vrijdag 30 januari 2015

30-01; Boek I.12.3 - I.13-3

Calvijn sluit het gedeelte over beelden af door te zeggen dat als de godsdienst zich inlaat met eerbetoon aan schepselen, God eer wordt onthouden die Hem toekomt.

In een nieuw hoofdstuk gaat Calvijn in op Godsleer. God is allereerst oneindig, dit moet ons waarschuwen om God binnen onze gedachtes proberen te vangen, het laat ook zien dat de duivel geen gelijksoortig oerbeginsel is, dat zou immers de begrenzing van God als 'oerbeginsel'. betekenen.

Hierna wordt ingegaan op de drie Personen in God. God is één in wezen, maar in de Schrift is er een zelfstandigheid(hypostasis) te onderscheiden voor Vader, Zoon en Geest. De Zoon brengt het wezen van God tot uitdrukking, maar presenteert Zich wel als zelfstandig tegenover de Vader, ook zo tussen andere Personen van de Drieeenheid. Zonder dat Gods oneindige wezen wordt gedeeld, dan zou deze namelijk niet meer oneindig zijn, maar afgegrensd door het wezen van de andere Personen van God. ER is soms in discussies wel onduidelijkheid of de zelfstandigheid van de drie Personen passend wordt uitgedrukt door persona, of prosoopa, dus in het Latijn en Grieks.

Er zijn dus blijkbaar mensen, of er waren mensen, die protesteren tegen dit taalgebruik omdat dit niet te vinden in in de Bijbel. Maar Calvijn vindt verduidelijkende woorden die interpreteren wat de Bijbel soms verhullend en moeilijk zegt, geoorloofd. Een verwoording van interpretatie is toegestaan, maar Calvijn sluit aan tegen een bezwaar dat sommige woorden door nieuwsgierigheid het spreken over God zijn binnengedrongen en meer kwaad dan goed doen.

Dat puntje over eerbetoon blijft toch zingen. In hoeverre verbinden we godsdienst aan het eerbetoon aan schepselen, of mensen? Hoe vaak applaudisseer je in de kerk voor iets wat en mens doet, ook al is het met de beste bedoelingen? Moeten we ook eer betonen door te klappen voor artiesten die met hun liederen God willen eren?

De discussie over de Drie-eenheid is ook interessant, zeker om het puntje van het taalgebruik. Het is toch vaak interessant om te kijken naar het christelijk spreken en te zien of we woorden tegenkomen die toch wel wat vreemd lijken. Volgens mij speelt er nu een discussie over het woord/concept discipelschap die misschien hier wel eens te maken zou kunnen hebben, zonder daarmee te pretenderen dat ik het laatste woord over discipelschap heb. Maar ook in de calvinistische traditie, waar werd het woord uitverkiezing van beschrijvend wat in de Bijbel gebeurt tot een groots uitgewerkt systeem met allemaal concepten die steeds verder van het Bijbelse spreken af beginnen te staan?

Maandag lezen we Boek I.13.7 - I.13-7

donderdag 29 januari 2015

29-01; Boek I.11.13 - I.12.2

Calvijn is nog niet klaar met de beelden. Hij noemt nog de vroege kerk met een zuivere leer en gen beelden. Niet dat de kerkvaders er niet over nadachten, maar ze wezen deze weloverwogen af, zoals Calvijn laat zien a.d.h.v. Augustinus.
Een tweede concilie van Nicea laat zien hoe ver de voorstanders van beelden gingen om deze in te voeren. Losse teksten uit de Bijbel plukken, onlogische redenaties. Het laat zien dat de hele strijd voor de beelden in de kerk tot veel te grote proporties werd opgeblazen.

Calvijn verzekert ons hiertegenover dat de bijbel zegt dat er maar één God is en dat niets wat hem toebehoort op iets anders mag worden overgedragen. Religie betekent op de juist manier dienen. Dat betekent dat vroomheid binnen de grenzen die gegeven zijn blijft. Bijgeloof is datgene wat daarbovenop gelegd wordt.
As God Zijn wet geeft, is dat in de eerste plaats om Zich aan Zijn volk te verinden, in de tweede plaats om hun te leren hoe Hij gediend wil worden. Houden we dit niet in de gaten, dan maken we van heiligen de compagnons van God. Zo beschouwd is er geen onderscheid tussen het dienen en vereren van anderen dan God.

Morgen lezen we Boek I.11.13-I.12.2

woensdag 28 januari 2015

28-01; Boek I.11.7 - I.11.12

De eerste paragraaf is samen te vatten in een t-shirt(http://www.missionalwear.com/proddetail.php?prod=QCAL20-m). Calvijn betoogt hier dat alle afbeeldingen uit het hart van de mens komen om zijn eigen voorstelling van God in mensgelijkheid te aanbidden.

Het kan niet anders leiden tot afgoderij, het gaat om de koppeling van de afbeelding aan God. Wie op zijn knieën gaat voor een beeld van God of God in een beeld, onthoudt God de eer die Hem toekomt. Als er een zichtbare afbeelding van God wordt gemaakt, verbinden mensen daar Zijn kracht aan. Volgens Calvijn hebben de mensen die dit doen niet genoeg aan geestelijke kennis.

Zo ging het vroeger voor de tijd van Calvijn, Augustinus zegt al dat iedereen die de bidt voor een beeld zal denken dat hij door dat beeld verhoord wordt. Het ging in de tijd van Calvijn er ook zo aan toe in de Roomse kerk. Ze rechtvaardigden zichzelf door een subtiel onderscheid te maken. De roomsen leken niet op de beeldendienaars van het OT omdat ze geen beelden vereren, maar beelden dienen. Een fraai staaltje framing dat strandt op de betekenis in het Grieks van beide woorden, die nagenoeg overeenkomt.

Nu moeten we niet stoppen met beelden maken. Beeldhouwen en schilderen zijn gaven van God. Calvijn vindt wel dat we alleen waarneembare dingen mogen beeldhouwen. Kunst is in zijn ogen hoogstwaarschijnlijk mimesis, nabootsing. Deze kunstwerken kunnen een verwijzing zijn naar geschiedenis. De kerken staan nu vol met uitbeeldingen  zonder verwijzingen naar wat dan ook. Daar leer je dan weer niks van.

Het is wel grappig dat er in 500 jaar niet zoveel is verandert. In discussies kom ik zelf ook nog wel een subtiel onderscheid in woorden tegen bij katholieken om uit te drukken wat ze nu precies met die beelden doen. Op de achtergrond van dit alles speelt een diepgaande discussie tussen stromingen mee. Calvijn behoort tot een nieuwere wetenschappelijke stroming en heeft het nominalisme(https://nl.wikipedia.org/wiki/Nominalisme) omarmt, tegenover het realisme van de oudere garde. Dat is de filosofische stroming die zegt dat dingen in de werkelijkheid een bepaald ding worden omdat mensen ze een naam(nomen) geven. Daarom wordt God een stuk transcendenter, dat wil zeggen minder goed te vergelijken met alles wat niet God is. Voor de liefhebber, een stuk wat hierover dat ik heb aangeraden gekregen van een katholiek, maar ik nog zelf moet lezen, http://socrates58.blogspot.nl/2005/03/influence-of-william-of-ockham-and.html?m=1

Morgen lezen we Boek I.11.13 - I.12.2

dinsdag 27 januari 2015

27-01; Boek I.11.2 - I.11.6

En we gaan verder over het wel of niet afbeelden van God. Calvijn neemt zijn uitgangspunt uit Deut. 4.15 e.v. Daarin wordt een onderscheid gemaakt tussen Gods stem en elke gestalte. Iemand die God probeert te vangen in een zichtbare gedaante keert zich van Hem af. De Joden hadden goed begrepen dat Gods wezen in tegenspraak is met elke afbeelding daarvan en dat dit Gods glorie tekort doet.

Zichtbare tekenen van Gods aanwezigheid in Bijbel bewijzen Calvijns gelijk, deze tekenen zijn vaak verhullend aanwezig. Zoals wolken, rook en vuur. Zelfs de ark was verstopt in de tempel en tabernakel, en waar het was weggestopt was het weer aan het zicht onttrokken door cherubsbeelden.

Het is volgens Calvijn onzinnig om God te verbinden met materie, de oorsprong van Godenbeelden ligt in de wil van de mens. Het is ook bespottelijk om de oneindige God te concentreren op een beeldje van vijf voet(anderhalve meter ongeveer). Daarom verbied God iedere vorm van uitbeelding of kunstwerk omdat dat Zijn majesteit krenkt.

Beelden als boeken van en voor leken wijst Calvijn ook af. Uit het voorgaande kunnen we concluderen dat alles wat mensen dus uit beelden leren niks vertelt over God.

Ook de kerkvader waren hiermee bezig, een belangrijke autoriteit om aan je kant te hebben in de toenmalige theologische discussies. Van vroege kerkvaders als Lactanius en Eusebius tot Augustinus wordt niks anders dan wat Calvijn zegt gezegd. Ook het Concilie van Elvira(https://en.wikipedia.org/wiki/Synod_of_Elvira) haalt Calvijn aan.

Dat laatste concilie is dus wel een bijzonder concilie waar weinig over bekend was, maar wel vaak door de protestanten wordt aangehaald.

Dus, hoe gaan jullie je eigen persoonlijke beeldenstorm uitvoeren? Films met bijbelverhalen, iconen die al dan niet souvenir of aardigheidjes zijn, kinderbijbels misschien? Of vind je het wel kunnen dit soort dingen?

Morgen lezen we Boek I.11.7 - I.11.12

maandag 26 januari 2015

26-01; Boek I.9.3 - I.11.1

Week vier alweer!

Nog een afsluitende opmerking over het Woord van God. Tegen de geestdrijvers die letters maar vinden doden en daarmee de hele Bijbel verliezen, komt Calvijn met een weloverwogen verhouding. Tussen de Geest en het Woord bestaat een dubbelzijdige koppeling, als paradox is heet als volgt geformuleerd; je gelooft de Bijbel omdat de Geest dat in je werkt, maar tegelijkertijd geloof je de Geest omdat het in de Bijbel staat. De Geest is dan ook naar de aarde gezonden om Zijn eerdere werk te bekrachtigen.

Calvijn heeft nu wel genoeg over de Schrift gezegd en wil de kennis van de Schrift vergelijken met de kennis uit de natuur. Het is nog steeds de kennis van God als Schepper, en niet als Verlosser. Calvijn pakt twee Schriftgedeelten: Ex. 34:6-7 en Jer. 9:24. Wat hier over God wordt gezegd stemt overeen met de kennis waarvan schepsels het stempel dragen. Ook kunnen we m.i. die kennis goed leggen naast wat eerder over Godskennis uit de werken van de natuur is gezegd.
Ook heidenen geven blijk dat ze, desondanks hele hemelen vol met goden, toch de indruk dat ze één God vereren. Maar natuurlijk is dit besef bedolven onder dwalingen.

In een nieuw hoofdstuk legt uit waarom we God geen gedaante moeten geven. Weliswaar spreekt de Bijbel tegen afgodsbeelden, maar daar worden ook andere godsbeelden mee bedoeld. Uitgangspunt is dat God alleen Zelf iets over Zichzelf kan vertellen zonder tekort te doen aan Zijn glorie, wat ongetwijfeld gebeurt als een mens een afbeelding of voorstelling van God maakt.

Hoofdstuk 11 is misschien al gesneden koek voor mensen die het boek Knowing God van J.I. Packer hebben gelezen. Tenminste, de inzet is hetzelfde en ik vermoed dat Packer niet veel afwijkt van Calvijn. Het is een tegendraads hoofdstuk in onze tijd, in gereformeerde kerken, die toch calvinistisch zijn, worden al vaak plaatjes van God gebruikt in beamerpresentaties tijdens de preek. Vaak wordt gezegd dat we leven in een beeldcultuur of dat we van het concept meervoudige intelligentie niet alleen cognitief, maar ook beeldend bezig moeten zijn. Hoe kunnen we dit verantwoorden tegenover Calvijn? (niet dat we dat per se moeten, maar het is wel een interessant gedachte experiment)

Morgen lezen we boek I.11.2 - I.11.6

vrijdag 23 januari 2015

23-01; Boek I.8.10 - I.9.2


Calvijn somt nog wat redenen op voor de betrouwbaarheid van de Schrift. Na wat grondigere exegese uit de boeken van Makkabeeën blijkt dat God heeft gezorgd dat Zijn Woord bewaard bleef. Ook blijkt dat de schrijvers van het Nieuwe Testament de Heilige Geest ontvangen. Veel mensen hebben zich ingespannen voor de Bijbel, ook martelaren dragen bij aan de geloofwaardigheid van de Schrift. Maar uiteindelijk is alle geloofwaardigheid en geloof in de Schrift afhankelijk van God Zelf.

Hierna begint Calvijn over geestdrijvers, als ik mij niet vergis een ander woord voor de wederdopers, de protestanten die deel uitmaakten van wat de Radicale Reformatie wordt genoemd. Deze lieden lezen de Bijbel niet meer, ze worden rechtstreeks onderwezen door de Geest. Maar, zegt Calvijn, nergens blijkt dat de jonge kerk door het ontvangen van de Geest het Woord is gaan verachten. Sterker nog, de heerschappij van Christus is dat Hij door Gods Woord regeert. De Geest s niet gekomen om nieuwe en niet eerder gehoorde openbaringen te geven, maar om de leer van het evangelie te bevestigen en te verzegelen in ons hart.

Dat is geen beperking van de Geest, het onderwijs van de Geest valt samen met de Geest zelf, die kan je niet tegen elkaar uitspelen. De Geest blijft Zichzelf, wat Hij heeft laten zien, blijft Hij laten zien.
Mijn computer laat nu even niet zien wat we morgen moeten lezen... Ik ben al wat later doordat het internet het thuis opeens niet deed. Excuus.

donderdag 22 januari 2015

22-01; Boek I.8.3 - I.8.9

Calvijn somt nog wat redenen op voor de geloofwaardigheid van de Schrift. Hij noemt de inhoud als belangrijkste; of het nu verzorgde of onverzorgde taal is, het zijn uitspraken die geen mens had kunnen bedenken. Ook is wat Mozes schrijft over Egypte ouder dan de Griekse schrijfsels over de Egyptische godenleer.

Over Mozes gesproken, dit is misschien wel het grootste bewijs voor de waarheid van de Schrift. Hij zit namelijk niet in een patroon van zichzelf en de zijnen ophemelen, wat je wel verwacht van mensen die een geschiedenis vertellen. Hij vertelt ook de schandelijke dingen van zijn geslacht en laat optekenen dat hij zijn zoons niet op een of andere bevoorrechte positie laatst. zo handelen mensen niet

Als aan de ene kant Mozes dus eerlijk lijkt in zijn zelfbeschrijving, moet hij ook wel eerlijk zijn in de beschreven wonderen. Deze moeten echt gebeurt zijn en dus van God komen. en de wonderen die Mozes heeft gedaan zijn geen toverkunsten, maar echte wonderen.

De profetieën van de bijbel zijn ook vervuld geraakt. Zoals een koning uit de stam Juda waar honderden jaren lang niks van bleek. De eerste koning kwam uit een andere stam. Ook bevestigde God de profetieën van profeten. Soms met honderd jaren tussen profetie en vervulling. Zoals Cyrus(a.k.a. Xerxes). De wet is ook netjes overgeleverd binnen het volk. Josia heeft hem niet opnieuw geïntroduceerd als iets compleets nieuws, hij heeft het wetboek alleen flink afgestoft en weer gezorgd dat hij werd afgelezen.

Misschien geeft Calvijn hier niet de sluitende antwoorden op discussies over de betrouwbaarheid van de bijbel, maar hij laat wel een vruchtbare manier van denken zien. Er zit een ongedwongenheid in de manier van redeneren die strookt met wat de tekst zelf zegt. Dit is geen blindelings vertrouwen tegen alle tekenen in, maar nuchtere observatie met een welwillende lezing. Vlak voordat ik begon met dit te tikken las ik al een andere discussie die specifiek gaat over de historisch-kritische methode bij de bijbel, daar kan denk ik verder over gespard worden :)

Morgen lezen we Boek I.8.10 - I.9.2

woensdag 21 januari 2015

21-02; Boek I.7.3 - Boek I.8.1

Calvijn stelt dat de Schrift zijn gezag niet aan de kerk ontleent. Als tegenargument wordt dan door zijn tegenstanders naar voren gebracht, dat Augustinus  het evangelie is gaan geloven als de kerk hem daar niet toe had gebracht. Bij nadere lezing van het citaat(voor de liefhebbers, terug te vinden op http://www.newadvent.org/fathers/1405.htm) blijkt dat Augustinus bedoeld dat ongelovigen op gezag van de kerk zich laten onderwijzen. Hierna stipt Calvijn wel aan dat hij de kerk enig gezag toekent in kwesties, wat naar mijn idee meer lijkt op een beroep op de katholiciteit van het geloof, de gedeelde algemeenheid van alle gelovigen in de hele kerk.

Calvijn grondt het gezag van de Schrift in de Schrift zelf. God spreekt erin en dus is God zelf het gezag voor de Schrift, ne zoals de apostelen en profeten God als bron van gezag voor hun spreken zagen. di getuigenis van de Geest is een bron van een andere orde, boven alle menselijke innerlijke wisselvalligheid.
Alleen God is de betrouwbare getuige van de Schrift door het innerlijk getuigenis van de Geest waarop we moeten vertrouwen, daarom moeten we ons niet teveel inspannen met redelijke argumenten de geloofwaardigheid van de Schrift aan te tonen.

De kennis die we uit de Schrift verkrijgen is dus geen kennis op basis van argumenten, maar op basis van getuigenis van God zelf. Deze vrucht van de hemelse opbaring kan iedere gelovige in zichzelf waarnemen, aldus Calvijn.

Desondanks we niet al te redelijk mogen worden, geeft Calvijn wel deugdelijke argumenten op het gebied van de redelijkheid voor de geloofwaardigheid van de Bijbel. Een daarvan is de ordening van de Bijbel, alles wat erin staat stemt met elkaar overeen en laat zich zien als hemels, niet als aards. De kracht van de Schrift zit ook niet in mooie woorden, maar juist de eenvoudige bewoording van dat hemelse karakter.

Deze twee argumenten zie ik zelf niet zozeer als argumenten, maar meer als hermeneutisch vooronderstellingen. Als ik de Bijbel lees weet ik dat ik begin aan een ordelijk geheel, dat boven het aardse uitstijgt. Het is geen willekeurige verzameling over dingen die onder de zon worden gevonden.

Maar goed, niet al te redelijk natuurlijk. Wie gaat er nu dus zijn boek In alle Redelijkheid van Tim Keller verbranden? m.a.w. hoe fungeert redelijkheid van de Bijbel binnen je geloof? Kan je wat Calvijn beschrijft in jezelf waarnemen, of kan je de Bijbel alleen lezen omdat voor jou is aangetoond dat de Schrift waar is?

Morgen lezen we boek I.8.2- I.8.9

dinsdag 20 januari 2015

20-01; Boek I.6.2 - I.7.2

Hoe de aartsvaders dan ook overtuigd waren van het spreken van God tot hun, het leek God goed om de leer in officiële documenten t laten vastleggen. Het is goed om rond te kijken in deze wereld, maar we zijn pas echt christelijk bezig als we de Bijbel lezen en daaruit leren.
Dit is ook de beste manier om dwaling te voorkomen, God vertelt ons in de Bijbel hoe Hij Zelf is.

Over de bijbel gesproken, Calvijn laat de schepping voor wat het is en richt zich nu op de Bijbel. We komen tot een die ontzag als we beseffen wat de Bijbel precies is Gods stem wordt daarin vernomen, nu God niet meer dagelijks onmiddellijk tot ons spreekt. Maar de roomse kerk leert dat de Bijbel net zoveel zeggingskracht heeft als de besluiten van de kerk haar toebedelen. Dit kan een dekmantel van tirannie zijn, ook hebben mensen geen troost als ze moeten steunen op menselijke oordelen.
Nee, het is meer andersom, de kerk steunt op de Bijbel. De kerk rust op het fundament van de apostelen en de profeten, de leer was er vóór de kerk. Op de vraag hoe we dan zeker kunnen zijn van de waarheid van de Schrift antwoordt Calvijn dat de Schrift dat zelf leert in de omgang met haar.
Dit is misschien wel het mooiste voorbeeld dat ik ooit heb gelezen, dat Calvijn die vraag vergelijkt met het vragen naar onderscheid tussen zwart en wit. De enige oplossing is te kijken en de dingen voor zichzelf laten spreken.

In feite steunt de bijbel op niks anders dan zichzelf als het spreken van God. Ben je zelf dan niet teveel bezig met de waarheid van de Bijbel te funderen op andere zaken, zoals archeologische vondsten, misschien buitenbijbelse openbaringen van de Geest?

Morgen lezen we Boek I.7.3 - I.8.1

maandag 19 januari 2015

19-01; Boek 1.5.12 - 1.6.1

Dit is de derde maandag van het nieuwe jaar, volgens sommige een Blue Monday, maar als we Calvijn volgen op dit punt van zijn betoog, ook een geschapen dat die getuigt van de heerlijkheid van onze Schepper.

Desondanks, aldus Calvijn, zijn ook de scherpzinnigste denkers in staat om een warboel aan godsbeelden te bedenken. Van constructies om de eenheid van God te bewaren(stoïcijnen) tot het ontkennen van een god(epicuriërs). We moeten concluderen dat de menselijke geest wel afgestompt en blind moet zijn. Hun grondslagen zijn onzeker.

Het probleem zit het in het laten leiden door eigen inzichten en dit is afval van God. Alles wijst ons de goede weg, maar wij slaan dwaalwegen in. De mens is niet te verontschuldigen. De schuld bestaat uit het onthouden van God van Zijn eer.

God heeft ons nu wel Zijn Woord gegeven, als een soort bril waardoor alle fragmentarische kennis wordt geordend. Niet dat het boek van de schepping onduidelijk is, het is meer dat de menselijke oogziekte, de zonde, verhindert om het duidelijk te lezen. Met het Woord maakt God duidelijk dat er niet één God is, maar ook dat Hij die God is. Wel moeten we hier onderscheid maken tussen deze kennis van God als Schepper en kennis van God als Verlosser. De eerste zet de gelovige apart van ongelovigen, de tweede kennis wekt de dode ziel van de gelovige op tot leven. Daar gaat het nu nog niet over, dat komt op de juiste plaats in het geheel van Calvijns betoog.

De natuur vertelt ons over God, maar wij verstaan iets anders dan wat God ons vertelt over de natuur. Onze schuld t.o.v. God bestaat er dus in dat wij oftewel de natuur voor God hebben gezien en zo God geen passende eer hebben gegeven, of dat we voor de veilige route zijn gegaan en de onbekende God de eer hebben onthouden omdat we ons niet wilden verliezen in dwaalwegen. Ik denk dat God eren, verkeerd, niet, of op de juiste manier, de cruciale kwestie als we spreken over de schuld van de mens.

Het lastige is in deze kwestie om te zien hoe de natuurlijke kennis van God en de kennis via het Woord zich ten opzichte van elkaar verhouden. Is het een overlap? Zit er een gat tussen? Lopen ze parallel van elkaar? En hoe speelt de zondigheid van de mens een rol hierin?
Morgen lezen we Boek I.6.2 - I.7.2

vrijdag 16 januari 2015

16-01; Boek I.5.6-I.5.11

Vanochtend geen koffie gehad, maar wel uitgeslapen, daarom ben ik misschien wat langdradiger dan normaal. Excuus daarvoor :)

De natuur laat zich zien als een machtig werk van God. Zo zingen de psalmen ook, en dit is de manier waarop psalmisten en volstrekte heidenen God moeten zoeken.
Er is een tweede soort van Gods werken, deze lopen buiten de normale loop van de natuur om. Calvijn lijkt dit te betrekken op de voorzienigheid in de menselijke samenleving. Ellendigen worden getroost en kwaaddoeners gestraft. Dit laatste kan op twee manieren getuigen als teken van God. Als God wandaden ongestraft moet er nog wel een ander oordeel komen. En God is barmhartig als Hij zondaars met weldoen tot Zich trekt.
Ook heeft God de soevereine leiding in mensenlevens. Daarom mag een christen nooit spreken van of geloven in toeval. Gods macht blijkt in deze als de goddeloze in een ogenblik wordt beteugeld en Gods wijsheid is hierin te zien dat Hij voor iedere zaak de beste gelegenheid bepaalt.

Nu moeten we niet blijven in theoretische beschouwingen over dit alles. We moeten volgens Calvijn deze kennis vruchtbar laten zijn en wortelen in ons hart. Dit moet ons veel dieper raken dan kennis van een god waar we niks van merken God is realiteit in ons leven. Gods wezen moeten we aanbidden omdat we de tekenen daarvan zien in Zijn werken. En hieruit moeten we niet alleen aangespoord worden tot de dienst van God, maar ook in geloof in eeuwig leven. Veel in dit leven wijst er op dat er na dit leven straf voor onrecht is en loon voor gerechtigheid.

Maar toch, toch! Veel mensen die hierdoor tot het overdenken van God komen niet anders dan misvattingen. Dat is dan een kleine minderheid dat blijft geloven in een blind lot. Zelfs Plato, die volgens Calvijn, en ook volgens Augustinus het christendom d.m.v filosofie dicht is genaderd, had een misvatting van God en de kosmos.

Wat ik persoonlijk knap vind van Calvijn als hij zo schrijft, is dat hij de het eeuwige leven tekent als reële hoop, maar totaal niet als uitvlucht. God is in dit leven te merken in Zijn werken en daarin te bewonderen, en die bewondering zelf leidt ons naar de hoop op eeuwig leven. Calvijn zou de beschuldiging dat religie het opium van het volk is van zich af schudden, de hemel is geen uitvlucht. We gaan van het aanschouwen van de werken over naar de Bewerker. In die zin worden dit leven en het hiernamaals dicht op elkaar betrokken.

Gods almacht omringt ons, we kunnen een hoop van Hem te weten komen als we gewoon kijken in ons leven en wat zich daar allemaal laat vinden. Natuur, samenleving, levensverhalen. Sluiten wij dan niet in ons leven God teveel op in onze bijbel? De realiteit van de levende God raakt onze realiteit. Ervaren jullie dit ook zo?

Volgende week lezen we: Boek I.5.12 - I.6.1

donderdag 15 januari 2015

15-01; Boek I.5.2-I.5.5

Sterrenkunde wordt door Calvijn gebruikt in zijn natuurlijke theologie om het godsbesef aan te tonen. De hemellichamen moeten de mens wel vervullen van bewondering. Hoe meer kennis hiervan, hoe meer verwondering, desondanks een leek ook al behoorlijk onder de indruk kan raken hiervan.
Ook het menselijk lichaam is een toonbeeld van goddelijke wijsheid, je hoeft niet ver te zoeken, maar naar jezelf te kijken. Ook heidenen gaven God de naam Vader. Maar niemand zal zichzelf tot gehoorzaamheid aan God brengen, tenzij hij Zijn vaderlijke liefde heeft ervaren. Bijzonder vind ik zelf hier dat Calvijn aan het eind van paragraaf 3 spreekt over wederkerig beminnen en dienen. Niet over geloof, maar over woorden die een nauwere betrekking op God hebben.

Maar mensen zouden mensen niet zijn als er geen personen waren die dit alles niet aan God willen toeschrijven, maar aan iets anders. Ze schuiven God weg achter het Gordijn van de natuur die in hun ogen alles tot stand brengt. Naturalisme is blijkbaar niet alleen van de laatste twee, drie eeuwen, Calvijn spreekt tegen dat het functionerende lichaam te reduceren is tot een samenloop van atomen. Ook is de ziel meer dan software die de hardware, dat is het lichaam aanstuurt, de ziel kent functies die los staan van het lichaam, zoals sterrenkunde. Denken is een groot vermogen van de ziel. Als ik mij niet vergis werkt Calvijn hier met een beeld van de ziel waarin er drie trappen zijn, een vegetatief, een zintuigelijk en een rationele ziel, samenvallend met planten, dieren en de mens.
Calvijn vindt de gedachte van een wereldziel, een geest die alles in de wereld bezielt en die de wereld samen met zichzelf heeft voortgebracht wat armzalig.

In een zijdelingse opmerking noemt Calvijn de wereld een toneel van Gods heerlijkheid. Komt deze gedachte ook terug in hoe je zelf naar de wereld kijkt en met de wereld omgaat?

Morgen lezen we Boek I.5.6-I.5.11

woensdag 14 januari 2015

14-01; Boek I.4.1-I.5.1

Over de godsdienstige kiem, deze is niet uit te roeien, maar er zijn weinig mensen bij wie deze tot volle wasdom komt. Mensen kunnen tot bijgeloof vervallen, en dit gaat gepaard met hoogmoed. Ze verzinnen zelf hun god. Ook heb je mensen die het bestaan van God ronduit ontkennen om zich te storten in het botvieren van hun lusten.
We moeten God dienen naar Zijn wil en niet naar onze gedachtespinsels, geen eigen rituelen verzinnen. Deze mensen zijn ervan overtuigd, dat iedere manier om God te dienen wel goed zou zijn, zelfs de dingen die God veracht. Wat dat betreft is het gewoon spotten met God.
Als laatste gesmoorde kiem behandelt Calvijn de hypocrieten, mensen die God dienen met een uiterlijke godsdienst om ondertussen in hun zonde te blijven rusten. Eigenlijk willen ze niet dienen en vertrouwen meer op zichzelf.

'Het grootste geluk en het hoogste doel van het leven is dus gelegen in het kennen van God.' Deze God is niet allen te kennen vanuit de kiem van Godsdienst, maar hij heeft ook in de schepping de tekenen van Zijn heerlijkheid gelegd. Hieraan kunnen de volken weten wat ze van God zouden moeten weten, hun excuus is weggenomen.

Wat betreft dit laatste puntje heb ik in de laatste tijd zelf steeds meer de indruk dat dit niet gaat om mooie plaatjes van de natuur, maar om de ordening van de natuur. De wisseling van de seizoenen, grote systemen als de kringloop van water en de ordening van het menselijk lichaam. Wat betreft de menselijke organen, je kan bijvoorbeeld zeggen at een oog niks anders is dn en evolutionair product, maar dat dit evolutionair product is geordend samen met de producten van andere evolutionaire processen. Nog bijzonderder vind ik dit met de voortplantingsorganen, mannen en vrouwen die dus zo'n bijzonder orgaan hebben dat geordend is naast de organen van het andere geslacht, dat bij elkaar past en met elkaar werkt.

Goed, dat is mijn ervaring met de schepping, hoe steekt die van jou in elkaar? En is in jouw christendom de wil van God de eigen regel of zie je meer ruimte voor menselijk initiatief dan Calvijn ziet?

Morgen lezen we Boek I..5.2-I.5.5

dinsdag 13 januari 2015

13-01; Boek I.2.2-I.3.3

We moeten God kennen en vrezen. Geen filosofische vragen te stellen over God, maar God te erkennen als diegenen die het goede geeft. De vreeze des HEERE is tevreden met wat Hij over Zichzelf openbaart en dicht Hem niet meer toe dan Hij geeft. Ook geloof en oprechte vrees een dienen van God volgens Zijn voorschriften, wat in de dagen van Calvijn een zeldzaamheid is.

Ieder mens heeft een sluimerend besef van het bestaan van God. Het besef van Gods bestaan is in ieders hart gegrift, ook bij verre volken. Afgodendienst bewijst dit, desondanks de mens zijn neiging om zich niet te verlagen doorbreekt. Ook atheïsten en hun ongeruste gewetens zijn een bewijs. Het geweten van de mens krijgt een grote rol in dit gedeelte en lijkt een aangrijpingspunt voor kennis van God.

Het besef van God kan nooit helemaal weggenomen worden. Het was de mening van filosofen dat godsdienst ook datgene is dat mensen apart zet van redeloos vee.

Als ik mij niet vergis is Calvijn de eerste die deze zogenaamde natuurlijke theologie expliciet maakt. Hij gaat hier nog wel een tijdje op door. Zijn stelling over dat ieder mens een kiem van godsdienst in zich draagt is in de jaren '30 van de vorige eeuw ook in de godsdienstpsychologie nar voren gekomen. Dr. H.C. Rümke heeft geschreven over dat ongeloof een ontwikkelingsstoornis is.

Wat zie je terug van de kiem van godsdienst in onze tijd?
Welke laats heeft het geweten in het christendom volgens jou, is het een aanknopingspunt voor calvinistische zendingspreken?

Morgen lezen we Boek I..4.1-I.5.1

maandag 12 januari 2015

12-01; Boek I.1.1-I.2.1

Vandaag beginnen we in boek I. De Institutie is opgezet in vier delen die de geloofsbelijdenissen ook volgen; Vader, Zoon, Geest, Kerk.

Calvijn zet in met de twee delen van de kennis: kennis van God en kennis van onszelf. We kunnen nooit over de ene spreken en over de andere zwijgen. Wie spreekt over de mens spreekt over gaven die niet van hem zijn. Ook ziet hij de ellendige staat van de mens die hem dwingt om tot een zekere kennis van God te komen.
Maar andersom is ook waar. Je leert jezelf pas echt goed kennen voor het aangezicht van God. Je bent alleen te genezen van je eigen hoogmoed en eigengerechtigheid wanneer de blik hiervan afgewend wordt naar God toe. Het laat zien dat de menselijke voortreffelijkheden eigenlijk dwaasheid is vergeleken bij de goddelijke zuiverheid.

Dat is ook de reden waarom mensen huiverig en verbijsterd waren als ze God ontmoeten in de Bijbel. De mens wordt door een direct blik op God geconfronteerd met zijn eigen onvolmaaktheid en moet wel uitroepen: Wee mij! Ik moet sterven want ik heb God gezien.

Dit is het algemene fundament en regel die Calvijn hanteert voor zijn theologie. Hij zal eerst beginnen met het uitwerken van de kennis van God en daarna met de kennis van de mens.

Vroomheid en eerbied is nodig om God echt te kennen. Dit houdt in dat als we God kennen als Schepper(naast dat we God kennen als verlosser, maar dat wordt later behandeld), we al het goede van Hem moeten verwachten, de kennis van Zijn weldaden roept bij ons eerbied en liefde tot Hem op.

Morgen lezen we I.2.2-I.3.3

vrijdag 9 januari 2015

09-01; Aan koning Frans 7-8

Er  niets nieuws onder de zon. Net zoals in de tijd van de apostelen er al verdraaiing en verdeling heerste door het evangelie, werkt de satan nu ook tweedracht zaaiend door wederdopers en sektes . Waar het Woord gebracht wordt is weerstand. Dat er dus onrust is in het land is vervelend, maar desalniettemin een kenmerk van dat de leer de echte christelijke leer is, maar de onrust is wel in tegenstelling tot wat de leer zegt. We moeten ons met de apostelen laten troosten door de gedachte dat Christus de hoeksteen èn een steen des aanstoots is.

Ten slotte weerspreekt Calvijn de lasteringen van opstand en zondige excessen. Mensen die zich misdragen moeten gestraft worden, maar deze zijn niet te vinden in de kringen van Calvijn. Mochten ze desondanks wel vervolgd worden, dan zullen ze zich schikken en als lammeren naar de slachtbank gaan. Dit alles als voorwoord om de koning gunstig te stemmen om De Institutie te lezen. Deze brief is vanaf de eerste versie van de Institutie in 1536 bijgevoegd gebleven.

En toch vind ik het ergens bijzonder dat de koning van Frankrijk Frans heet...

Blijkbaar is het Evangelie dus niet overal welkom en werkt het weerstand op. Herken je dit zelf ook?

Maandag lezen we 1.1.1-1.2.1

donderdag 8 januari 2015

08-01: Aan koning Frans 5-6

Calvijn is zo'n persoon die niet in de sloot springt als iedereen wel in de sloot springt. Ook hem daartoe overhalen is voor hem geen argument. een christen heeft alleen God te gehoorzamen. Ook al is er in de wereld een misverstand, in het koninkrijk van God mag alleen de waarheid verkondigt worden, daar gelden andere gewoontes. Misschien wordt hier gehint op de definitie van katholiek door Vincentius van Lérins, een kerkvader die tussen 434 en 450 is overleden., namelijk dat alleen hetgeen overal, altijd en door allen geloofd is werkelijk katholiek is.


In tegenstelling tot de Roomse kerk vindt Calvijn dat de kerk niet hoeft te bestaan in een zichtbare gedaante, de kerk is daar waar Gods Woord zuiver wordt gepredikt en waar de sacramenten rechtmatig worden bediend. De Roomse kerk wil graag de glorieuze gedaante van de kerk handhaven, maar deze is in het OT ook niet altijd te zien. God heerst over de kerk en bepaalt over de gedaante van de kerk. Dat ambtsdragers ambtsdragers zijn is ook geen garantie voor de kerk, ambtsdragers kunnen dwalen en bepalen dus niet de gestalte van de kerk.

Je kan blijkbaar als kerk eruitzien zonder dat je daadwerkelijk kerk bent, kerkzijn is niet gebonden aan uiterlijke kenmerken. Dit blijft vandaag de dag nog steeds een groot verschil in kerkleer tussen gereformeerden/calvinisten en katholieken.

Verwerking:
Wat is het werkelijke katholieke dan dat Calvijn en zijn tegenstanders wel verenigd, hoe zie je dat Calvijn wel een katholieke christen is? Katholiek betekent hier dus 'door allen/algemeen'?
Is prediking en sacramenten wel genoeg als kenmerk van de kerk? Is dit bijbels?

Morgen lezen we de brief aan koning Frans helemaal uit.

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

woensdag 7 januari 2015

07-01; Aan koning Frans 3-4

Calvijn begint met het weerleggen van een aantal uitspraken over de protestanten. Ze zouden een nieuwe leer brengen die niet bewezen wordt door wonderen. Zo nieuw in de leer niet, aldus Calvijn, tenminste niet voor diegene die weet wat het christendom inhoudt. Ook zijn wonderen niet bedoeld om te bewijzen, maar om te bevestigen. Wonderen zijn tekens, geen argumenten. Bovendien kan de satan ook zich voordoen als een engel van het licht en wonderen doen om te misleiden. De wonderen die de protestante leer bevestigen zijn dus de wonderen van Christus en de apostelen in de Schrift.

Ook het verwijt dat de protestanten zich distantiëren van de kerkvaders is onterecht. Sowieso verdienen kerkvaders geen blinde navolging, maar zijn net zo goed feilbare mensen die niet boven de Schrift uitgaan. Maar zelfs dan gaat de Roomse kerk verder dan de kerkvaders of er tegenin. Bijzonder van dit stukje is wel dat bijvoorbeeld een verzameling kerkvaders op de katholieke website New Advent(http://www.newadvent.org/fathers/) de geciteerde werken bij het verbieden van afbeeldingen, de doden te laten rusten en de substantiediscussie daar niet te vinden zijn.

Dergelijke discussie waren niet vreemd, de kerkvaders speelden een grote rol in de Reformatie. Een werk van Guido de Brès genaamd het Wapen van het Geloof was niets anders dan stellingen beargumenteerd aan de hand bijbel- en kerkvadercitaten zodat de gelovige de discussie met de Roomse vervolgers kon aangaan. Wat dat betreft zouden we Calvijn best wel kunnen navolgen in het zoeken in de kerkvaders, er liggen schatten aan wijsheid in. Ook zouden we m.i. minder de Reformatie als een op zichzelf staand iets verabsoluteren

Morgen lezen we: Aan koning Frans 3(xix, 'Kortom, zij leggen zich allen zonder uitzondering...') - 4(xxvii, '... dat we niet aarzelen de ouder grenzen te overschrijden.)

Lees deze en andere posts ook terug op http://lectiocalvini.blogspot.com

dinsdag 6 januari 2015

06-05; Aan koning Frans 1-2

Calvijn begint de Institutie et een brief aan Koning Frans van Frankrijk(https://nl.wikipedia.org/wiki/Frans_I_van_Frankrijk), waarin hij het opneemt voor de protestanten die vervolgt worden. Ze worden vervolgd op basis van leugens en vooroordelen, ze zouden de gevestigde orde willen omgooien. Daarom worden de protestanten zonder eerlijk proces vervolgd.

Met een beroep op Christus zelf roept Calvijn koning Frans op om een oordeel te vellen over deze ordelijke uiteenzetting van de zaken. Dat is een christelijke koning verplicht. Dat de protestanten een murwgebeukte schrale bende zijn past prima binnen de regel van het geloof, het pleit voor de hen dat ze alles verwachten van God. Juist omdat ze alles van Christus verwachten worden ze vervolgd. Dit n tegenstelling tot de priesters die zichzelf en anderen alleen maar laten instemmen met de leer van de kerk zonder Christus te kennen uit de Schrift. Desondanks zijn er veel rites in de kerk waar ze geld aan verdienen die de priesters dan ook fel verdedigen. "Wie zich het drukst maakt om zijn buik, ziet men daarom het vurigst strijden voor zijn geloof."

Verwerking:
Hoeveel vervolging zou jij over hebben voor je geloof?
Hoe kan je voorkomen dat je godsdienst je keuken wordt?
Waartegen/Waarvoor wil jij strijden in de theologie en waarom?

Morgen lezen we: Aan Frans 3 (xix, 'Kortom, zij leggen zich allen zonder uitzondering...') - 4(xxvii, '... dat we niet aarzelen de ouder grenzen te overschrijden.)

maandag 5 januari 2015

05-01: Aan de lezer

Voordat we beginnen met de theologie van Calvijn lezen we eerst wat hij over dit werk aan de schrijver wil zeggen. Calvijn heeft dit boek nu eindelijk naar tevredenheid herschreven. De versie van 1559 is de vijfde en Calvijn heeft hem desondanks een heftige ziekte kunnen voltooien. De voornaamste bedoeling lijkt te zijn om een weergave van de kern van de leer te brengen, De Institutie geldt als een soort hermeneutische sleutel, de vrome lezer kan nu naar hartelust bijbellezen zonder zelf leerstellige zaken te moeten destilleren.

Verwerking:
Hoe is de verhouding tussen het lezen van de bijbel en de leer van de bijbel?
Welk theologisch kader gebruik je zelf met het bijbellezen?


P.S.
Ja, ik doe er wat punten voor verwerking bij zodat we altijd iets hebben om over te praten :)

zaterdag 3 januari 2015

Lectio Calvini ook te bereiken of te volgen via weblog

Omdat er misschien zelfs leden zijn die willen meelezen, maar geen Facebook dorsten te gebruiken(ik ken er al twee), zijn de posts ook te volgen via deze blog.
Ik hou ervan om het internet voor mij te laten werken door middel van IFTTT. Misschien is dit overbodig, maar wel leuk. De blog zal ik primair hiervoor gebruiken.