woensdag 2 december 2015

02-12; Boek IV.18.9 - IV.18.13

[9] De mis met al zijn misstanden wordt niet bevolen in de Bijbel en kwam ook niet voor in de vroege Kerk. Het is de vraag van Calvijn hoe de voorstanders van de mis dit kunnen volhouden met dit besef. Ook omdat in Hebr. 5:4 staat dat niemand anders dan een afstammeling van Aäron zich priester mag laten noemen indien hij geroepen wordt.

[10] Bij de kerkvaders is er geen steun te vinden voor de mis. Weliswaar gebruiken ze het woord offer, maar zeggen er vrijwel direct na dat het de herinnering aan het ene offer is. Dit wordt aan de hand van een aantal Augustinuscitaten bewezen.

[11] Desondanks zijn er wel andere kerkvaders die niet helemaal vrij te pleiten zijn van een soort van fout. Door de schildering van de gekruisigde Christus voor hun ogen werden sommige toch meer geneigd tot een soort herhaling of vernieuwing van het offer dan de zuivere ordinantie van God bedoelde. Sommige kerkvaders lieten zich teveel leiden door het Joodse voorbeeld. In de voetnoten van mijn editie staan bijvoorbeeld Cyrillus van Jeruzalem, Chrysostromus en Gregorius I.

[12] Feitelijk zijn de offers uit het OT en de Eucharistie in het NT voorstellingen van dezelfde zaak. Maar wat werd geofferd in het OT als voorafbeelding, daarvan worden de vruchten uitgedeeld in het NT. Daarom hebben we geen altaar, maar een tafel en geen priesters, maar dienaren die aan ons uitdelen. We moeten denken dat het Avondmaal meer gaat over God dan over mensen en dat we daarom alleen naar God moeten luisteren.

[13] Als Calvijn het heeft onder offer kan dit een hoop betekenen, gewoonweg alles wat hoe dan ook aan God geofferd wordt. Maar Calvijn heeft het uit de vele Bijbelse categorieën offers juist over het zoen offer, die een voorafschaduwing waren van Christus en daarom Gods toorn verstilde. Hierom verwierven ze ook geen genade, maar omdat het een voorafbeelding was van het ene offer dat genoeg was, werd het bevolen.

Morgen lezen we boek IV.18.14 - IV.18.20

Geen opmerkingen:

Een reactie posten