maandag 14 december 2015

14-12; Boek IV.10.2 - IV.20.7

Dit is de laatste week van Lectio Calvini. Het gedeelte over de overheid en waarin een uitwerking komt van het twee-rijkenleer van Calvijn.

[2] De heerschappij van de wereld en de heerschappij van Christus zijn twee verschillende zaken, maar we moeten ook niet doen alsof deze niks met elkaar te maken hebben. Vooral de geestdrijvers zagen rechtspraak als onrein, iets waar een christen niks meer mee te maken heeft. Calvijn stelt hiertegenover dat het geen tegenpolen zijn. We ontwaren in dit leven al iets van het eeuwige, maar het zal pas later ten volheid komen. Dan zullen de regels overbodig zijn, maar nu zijn we onderweg en hebben we een overheid nodig die de ware leer en de Kerk beschermt en rechtvaardigheid te richten onder burgers. Wie dit wegneemt, neemt datgene wat een mens tot mens maakt weg.

[3] Een overheid is net zo nodig als licht, brood, water en lucht. Misschien nog wel harder omdat een overheid moet zorgen voor de eer van de godsdienst en de beschaafde omgang tussen burgers. Niemand moet verrast worden dat de zorg voor de welordening van de godsdienst bij wereldlijk bestuur ligt. Dit is namelijk handhaven en niet bepalen. Een overheid moet drie zaken doen die Calvijn zal behandelen in dit hoofdstuk. Maar eerst kijkt hij naar de soort wetten.

[4] De overheid is een verordinering van God en God heeft het overheidsambt hoog zitten. In het OT worden overheden goden genoemd, wat wel moet duiden dat ze God vertegenwoordigen en in zekere zin Zijn plaatsvervangers op aarde zijn. Alle overheden zijn door voorzienigheid en ordinantie door God aangesteld. Daarom noemt Paulus de overheid gaven van God. Een ovehreid is in Gods ogen heilig en geoorloofd, zelf aan God gewijd.

[5] De geestdrijvers zeggen dat er in het verleden koningen en richters waren, maar dat het volk dat nodig had omdat het nog niet ontwikkeld was. Het past niet meer bij de volmaaktheid die Christus bracht met het Evangelie. Dit is dom en hoogmoedig, want ze laten niks zien van volmaaktheid. Ook is het zo dat er in de Bijbel niet wordt gevraagd om afstand te doen van het regeerambt om als normale burger verder te gaan, maar de macht aan Christus te onderwerpen. Ook in het NT moet Timotheüs bidden voor de koningen, en stelt daarmee de Kerk onder hun hoede.

[6] Voor de ambtsdragers zelf moet dit een stimulans en een troost zijn. Ze werken namens God en dit moet hen aansporen om eerlijk en ijverig aan de gang te gaan. Maar ze moeten ook niet alleen verantwoording afleggen aan het volk, maar ook als God die tussen de goden/regeerders oordeelt.

[7] Dit negeren en de overheid honen is God zelf honen. Ook zegt Jezus niet in Luk. 22 dat de gelovigen helemaal geen ambt mogen bekleden, maar dat ze hun hoogmoed moeten laten varen. Alle ambten zijn goed, er is er geen één die niet van God komt.

Morgen lezen we boek IV.20.8 - IV.20.11

Geen opmerkingen:

Een reactie posten