities als openbaring van de Heilige Geest gelden omdat de Kerk geleid wordt door God en zo niet kan dwalen. Daar is al het nodige over gezegd, maar Calvijn benadrukt dat Jezus een Kerk wil die zich an Zijn inzettingen houdt en er niets afdoet of bijdoet. Zo valt te zien dat de term kerk bij Calvijns tegenstanders een dekmantel is om te wentelen in eigen bedenksels. De Wet blijft en profetieën en evangelisten zijn eerder vervullingen dan aanvullingen.

[18] Daarom keert Calvijn zich met een gerust hart tegen de tirannie van menselijke tradities. De Kerk kan je geen grotere eer bewijzen dan gehoorzaamheid, wat Calvijn nu doet. Aansluiten bij het oordeel van de Kerk is dus zoeken wat de Heere ons en Zijn Kerk heeft voorgeschreven. De roomse leer kan dus ook niet teruggaan op de apostolische tradities omdat deze leer de eredienst zuiver wilde houden en ook de gewetens van mensen niet wilde bezwaren. Calvijn vindt het belachelijk dat datgene wat de apostelen niet begrepen en door de handelingen van de Kerk uiteindelijk in de traditie is beland, te gebruiken als basis voor de joodse en heidense rituele die Christus verbergen en onwetende priesters opvoeren. Enkele noodzakelijke maatregelen die bisschoppen na da apostelen hebben ingezet werden daarna door bisschoppen met een verkeerde naijver overtroeft. Alsof het om een wedstrijdje wettenschrijven ging.

[19]Een voorbeeld is het Heilig Avondmaal. Dit was bij de apostelen heel sober. Hun directe opvolgers hebben om de waardigheid van het sacrament meer luister bij te zetten een en ander toegevoegd wat niet af te keuren is. Maar hun opvolgers hebben er veel dingen bijgeplaatst en doen alsof het direct teruggaat op de apostelen. Met een woord van Augustinus wordt dit gerechtvaardigd(hij benadrukt de apostolische inzettingen en het gezag van de concilies), maar Augustinus heeft het over de eenvoudige en sobere ceremoniën uit zijn tijd, niet over de tijd van Calvijn, waarin heet al uitgebreider was.

[20] Wijwater is een ander voorbeeld waar direct apostelen geldt als bron, terwijl de geschiedenisboeken bisschop van Rome Alexander I(109-116) noemen. Wat Calvijn trouwens betwijfeld, aangezien Augustinus de voetwassing niet meer gebruikte omdat het teveel op de Doop leek. Ook wil Calvijn meer zekerheid dan de vermoedens van Augustinus in andere zaken. En zelfs dan mag het niet als verplicht gesteld worden. In ieder geval zijn er veel inzettingen geweest die tot misbruik leidden dus nu zonder wroeging afgeschaft mogen worden.

[21] Het apostelconvent in Ahnd. 15 gedlt als voorbeeld en hielden Calvijns tegenstanders zich hier maar aan. De apostelen gingen niet op eigen gezag aan de gang en legden ook niet in eigen gezag een juk op. De heidenen worden met een beroep op naastenliefde(wat ook een gebod is) ontheven aan de plicht van de Wet. Heidenen moeten gebruik maken van hun vrijheid zonder hun broeders te ergeren.

Morgen lezen we boek IV.10-22 - IV.10.28

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

woensdag 7 oktober 2015

07-10; Boek IV.10.9 - IV.10.15

Even een dagje verlaat, ik laat het lekker uitlopen, druk met studie en catecheet zijn 's avonds.

[9] Met het onderscheid tussen de gewetens moeten we dus kijken welke roomse inzettingen niet heilig en heilzaam zijn. Calvijn gaat de ceremonies en rituelen lang, maar ook de kerkelijke tucht. De auteurs vragen daar in zekere zin zelf om als ze verkl;aren dat hun inzettingen de kern van de dienst van God is. En we moeten de kerkgangers en hun geweten niet weer vastleggen aan slavendienst.

[10] Net als de farizeeërs worden er geboden krachteloos gemaakt door menselijke inzettingen. De biecht overslaan voor een jaar is zondiger dan een jaar lang zondigen. Zo zijn er meer inzettingen waarin het meer lijkt te gaan om hun eer dan om de eer van God.

[11] Vleselijke mensen zullen denken dat de kerk in verval is geraakt als zulke praktijken verwijderd worden, maar Calvijn wil niet dat mensen onder regeltjes bedolven worden of weer onder de schaduwen van de Wet worden geplaatst. Mensen vinden hun tradities heel wijs omdat het een beroep doet op hun ijdelheid. Maar Paulus leert te wantrouwen wat menselijke inzettingen, zeker als ze aangenaam voor het vlees lijken.

[12] Wie de roomse ceremoniën onderzoekt komt erachter dat ze misschien wel mooi of goed gevonden kunnen worden, maar het zijn onbenulligheden en bedrog. Het is na-aperij van de de riten uit de Wet van Mozes en een samenraapsel, dat wil verbazen, maar niks leren.

[13] Zo'n stapel van tradities is niet meer te dragen voor de christelijke Kerk. Augustinus zou van de tijd van Calvijn schrikken van al de slavernij. De gekke regels heeft Calvijn terug gevonden in de ontmaskering van Paulus(Kol. 2:20).

[14] Calvijn zegt dat de roomse ceremoniën Christus half begraven, in plaats van Hem laten zien en van Hem leren. De ceremoniën is de oude taal van het oude volk, kindertaal dat in schaduwen dingen afbeeldt. Calvijn is niet tegen ceremoniën, als ze Jezus maar laten zien. Daarom moeten er maar een paar ceremoniën zijn die duidelijk zijn en ook passend bij de waardigheid.

[15]De uitgedachte ceremoniën zijn geen verdienstelijke werken, zoals sommige roomsen denken. God wil gehoorzaamheid. Het is ook bijzonder dat de onbegrepen ceremoniën zoveel waarde wordt toegekend. Ook zijn er ook veel ceremoniën uitgedacht om geld te verdienen. Daarom moeten ze afgeschaft worden, om godslasterlijke koophandel in de kerk te voorkomen.

Morgen lezen we boek IV.1016 - IV.10.21

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

maandag 5 oktober 2015

05-10; Boek IV.10.3 - IV.10.8

Week 40 van Lectio Calvini. Ik weet niet of er nog mensen meelezen, maar nu is het nog maar tien weken lezen. Dit is 4/5 van het rooster.

[3] Calvijn moet even wat uitleggen over het geweten, als hij zegt dat de roomse kerk de gewetens teistert. Er moet namelijk een onderscheid maken tussen wat dan de uitwendige rechterstoel heet en de rechterstoel van het geweten. De laatste is een directe link waarin de mens zich voor het oordeel en de rechterstoel van God geplaatst weet. Het is het weten dat er iets niet verborgen kan blijven. Het is een bewaker die kijkt naar alles wat er in de mens schuil gaat.

[4] Volgens Paulus is het geweten een levende genegenheid om God te dienen en oprecht en vroom te leven. Het geweten ziet op God en is gebonden door de Wet. Met middelmatige zaken is het wel zo dat een wet als bijvoorbeeld over het offervlees eten, een uiterlijke handeling bindt, maar het geweten vrij laat.

[5] Mensenwetten daarentegen hebben niets met het geweten te maken. Maar in par. 3 wordt wel een probleem geschetst dat we de overheid moeten gehoorzamen om het geweten(Rom. 13:1), maar de overheid gaat niet over de gewetens. Maar dit is dus dat we in algemene zin, en niet in bijzondere zin in ons geween gebonden worden. God heeft namelijk wel de overheden verordend en laat ons die gehoorzamen. Ook binden de goede en rechtvaardige wetten niet het geweten omdat ze gehoorzamen een algemene strekking heeft en ligt niet gelegen in de dingen die geboden worden.

[6] De bisschoppen zegen dat ze de macht hebben om nieuwe wetten in te stellen die het christenvolk noodzakelijk moet onderhouden. Calvijn erkend deze bisschoppen niet als bisschop, maar zal toch een uitwerking van de echte macht en gezag van de bisschoppen uitwerken.

[7] De Wet is volmaakt en mensen kunnen hier niets aan toevoegen. Wie oordeel heeft over de Wet plaatst zich als rechter verboden. Oordeel over leven en dood komt toe aan Hem die zeggenschap heeft over de ziel, dat komt geen mens toe. God is de enige Rechter van de zielen. Gezag over mensen voeren of liever tegen mensen voeren is afgoderij omdat het op mensen overdraagt wat alleen op God van toepassing is.

[8] God is de enige Wetgever, dus mogen mensen dat niet op zichzelf toepassen. God wil dus Zijn wil als volmaakt norm voor heiligheid en gerechtigheid laten zijn, waarin de kennis van de goede manier van leven ligt. En dat we ons door Zijn wil laten leiden. Dit zie je in de Bijbel terug waar Paulus schrijft tegen mensen die de gemeenten onder nieuwe lasten willen stoppen, in Kol. 2 en Gal. 5.

Morgen lezen we boek IV.10.9 - IV.10.15

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

vrijdag 2 oktober 2015

02-10; IV.9.12 - IV.10.2

[12] Als uiteindelijk argument zeggen de roomse tegenstanders van Calvijn dat het woord blijft gelden dat concilies gehoorzaamd moeten worden. Maar als Jozua werd gewijd en geen centimeter mocht afwijken van de Wet, mogen roomse ambtsdragers dat zeker niet. Ook waarschuwt God in de Bijbel vaak om valse profeten niet te volgen en om geesten te beproeven. Als dit waar is hoeven we niet op basis van titels ons mee te laten sleuren in een afgrond door wie dan ook.

[13] Een synode of concilie is een prachtmiddel om een geschil in een leerstuk op te lossen. Dat is handiger dan ieder voor zich, ook is het overleg hoe het leerstuk vormgegeven moet worden makkelijker en het is de manier waarop Paulus instelt dat de kerken zich moeten gedragen. Zo zijn het arianisme en het nestorianisme op concilies uitgebannen.

[14] De roomse kerk heeft een ander idee van concilies en gebruikt dit om leerstellingen waarover de Schrift niets zeg(vagevuur, tussenkomst van heiligen, oorbiecht) te bekrachtigen. Zo zijn verkeerde Schriftuitleggingen die tegen de Bijbel ingaan bekrachtigd op concilies, zoals dat alleen de priester bij het Heilig Avondmaal de wijn drinkt, het verbod op trouwen voor priesters. Ook is niet duidelijk op wel concilie is besloten dat de macht over de uitleg ligt bij een concilie.

[1] Het tweede deel was de macht om wetten uit te vaardigen. Net als farizeeërs hebben de Roomsen de kerkgangers vermoeid met de last van tradities die ze zelf niet wensten te dragen, zoals bijv de biecht. Het is de vraag of de Kerk gewetens mag binden met wetten over hoe God gediend kan worden zoals het moet. Het is gebruikelijk geworden om alles waarbij door mensen besloten is over de dienst van God die niet rechtstreeks uit het Woord voortkomen, menselijke overleveringen te  noemen. Daar strijd Calvijn tegen omdat het wetten zijn voor de ziel die nodig zijn om het eeuwige leven te verkrijgen. Dit doet de macht van de enige Koning te kort, namelijk Jezus.

[2] De inzettingen zijn zwaar en zonder godsvrucht. Ze zouden kunnen leren van Paulus die geen strik voor gewetens wilde leggen. De inzettingen van de roomse kerk zijn veel en niet uit te voeren.

Volgende week lezen we boek IV.10.3 - IV.10.8

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

donderdag 1 oktober 2015

01-10; Boek IV.9.4 - IV.9.11

[4] Sommige mensen zeggen dat dit alleen voor de Joden gold. Maar Petrus zegt zelf dat er net als er onder de Joden valse profeten waren, in de NT valse leraren en ketters zullen zijn(2 Pet. 2:1). Paulus zegt dat de antichrist in de tempel van God troont. En niet alleen in de bijbel maar ook in de kerkgeschiedenis is te zen dat de waarheid niet altijd door de herders wordt bewaard en verkondigd.

[5] Calvijn wil niet het gezag van alle herders over de hele wereld in een klap ondermijnen, maar wel laten zien dat het niet klopt als de paus en zijn bisschoppen de waarheid verdraaien en ondertussen zeggen dat ze niet van het licht van de waarheid verstoken zullen zijn. God kan herders straffen met verblinding. De overtuiging van de paus staat al te lezen in JEr. 18:18

[6] Dit geldt ook voor concilies. Calvijn ziet dit terug in de profeten uitspreken dat de priesters de Wet zal ontvallen en niks zullen inzien. Dit gold voor priesters die in vergadering bijeenkwamen, in een vergadering van 400 spraken ze door een leugengeest(1 Kon. 22:6)

[7] Ook het proces tegen Jezus laat zien dat de waarheid niet in een concilie van een Kerk ligt opgesloten. We mogen niet toegeven dat de de Kerk bestaat in de vergadering van haar herders, want God heeft verklaard dat er ook slechte herders zullen zijn.

[8] Calvijn wil zeker niet alle concilies ongeldig maken of iedereen voor zichzelf laten bepalen of die een concilie wel of niet aanneemt. Calvijn wil dat eerst bij een concilie het wie,wat,waarom,wanneer vragenrondje wordt onderzocht en daarna zou het aan de hand van de Schrift onderzocht moeten worden. We moeten dit leren van Augustinus die een strijd over concilies terug naar de Schrift stuurde die hij en zijn tegenstander allebei als gezag aanvaardden. Calvijn onderstreept een paar concilies, de bekendste en belangrijkste als ze over leeruitspraken over het geloof gaan. Er is in latere concilies al een verval te zien. Er waren wel goede bisschoppen, maar doordat de stemmen wel geteld maar niet gewogen werden heeft het grootste deel vaak het beste deel overwonnen.

[9] Als er twee concilies tegenstrijdig zijn kan je alleen aan de hand van de Bijbel bepalen welke ongeldig is. Zo bijvoorbeeld met het concilie van Constantinopelwaarop besloten werd om beelden uit de kerk te halen en op het tweede concilie van Nicea om ze weer terug te plaatsen. De tweede houdt zich niet aan de Schrift, wat Calvijn laat zien. Dus verwerpt hij het laatste en aanvaard hij het eerste concilie.

[10] Maar ook hebben de mensen van het concilie zich soms overgegeven aan bijzaken. Op Nicea bijvoorbeeld waren de tegenstanders van Arius ook elkaars tegenstanders en werkten elkaar tegen terwijl ze zich vanuit het Woord op Arius moesten richten.

[11] Ook Leo erkend het gezag van Chalcedon maar noemt wel dat hierbij gedwaald kan zijn, net als het verwijt van eerzucht en roekeloosheid. Dit is niet om het gezag van concilies te ondergraven, maar wel om tegen te spreken dat concilies onfeilbaar zijn.

Morgen lezen we boek IV.9.12 - IV.10.2

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com