woensdag 30 september 2015

30-09; Boek IV.8.13 - IV.9.3

[13] De voorstanders van de Roomse kerk beweren dat de Kerk wordt bestuurd door Gods Geest en dat daarom alles wat ze ook maar zegt moet worden gezien als Gods uitspraken. De Kerk kan immers niet dwalen. Calvijn vindt ook dat de Kerk niet kan dwalen in zaken die nodig zijn voor onze zaligheid. MAar dan juist omdat ze afziet van eigen wijsheid en zich door het Woord en dus door de Geest hierin laat leiden. De Roomsen leggen het gezag buiten het Woord, de reformatoren leggen het gezag vast aan het Woord en willen niet dat het daarvan losgemaakt wordt. De Kerk moet niet meer willen weten dan Christus heeft gesproken, we moeten niet meer van de Heilige Geest verwachten dan dat Hij ons verstand verlicht om te begrijpen dat de leer van Jezus waarheid is. Met Chrysostomus wantrouwt Calvijn alles wat mensen naast het Evangelie stellen en onder de naam Geest schuiven. De Geest is met een onlosmaakbare band verbonden aan het Woord.

[14] De tegenstanders beroepen zich op dat de discipelen nog veel moesten leren van de Geest(!oh. 16:12). Daardoor moest de Schrift aangevuld worden. Alsof de discipelen nog steeds onnozel waren toen ze de leer op schrift stelden. Maar dan nog is het vervuld in de geschriften van de apostelen.

[15] Mensen moeten zich schikken naar de uitspraken van de Kerk voor zover deze overeen stemt met het Woord. Mensen mogen geen nieuwe leren erbij verzinnen, dat zou ook gevaarlijk zijn.

[16] Enkele voorbeelden om de Roomse praktijk te ondersteunen weerspreekt Calvijn. De kinderdoop is deels op het besluit van de Kerk, maar niet alleen, dat zou wel heel miserabel zijn.
Het eenswezen zijn met van de Zoon met de Vader staat niet letterlijk in de Bijbel, maar is wel bedoeld in de Bijbel zodat de leeruitspraak niet afhankelijk is van een uitspraak van het Concilie van Nicea. Het is ook gefundeerd in het Woord.

[1] Alles wat Calvijns tegenstanders over de Kerk zeggen wordt direct op concilies toegepast als vertegenwoordiging van de Kerk. Calvijn lijkt onbuigzaam om concilies te erkennen, maar dit ligt anders. Calvijn respecteert concilies, maar in zoverre ze worden voorgezeten door Christus in de beraadslaging door Woord en Geest. Ten tweede is Calvijn ervan overtuigd dat de concilies zijn zaak steunen, desondanks hij dus minder aan concilies hecht dan zijn tegenstanders.

[2] Desondanks het meer over kleinere bijeenkomsten gaat, ligt de Bijbelse basis voor concilies in Matth. 18:20(Waar twee of drie in Mijn naam bij elkaar zijn...). Het laat ook zien dat een concilie pas een concilie is als deze vergaderd in Christus' Naam. Mensen die buiten het woord om zelf dingen verzinnen zijn ongetwijfeld niet in Christus' Naam vergaderd en vallen niet onder de belofte, ze spannen tegen Christus samen. De tekst is dus een kenmerk voor een waar en een vals concilie.

[3] In de Bijbel wordt ook vaak gesproken dat de Kerk blind is en dingen niet ziet aankomen, zoals in Jesaja. Priesters en profeten spreken leugens, sterker nog, God verblindt soms priesters en profeten. Dit is voornamelijk te lezen in de profetische Bijbelboeken.

Morgen lezen we boek IV.9.4 - IV.9.11

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

dinsdag 29 september 2015

29-09; Boek IV.8.8 - IV.8.12

[8] In de Kerk mag er dus geen ruimte geboden worden aan wat niet in de Wet, Profeten. of bij de Apostelen te lezen valt. De apostelen hadden ook deze regel en mochten zich daarom geen meester laten noemen. En omdat ze in zekere zin ook onkundig waren, belooft Jezus hun de Geest der Waarheid om hen te leiden.

[9] Wie spreekt moet dan volop vertrouwend op de opdrachten van God de woorden van God spreken. Dit betekent dus de verzinsels van welke mens ook aan de kant schuiven. Dit Woord van God is de macht bij uitstek van de herders van de Kerk. Ze regeren door de kracht van het Woord. Apostelen waren wel als het ware de ware en oorspronkelijke secretarissen van de Heilige Geest en daarom moeten hun geschriften als de woorden van God beschouwd worden. Hun opvolgers hebben de taak te onderwijzen wat er in die geschriften geopenbaard en vastgelegd is. Dit geldt voor mensen, maar ook voor de Kerk als geheel. Paulus leert dit als hij zegt dat profetische getuigenissen beoordeeld moeten worden. Voor de Kerk geldt dat het geloof uit het horen is uit het woord van God, dus er is geen ruimte voor woorden uit de wereld. Plus dat God de enige is die nieuwe leerstukken kan maken omdat Hij de Enige is die niet kan liegen en bedriegen.

[10] Het verschil met macht en gezag in het pausdom is heel erg groot. Ten eerste gaan ze ervan uit dat concilies ware beelden van de Kerk zijn en rechtstreeks door de Heilige Geest geleid worden. Maar ze geven zelf vorm aan concilies en leiden deze. Daarom verdedigen ze hun eigen gezag en smeden nieuwe willekeurige leerstellingen met verachting voor het Woord. Hiermee moet men het eens zijn, anders mag men geen christen heten. Het is volgens hun aan de Kerk om nieuwe geloofsartikelen te maken.

[11] Hun argumenten voor deze taak van Kerk is dat de bruidegom nooit door Christus verlaten zou worden. Maar dit geldt niet minder voor de individuele gelovigen. Ook als Jezus de Geest der Waarheid belooft(Joh. 14), geldt dit voor de discipelen en de discipelen die er later bij zouden komen. Het gaat ook om de individuele gelovigen en hun troost hierin. Zeggen dat het alleen voor de Kerk gaat is verdraaiing, desondanks dit óók waar is. God staat de Zijnen altijd bij zodat ze steeds meer vooruitgang maken in hun heiliging.

[12] De Kerk krijgt van God wel gaven zodat deze in het hele Lichaam niet ontbreken, maar de Kerk zal nooit die opperste volkomenheid bevatten die de papisten wel claimen dat ze heeft. De Kerk maakt als geheel een proces door doordat haar leden van dag tot dag vernieuwd en geheiligd worden. Er blijven altijd wat vlekken en rimpels over. De heiliging van de Kerk is waar, maar we zien slechts het begin hiervan. De volheid van de heiligheid komt pas als Christus hiervoor zorgt. Anders moeten we betogen met de pelagianen dat de gerechtigheid van de gelovigen al in dit leven te bereiken is en met de katharen en donatisten dat we geen onvolkomenheden in de Kerk mogen toestaan. De Kerk is vast en pilaar van waarheid door de dienst van de prediking. De waarheid in de Kerk wordt door Jezus in stand gehouden. Als het hoeden van de waarheid ligt in de dienst van profeten en apostelen, is dit in het geheel afhnkelijk van het woord van de Heere.

Morgen lezen we boek IV.8.13 - IV.9.3

Lees deze en andere pots terug op lectiocalvini.blogspot.com

maandag 28 september 2015

28-09; Boek IV.8.1 - IV.8.7

De 39ste week van Lectio Calvini, stap voor stap wordt dit boek veroverd, langzaam maar zeker gaan we  door.

We gaan verder met de verhouding tussen de Kerk en de leer en hoe het pausdom hiermee te maken heeft.

[1] Calvijn spreekt over de geestelijke macht die ten dele bij bisschop, provinciale en algemene concilies te zien is. De macht krijgt gestalte in leer(leergezag inzake dogma's en uitleg), rechtspleging en uitvaardiging van wetten. Dit moet altijd tot opbouw van de Kerk zijn, de enige manier hiervoor is Christus de zeggenschap laten behouden. We hoeven niet zuinig te zijn met lof op de kerkelijke macht, alleen voorkomen dat er willekeur in optreedt.

[2] In de bijbel wordt er dan ook geen macht gegeven aan priester, profeet op apostel(of hun opvolgers), maar aan het Woord dat ze mogen bedienen. Als ze tot hun ambt geroepen worden wordt ook duidelijk dat ze niets van zich zelf kunnen inbrengen, maar alleen de toevertrouwde woorden van God zullen spreken. Mozes was wel de belangrijkste profeet, maar ontving ook eerst instructie. Het gezag van Hem en priesters was met zware straffen bekrachtigd, zodat men het niet zou verachten, maar dan alleen omwille van de Wet. die in de mond van Levi zou zijn. Een priester moet een bode van god zijn wil hij dat er naar hem geluisterd wordt.

[3] Ezechiël en Jeremia kregen door God bepaald wat ze moesten zeggen, niet wat ze zelf wilden zeggen. Daarom spreken profeten ook van het Woord van de Heere en durfden ze te zeggen 'zo spreekt de Heere'. Heilig en rein waren hun onreine lippen pas als ze werktuigen van de Heilige Geest waren. Alle macht die de profeten hebben ligt in de woorden die God hun in de mond legt.

[4] Desondanks de lovende woorden over de apostelen(zout van de aarde, licht voor de wereld) mochten ze niks vertellen behalve de geboden van Jezus. Dit was zo belangrijk omdat Jezus hetzelfde deed, niks verkondigen dan Hem was toevertrouwd door de Vader. hieruit volgt dat de macht van de Kerk niet onbegrensd is, maar onderworpen aan het woord van God en daarin ligt opgesloten.

[5] Dit was ook de regel in de Kerk en zou nu ook nog moeten gelden. Deze regel is in de loop der tijden verschillend van vorm geweest, maar hetzelfde van inhoud. Wie kennis van God heeft moet door de eeuwige Wijsheid, dat is Jezus Christus, geleid worden. Dit gold voor de aartsvaders, maar ook voor de profeten, die onthullingen met een geheimzinnig, maar zeker karakter hebben ontvangen. Dit is allemaal doorgegeven door de aartsvaders, en door kinderen en kleinkinderen doorverteld in de overtuiging die God in hen werkte, dat het niet van de aarde, maar van de hemel was.

[6] Later bij de priesters heet God Zijn Woord laten opschrijven zodat al het onderwijs aan de regel getoetst kon worden. Priesters hebben nieuwe uitspraken gebracht, maar deze sloegen op de Wet en waren en uitlegging en toepassing van, plus profetieën voor de toekomst om onze zwakke gewetens. Psalmen vallen hier ook onder. Historische boeken zijn op ingeving van de Heilige Geest geschreven. Dit was het woord van God voor het volk tot aan Christus. Hier mochten ze niet van afdoen en niet aan toevoegen.

[7] In Christus is de Wijsheid vlees geworden en hebben we alles mondeling verklaard gekregen wat we moesten en konden weten. Het was het schitteren van goddelijke waarheid in tegenstelling tot eerder versluierd zonlicht. De Zoon is het volkomen onderricht van God en de apostel heeft verklaard dat God daarom afziet van hier en daar een profetie en nog openbaringen hierbij. Daarom zij vanaf het NT nu de laatste dagen in gegaan. Christus' leer is volkomen en daar mag niks aan toegevoegd worden. De Vader spoort ons aan om te luisteren naar de Zoon en geeft zo aan dat er voor niemand anders wat overblijft om te zeggen nadat Jezus geleerd en gesproken heeft.

Morgen lezen we boek IV.8.8 - IV.8.12

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

vrijdag 25 september 2015

25-09; IV.7.23 - IV.7.30

Vandaag voor de laatste keer over hoe het pausdom zich heeft ontwikkeld tot een tirannieke macht. Best bijzonder om dit dan te lezen nu Paus Fransiscus mijn tijdlijn op Facebook domineert nu hij Amerika bezoekt. Er is gelukkig in de loop van de geschiedenis veel veranderd vanaf de tijd van Calvijn tot nu.

[23] Maar als al het voorgaande ook waar zou zijn, ziet Calvijn nog geen mogelijkheid tot een paus of apostolische stoel in Rome, simpelweg omdat hij geen bisschop ziet. Er is niemand met het ambt dat ook uit bepaalde taken bestaat. Kardinalen zijn nauwelijks ouderlingen te noemen. Er is geen Kerk in Rome omdat er niks antwoord aan de kenmerken van de Kerk, prediking, Sacramenten en de tucht.

[24] Een bisschop is geen koning die de eer en titel behoudt als hij niets uitvoert. De paus kan dus geen hoogste bisschop zijn omdat hij geen bisschop is. De pausen werken de Reformatie tegen omdat het Evangelie hun heerschappij aantast. Daaruit blijkt dat ze niet een plaatsvervanger van Christus zijn. 'Rome mag dan oudtijds de moeder van alle kerken geweest zijn, maar sinds het de zetel van de antichrist is geworden, is het niet langer meer wat het is.

[25] Sommigen vinden dit te grote woorden, maar het zijn de woorden van Paulus. Paulus schrijft dat de antichrist in de tempel van God zijn zetel heeft. Zijn tirannie zal ook meer gaan over lichamen dan over de zielen en tegen het geestelijke rijk van Christus. Ook zal de zetel opgericht worden als de hele Kerk door verval in beslag zal worden genomen. Ook zal de antichrist Gods eer roven voor zichzelf. Calvijn vindt dit van toepassing op de paus.

[26] Wat de oudheid ook zegt, God is in staat om gemeente te verplaatsen, dus de eer van het primaat aan een plaats verbinden, zeker als het een tegenstander van het Evangelie is, is belachelijk en dwaas. Ook is er een groot verschil tussen een gepaste en ordelijke kerkinrichting en de hofstoet van de paus. Dit is als zodanig tegenovergesteld aan het karakter van de Kerk

[27] Calvijn schertst dat de laatste vier pausen niks weten van het christendom dan dat ze hebben geleerd van een van de grootste en felste bestrijders hiervan, Lucianus van Samosate(https://nl.wikipedia.org/wiki/Lucianus_van_Samosata). Het pausdom lijkt zich te gedragen alsof er geen God is, geen Christus en geen opstanding of eeuwig leven.

[28] Nu wordt dit gebracht alsof het geheime theologie was,maar juist een paus als Johannes XXII(https://nl.wikipedia.org/wiki/Paus_Johannes_XXII) heeft openlijk verklaard dat zielen sterfelijk zijn en tot de opstanding sterven met het lichaam. De kardinalen hebben dit niet tegengesproken. Weerstand kwam van de universiteit van Parijs. Een tekst voor Petrus waarin Jezus voor Petrus blijft bidden(Luk. 22:32) is geen garantie voor pauselijke onfeilbaarheid,  Petrus wordt ook door Jezus een satan genoemd(Matth. 16:23).

[29] Maar zonder grappen, Calvijn vindt het onredelijk, naast beledigend voor Jezus, om Hem, de Heilige Geest en de Kerk zo aan een plaats te binden dat een persoon daar de leiding heeft over de Kerk, al zou dit de duivel zelf kunnen zijn. Ook de zedenverwildering van de pausen maken het ze onmogelijk tucht uit te oefenen over het volk.

[30] Over de kardinalen. Gregorius beschrijft kardinalen, niet als iets wat bij Rome hoort, maar wat bij andere willekeurige kerken hoort. Kardinaalspriesters zijn bisschoppen. Ze stonden lager dan bisschoppen. Ze namen de laatste plaatsen in, terwijl ze nu aan koningen gelijk zijn. Dit om het verschil tussen hoe het vroeger was en nu is aan de kaak te stellen.

Volgende week lezen we boek IV.8.1 - IV.8.7

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

donderdag 24 september 2015

24-09; Boek IV.7.18 - IV.7.22

[18] Eén man trok dus de macht naar zich toe en werd niet geremd door de bisschoppen die toch in deze machtsstrijd een onbekwame tegenpartij waren. Bij Bernardus van Clairvaux is te lezen hoever de Kerk in verval was geraakt. Rome was een plaats van ontucht, corruptie en onrecht. Er geldt het recht van de sterkste.

[19] En dan naar de tijd van Calvijn is de vergelijking van de paus met eerdere pausen ook tekenend. De pausen claimen gezag en met de stem van Petrus te spreken. Ze hebben zich het laatste woord gegeven in alle kerkelijke regelingen. En boven hen is er geen rechterlijke instantie om de macht in toom te houden. Het is buiten proportioneel dat een man over allen regeert zonder zelf aan welk oordeel dan ook onderworpen te zijn.

[20] Pausen zetten valse namen oud de geschiedenis onder verordeningen om te doen alsof het een heel oud besluit is. Dat terwijl de macht van de paus van recentere datum is dan de concilies. Zo heeft Gratianus ergens de naam Anastasius van Constantinopel gezet, die toch in de geschiedenis meer als de rivaal van de bisschop van Rome te zien is. ER zijn verzamelingen van decreten die wreedheid en tirannie vertonen, maar toch voor godsspraak voor moeten gaan.

[21] Calvijn wil de zaken niet op de spits drijven, maar stelt de woorden van Cyprianus voor, waarin niemand zich bisschop der bisschoppen mag noemen. En er zijn in de geschiedenis sowieso veel uitspraken te vinden die hetzelfde zeggen. Gregorius heeft de banvloek gesproken over de titel van universeel bisschop, de verdedigers van de stoel van Rome moeten zich maar eens verdedigen hiertegen. Een paus die willekeurig zijn macht uitbreidt is even onvroom als onmenselijk.

[22] Calvijn wil niet alles wat te bespreken is stuk voor stuk behandelen, maar vraagt de verdedigers van het pausdom of ze het aandurven om de het pausdom te verdedigen nu het in zo'n verdorven staat is. Erger dan bij Gregorius en Bernardus. Gregorius klaagt dat aardse zaken hem teveel bezig houden, maar toch kan hij preken, bemoedigen en vermanen en leiding geven aan zijn kerk. Ook Bernardus klaagt over de gebreken. Nu verschilde het in zijn tijd niet veel van de tijd van Calvijn. Het is onbeschaamd om in de tijd toen Gregorius en Leo te gebruiken als rechtvaardiging.

Morgen lezen we boek IV.7.23 - IV.7.30

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogpost.com

woensdag 23 september 2015

23-09; Boek IV.7.11 - IV.7.17

[11] In de geschiedenis zijn er veel brieven met onzin geschreven over het pausdom. Maar ook zinnige brieven, van bijvoorbeeld de geleerde paus Leo I. Hij stond bekend als een machtsbelust man. Hij heeft in andere landen plaatsvervangers van zichzelf aangesteld. Maar deze plaatsvervangers mochten de metropolieten niet hinderen in hun werk. Het was een vorm van bemiddelen op afstand.

[12] In de zesde eeuw bij Gregorius I waren er veel crisissen in Europa en Africa en zochten de bisschoppen eenheid in het geloof door zich aan te sluiten bij Rome. De macht van de paus werd hierdoor vergroot desondanks het nog geen ongeremde alleenheerschappij van één man was. Hij is er wel trots op maar deed niet zelf iets om zijn macht te vergroten.

[13] Gregorius was een buitengewoon middel pom anderen te ondersteunen, niet om tegen te staan. Ook was het wel tegen zijn zin, hij wilde bisschop zijn en was bang nu te veel met wereldse verwikkelingen bezig te zijn in plaats van bisschop te zijn. Hij zag zichzelf primair als gelijke en was geen werelds heerser, hij stelde zich onder de keizer.

[14] Innocentirus I in de 5de eeuw was verwikkeld in de machtsstrijd tussen Rome en Constantinopel, waar de zetel van het Romeinse rijk naartoe was verplaatst. Op het Concilie van Turijn was bepaald dat de bisschops- of metropolietzetel in de belangrijkste bestuurlijke stad moest staan, wast Innocentius tegensprak. Maar men moet het concilie boven de uitspraak van een man die voor eigen belang pleit verkiezen.

[15] Op het Concilie van Constantinopel was het besluit genomen dat deze stad de privileges van Rome zou krijgen omdat het het nieuwe Rome was, op Chalcedon was dit ook besloten. Leo sputterde heftig tegen.Dit vindt Calvijn een uiting van machtswellust. Als de politieke situatie veranderd moet de Kerk hier van tijd tot tijd op inspelen. De erepositie kan toegekend worden en ook weer zo opgeheven worden.

[16] Daarna was er een Johannes die de grenzen van zijn bisdom wilde laten samenvallen met de grenzen van het rijk. Gregorius heeft zich hiertegen verzet. Hij wilde zich ook niet 'algemene paus' laten noemen.

[17] En byzantijnse keizer Phocas stelde in de 6/7de eeuw door toedoen van Bonifacius III in een decreet dat Rome het hoofd van alle kerken werd. Dit scheen niet veel te helpen in de geschiedenis. De band met Griekenland en Klein-Azië is later doorgeknipt en Frankrijk gehoorzaamde alleen naar believen en moest eerst veroverd worden voordat er gehoorzaamd werd. Later werd de macht van Rome ook met Karel de Grote gevestigd. Er was verval en afwijking van de oude situatie.

Morgen lezen we Boek IV.7.18 - IV.7.22

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

dinsdag 22 september 2015

22-09; boek IV.7.5 - IV.7.10

[5] Rome heeft altijd heerschappij over andere stoelen nagestreefd.  Hoe ging dit in proces? Het begon met Athanasius, die verbannen was in de ariaanse strijd en toen in Rome steun zocht en vond. Er was bescherming van buitenaf nodig voor de oosterse kerken. Maar het was ook weer niet zo dat de gemeenschap met Rome te hoog werd ingeschat. Hierna hebben veel verdorven lieden en ketters zich beroepen op Rome als een bisschop of provinciale synode hen oordeelde. De Roomse bisschoppen gaven hier maar wat graag gehoor aan.

[6] De macht van Rome bestond uti het ordenen van bisschoppen, het bijeenroepen van concilies, rechtspreken, en uitoefenen van tucht in vermaningen en censuur. In de oudste documenten staat nergens dat de bisschop van Rome aanwezig moet zijn als er een metropoliet wordt gewijd, behalve als het de eigen metropoliet is. Er werd wel namens Rome een priester gestuurd om erbij te zijn, meer als teken van verbondenheid. De bisschop van Rome had vroeger alleen in zijn eigen gebied gezag.

[7] De bisschoppen van Rome hebben neit alleen vermaningen aan andere gegeven, maar ook zelf gekregen. Dit heeft Irenaeus toegepast en Cyprianus gevraagd aan bisschoppen van Rome. De bisschop van Rome had geen enkel gezag buiten zijn provincie.

[8] Alleen een Keizer mag een algemeen concilie samenroepen, een metropoliet moet op vaste tijden een provinciale synode bijeen roepen. Dit was het misverstand bij het Concilie van Antiochië toen Julius klaagt dat de oosterse bisschoppen hem niet hadden uitgenodigd. Het was geen algemeen concilie.

[9] Appellaties. De hoogste macht op wie je je kan beroepen. Velen hebben zich beroepen op de paus en de paus heeft vaak gehoor gegeven. Maar de paus werd altijd uitgelachen als hij zijn grenzen overging. Gallië heeft altijd verzet geboden hiertegen. Op het concilie van Mileve was hier strijd over de ban op mensen die naar Rome waren gegaan. Gezanten van Rome probeerden aan te tonen dat Rome vanuit het concilie van Nicea het recht had om hun besluiten te laten beroepen. Dit probeerden ze met vervalste boeken. Zo zijn er wel meer valse documenten waarop het gezag van Rome is gebaseerd. De roomse theologen moeten gewoon alles nalezen en goed nadenken, Calvijn wil niet alles meer tegenspreken.

[10] Er is een schetsende geschiedenis. Caecilianus werd ten onrecht veroordeeld zonder gehoord te zijn. Het komt tot een proces voor Constantijn, deze stelt een kerkelijke rechtsgang in met de bisschop van Rome en Italië, Gallië en Spanje erbij. Blijkbaar was Rome niet gezagvol genoeg. Als het in die zaak tot een hoger beroep komt gaat de zaak naar de bisschop van Arles. Wat Calvijn maar wil zeggen is dat het gezag van Rome niet boven andere kerken staat in dit opzicht.

Morgen lezen we boek IV.7.11 - IV.7.17

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

maandag 21 september 2015

21-09; Boek IV.6.17 - IV.7.4

De 38ste week van Lectio Calvini.

[17] Dat de kerk van Rome stabiel was, is geen reden om haar oppermacht over andere kerken te brengen. Dat doet ook geen recht aan de vroege Kerk. Hieronymus behandelt in de kerkorde geen paus, Cyprianus behandelt geen paus, maar legt de eenheid van de Kerk in het bisschopsambt. In het bijzonder het episcopaat van Christus en het daarvan afgeleide ambt waarin de bisschoppen een deel en toch de volheid van delen.

[1] Op het Concilie van Nicea in 325 werd Rome wel een belangrijke, maar niet de hoofdplaats in. Ook op het Concilie van Efeze(431) werd er geen machtspositie toegekend, maar wel op een gekke manier de bisschop van Rome gekoppeld aan het voorzitterschap. Ook op het Tweede Concilie van Efeze (449) namen de afgevaardigden van Rome geen bijzondere plaats in tussen de andere. En de bisschoppen van Rome stonden bekend dat ze wel tumult maakten om iets te claimen wat hun toekwam, dus als ze wel een machtspositie hadden, dan was dat wel uitgekomen.

[2] Op het Concilie van Chalcedon nam Rome wel een bijzondere plaats, maar dit was op verzoek van de keizer en aldus een bijzonder voorrecht, aldus Leo I. De Oosterse bisschoppen hadden de boel namelijk al in het honderd laten lopen en Rome kon goed voorzitten met rust en gezag. Maar dit is geen algemene regel. Op het Vijfde Concilie van Constantipnopel heeft zonder morren weer een andere bisschop voorgezeten. Ook zo op het Concilie van Carthago. Het Concilie van Aquileia werd zelfs gehouden zonder Rome erbij.

[3] Ook waren er eerder geen bijzondere titels voor de bisschop van Rome. Cyprianus schrijft zelfs wat hard tegen een paus over zijn domheid en arrogantie, als broeder. Het concliie van Carthago verbiedt expliciet iemand de vorst van de priesters of eerste bisschop te noemen, Hieronymus weigert als priester van Rome de stad boven de wereld te plaatsen.

[4] Gregorius I heeft zich tegen een Johannes, bisschop van Constantinopel gekeerd die zich universeel bisschop wilde laten noemen. De zelfverheffing die hier in zit noemt Gregorius de voorbode van de antichrist. Op het Concilie van Chalcedon schijnt deze titel aan Leo I aangeboden te zijn, maar dit is onwaarschijnlijk en ook nergens wat van terug te vinden, desondanks Leo geweigerd zou hebben.

Morgen lezen we boek IV.7.5 - IV.7.10

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

zaterdag 19 september 2015

19-09; Boek IV.4.10 - UV.10.16

[10] Het is duidelijk dat Christus niet meer zichtbaar aanwezig is in de Kerk, maar Zich wel vertoont in de ambten die Hij wil gebruiken. Dit wordt duidelijk uit Efeze 4, waarin niks staat over een opperpriester of iets wat lijkt op een paus. Er wordt niet gesproken over hiërarchie. Men kan dus ook niet de aardse hiërarchie vergelijken met een hemelse, zoals sommige roomsen doen, maar we moeten blijven met wat  is ingezet doot Jezus.

[11] Maar zelfs als Calvijn toe zou geven dat Petrus een eeuwigdurende opvolging had gekregen, waaruit volgt dan dat dit gebonden was aan Rome? Als de reden is dat Petrus in Rome is gestorven zouden de Joden de zetel van het primaat in de woestijn moeten hebben, waar Mozes gestorven is.

[12] Het is logisch om te denken dat de eerste gemeente waar Petrus was het primaatschap bezit. Dat zou de kerk van Antiochië zijn. Desondanks heeft Paus Marcellus geschreven aan de ouderlingen van Antiochië dat de stoel van Petrus naar Rome is gekomen. Calvijn vraagt nu of het privilege aan de persoon of aan de zaak of aan allebei is verbonden, want de prakijtk is onduidelijk. En Calvijn zal tegen iedere keuze ingaan natuurlijk.

[13] Maar zelfs dan. Waarom is Antiochië niet de tweede gemeente in rangorde geworden? Waarom zijn de kerken niet gerangschikt naar de apostelen? Paulus noemt drie pilaren van de kerk, Jakobus, Petrus en Johannes, hoe is de rangorde van hun gemeentes in Jeruzalem en Efeze? Blijkbaar klopt er toch iets niet.

[14] Calvijn trekt in twijfel of Petrus ooit wel in Rome heeft gezeteld. Uit Galaten is te lezen dat Petrus ongeveer 20 jaar na de dood van Christus in Jeruzalem is geweest en daarna naar Antiochië is gegaan, voor een periode die verschillend wordt vermeld door schrijvers. In ieder geval is het lastig dat Nero's heerschappij, waaronder Petrus ter dood gebracht is, was afgelopen, 37 jaar na de dood van Christus. Dus dan moeten er 17 jaren verdeeld worden voor Petrus' zetelen. Hij kan dus niet, of heel kort in Rome een zetel hebben gehad. Ook noemt Paulus Petrus niet als hij in de brief aan de Romeinen schrijft, zelfs niet in de lange lijst van mensen die hij groet.

[15] Ook in verdere stukken in de Bijbel wordt er geen blijk gegeven van Petrus in Rome. Ook bij de kerkvaders Eusebius, Irenaeus, Tertullianus en Augustinus verschillen de verhalen onderling zo groot dat het onmogelijk is om te achterhalen wat er toen werkelijk gebeurd is. Calvijn wil accepteren dat Petrus in Rome is gestorven, maar dat hij er bisschop is geweest niet.

[16] De vroege Kerk wordt ook verdraaid om het primaatschap van de paus te handhaven. Nu volgt Calvijn de vroege Kerk wel in het ontzag voor de kerk van Rome vanwege de opbouw tijdens de bediening van Petrus, dat er in Rome veel geleerde en wijze mannen waren omdat het de hoofdstad was en omdat Rome een rustigere gemeente was en daarom als derde partij kon bemiddelen in de meer opvliegende karakters uit Azië en Africa.

Volgende week lezen weboek IV.6.17 - IV.7.4

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

donderdag 17 september 2015

17-09; Boek IV.6.4 - IV.6.9

[4] Om het weer eens te benadrukken, de sleutelmacht is de prediking van het Evangelie die sommige door bekering het koninkrijk der hemelen binnenbrengt. Lastig is het ook dat de paus volhoudt dat dit alleen tegen Petrus gezegd wordt. Zo gaat de leer verder mank. Even later in het Bijbelboek worden alle apostelen bevolen het Evangelie te prediken. Johannes Eck zegt dan dat het voorrecht van Petrus zit dat hij iets krijgt wat de apostelen allemaal gemeenschappelijk heeft gekregen. Maar Augustinus en Cyprianus benadrukken dat de sleutelmacht de eenheid van de Kerk uitdrukt.

[5] Maar het primaatschap van de paus als opvolger zit erin dat Christus op de rots/petrus de gemeente zal bouwen(Matth. 16:18). Maar Christus zegt hier tegen Petrus niets anders dan wat Petrus en Paulus over alle gelovigen zeggen. Christus is de hoeksteen en daarop worden we als gelovigen als stenen gebouwd  als een tempel. Petrus mag dan eervol als eerste genoemd worden, maar er volgt niet uit dat hij macht over andere christenen krijgt. We zien in de Bijbel dat Petrus een zekere eer had en vaker het woord had, maar geen macht.

[6] De weerlegging over het woordspel tussen petra(rots) en Petrus hoeft niet weerlegd of besproken te worden, zelfs als kerkvaders(Leo I) daarmee aankomen. Het gaat duidelijk tegen de Schrift in. Petrus belijdt namens allen dat Christus de Zoon van God is. Die belijdenis is dan ook de rots waarop gebouwd wordt. Het gaat niet zozeer om het gezag van de kerkvaders voor Calvijn, dat behandelen zou de kwestie alleen maar onnodig vermoeiend maken.

[7] Op basis van andere Bijbelse gegevens is te zien dat Petrus weliswaar soms de voorzitter van de groep lijkt, maar dat hij andere apostelen hun mening laat uitspreken, de beslissing aan hen laat en zich daarnaar voegt. In zijn brief presenteert Petrus zich als gelijke. Hij verdedigt zijn handelen, volgt andermans bevelen op. Ook de eerste twee hoofdstukken van Galaten laten zien dat Paulus in alles gelijk is aan Petrus.

[8] Maar zelfs al zou Calvijn meegaan met de verdedigers, dan is er geen reden om van een bijzondere gebeurtenis een algemene en eeuwige regel te maken omdat de zaken wat het betreft verschillend zijn, 1 leider van 12 is iets anders dan 1 de leider van duizenden. Het is logisch dat er in een groep mensen een soort leider een voorzitter optreedt. Maar hieruit volgt niet dat iemand de macht over de hele wereld moet krijgen. Niemand kan die als enkeling regeren. Het voorbeeld van de bijen die een leider hebben accepteert Calvijn maar vindt hij niet van toepassing omdat er een koning(in)bij per korf is en deze wordt niet gekozen in een verzameling van alle bijen. Ook kunnen geen voorbeelden uit de Griekse wijsheid gehaald worden, die beweren alleen dat een rijk geen twee koningen verdraagt.

[9] Maar dan nog volgt daar niet uit dat als de hele wereld door een man geregeerd zou kunnen worden, dit ook moet gelden voor de kerk. Christus is het Hoofd en in Hem zijn we verzameld volgens de door Hem ingestelde orde. Alleen Christus mag de titel Hoofd hebben(Ef. 4:15). En een verzonnen ministerieel hoofd is niet geboden door Christus Zelf. NErgens is te lezen dat Christus een plaatsvervanger heeft aangesteld.

Morgen lezen we boek IV. 6.10 - IV.6.16

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

woensdag 16 september 2015

16-09; IV.5.16 - IV.6.3

[16] De verdeling van het geld zoals die vroeger was ingezet en was weergegeven door Calvijn in IV.4.7, is zo goed als afgeschaft. Priesters en bisschoppen verrijkten zichzelf met kerkelijk geld ten koste van de armen. Calvijn vindt dit zeer oneerbiedig en gewoonweg kerkroof.

[17] Er zijn mensen die deze praktijken verdedigen door te wijzen op de waardigheid en de eer van de kerk. Per slot van rekening zijn er teksten die de luister van het koninkrijk beschrijven met termen als goud en zilver. Calvijn vindt het niet de moeite waard om ze te weerleggen, maar vraagt zich wel af wat de lieden zelf zouden vinden als een Jood deze teksten op zichzelf toepast en de geestelijke zaken niet-geestelijk opvat. Er zijn wel momenten geweest in de kerkgeschiedenis dat keizers hun keizerlijke kleren aflegden en met het volk boetedoening deden voor het aangezicht van God. Maar toen baadden de priesters niet in overdaad van geld en goud. Ambrosius heeft op het Concilie van Aquileia benadrukt dat priesters moeten roemen in hun armoede.

[18] Calvijn vat het samen. Er is een Bijbelse norm voor wat mag worden uitgegeven ter versiering van de kerkgebouwen in de aard van de versierde dingen zelf. Nu wordt het geld besteed aan zaken waar Christus gen opdracht heeft gegeven, en dat terwijl het armen van de honger omkomen. Sterker nog, waar het geld dan wel aan wordt uitbesteed is beargumenteerd met bijgeloof van de priesters en bisschoppen.

[19] Ook is het dwaasheid om de kerkregering te betrekken op het huis- en landerijenbezitten van de geestelijken. Het staat in tegenspraak met de soberheid en matigheid die ons wel in de Bijbel wordt voorgehouden voor ambtsdragers. Waarschijnlijk vinden de ambtsdragers van nu het veel te streng van Hieronymus als deze schrijft dat armen en vreemdelingen en met heb Christus als gasten aan hun tafel moeten zijn. De titel van diakenschap is toen in ieder geval verloren gegaan.

[1] Calvijn heeft het verval van de inzettingen van de vroege Kerk laten zien. Nu gaat hij het hebben over de paus, de waarborg dat de Roomse kerk de echte katholieke Kerk is. Het primaat van de stoel van Rome is niet een inzetting van vroeger of van de Bijbel. Iedereen probeert de protestanten te overtuigen dat de enige band van kerkelijke eenheid in de gehoorzaamheid aan de stoel van Rome ligt.Er wordt gedacht vanuit het axioma dat de paus van Rome, als plaatsvervanger van Christus die het Hoofd van de Kerk is, in Zijn plaats de leiding over de hgehele Kerk heeft en dat er slechts dan een goede kerkinrichting is indien deze stoel het primaat boven alle bisschopszetels houdt.

[2] De vraag is dus of er een primaat van een bisschopzetel nodig is, zodat deze het hoofd van het lichaam wordt? Het hogepriesterschap wordt aangevoerd als argument, ten onrechte. Voor het land Israël was één man genoeg om de eenheid te bewaren, maar om alle macht over Oost en West in de handen van een man te leggen is te gek. Maar de hogepriester was ten diepste ook een type van Christus, en dus moet het priesterschap en het recht overgedragen worden, maar niet aan de paus, maar aan Christus.

[3] Het tijdelijke priesterschap was dus geen eeuwige wet. In het NT is er dan ook geen bevestiging behalve Matth. 16:18, waarbij nog moet worden aangetoond dat het gaat over gezag voeren over de hele wereld is. Ook moet worden aangetoond dat er meer aan PEtrus is gegeven dan aan de andere discipelen. Die tekst leert uiteindelijk dat alle apostelen de opdracht als dienaren van het Evangelie mensen te verzoenen met God en de macht hebben om straffend op te treden als ze niet luisteren.

Morgen lezen we boek IV.6.4 - IV.6.9

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

dinsdag 15 september 2015

15-09; Boek IV.5.8 - IV.5.15

[8] In vroegere tijden was het niet mogelijk om monnik te zijn en te behoren tot de geestelijkheid. ER zijn pausen geweest die dit gebruik met een woord aan de kant hebben geschoven. En dat terwijl Hieronymus zegt dat hij zijn priesterschap niet uitoefent als hij onder de monniken is, en dat hij zich ziet als man uit het volk. Het is nooit de bedoeling geweest van Christus om monniken in hun schuilhoekje de mis te laten prevelen. Een presbyter is er om leiding te geven aan een gemeente. En juist monniken moeten geen openbare dienst beleggen, in hun klooster blijven en al helemaal niet de sacramenten bedienen.

[9] Daarnaast heb je dus de wereldgeestelijken, die voor een gedeelte bestaan uit de beneficiarissen, en mensen die leven van het onderhouden van de mis. Allebei de soorten wereldgeestelijkheid hebben te maken met misbruik en perverteringen. Ze doen de waardigheid van de presbyter teniet, Calvijn vindt het geen wettig ambt, omdat ze de inzetting van vroeger niet uitvoeren.

[10] Er zijn ook veel functies, die buiten de pracht en praal van ceremonieën geen enkele waarde hebben, er zit geen dienst aan de Kerk in door bijvoorbeeld woordverkondiging, tucht of zorg voor Sacramenten. Ze zullen niet eens weten wat de vereisten in de Bijbel zijn voor een presbyter.  Kanunniken hadden ouderling(presbyter) moeten worden, andere titels hebben weinig tot niets te maken met degelijke kerkregering. Ze beweren wel presbyters te zijn, maar dat is gewoonweg niet waar.

[11] Bisschoppen en bestuurders van de parochies hebben een vroom en uitnemend ambt, maar voeren hier niet veel van uit. Meestal hebben ze de taken aan iemand anders overgedragen. Vaak komen ze niet een keer per jaar in hun kerk. Of ze houden alleen zaken in de gaten die opbrengst kunnen leveren.

[12] Bij Gregorius is al te lezen dat er een kiem van dit kwaad bestond in de Kerk. Hij schrijft erover dat de bestuurders nalatig werden in het geven van onderwijs. Hij klaagt in preken erover dat herders de taken laten liggen. Ook Bernardus van Clairvaux maakt in zijn tijd nog werk van dit probleem in zijn preken.

[13] Met het pausdom zoals Calvijn het kende was er geen grotere roversbende te vinden. Alles was in strijd met de inzetting van Christus en de oude Kerk en logisch nadenken. En toch verdedigen mensen zoals Pighius deze eerbiedwaardige hiërarchie als overgeleverd van vroeger. Maar de inzetting van vroeger heeft niets te maken met de chaos van die tijd. Nu is alles versplinterd en verward.

[14] Ook is er in de levenswandel van de priesters niks te zien van het zout der aarde zijn  of het licht van de wereld zijn. Priesters zitten vol met ondeugden en zijn asociale lui. Veel, zo niet alle priesters zouden geëxcommuniceerd moeten worden volgens de maatstaven van de tucht van de oude kerkelijke bepalingen.

[15] En diakenen doen nu niet meer datgene waar ze voor aangesteld zijn, namelijk armenzorg. Behalve dan heel misschien als ze voor de consecratie de offergaven ophalen. Desondanks vroeger de kerkgangers eerst elkaar een kus gaven en hun gaven zelf naar voren brachten. Tegenwoordig(toen in Calvijns tijd dus) kan je beter je offergaven in zee gooien, dan heb je even grote kans dat ze bij de armen komen. Het fantasiediaconaat is de draak steken met de kerk. Het licht van Gods Woord is gedoofd en na zo de Kerk als het ware vermoord te hebben hebben ze de buit geplunderd.

Morgen lezen we boek IV.5.16 - IV.6.3

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

maandag 14 september 2015

14-09; Boek IV.5.2 - IV.5.7

De 37ste week van Lectio Calvini!

[2] Een andere pervertering van de oude praktijk is dat het volk geen stem meer heeft in de verkiezing. Als ze de kersverse bisschop zien is dit direct om hem te aanbidden, niet om hem te onderzoeken. Dat noemt Leo I machtsmisbruik. Cyprianus noemt  het goddelijk recht dat er niks plaatsvindt zonder toestemming van de gemeente. Er zouden dus nu gen goddelijk en kerkrechtelijk geldige verkiezingen zijn. De tegenstanders van Calvijn vonden dat het nodig was het volk en de regering een stem te onthouden. Maar nu is het middel groter kwaad dan dan de kwaal. Het volk leefde vroeger ook met de regels voor de bisschoppen dus hoefde deze taak niet overgenomen te worden door kanunniken. Plus dat die interne regels de grootste zondaars het ambt in heeft geholpen.

[3] Het is ook dudielijk dat er in vroegere tijden veel beroering was bij de keuze van een bisschop. Toch dacht niemand eraan het volk hun recht te ontnemen. Calvijn schetst een lijn dat het volk wat slordig werd en de presbyters zich het recht toeeigenden ten koste van het recht van het volk. Vorsten zijn hier later bij ingesprongen en hebben bisschoppen opgedrongen aan kerken.

[4] Bisschoppen wijken af van de oude inzetting door geen presbyters te bevestigen om het volk te leiden en hoeden, maar om als priesters te offeren, net als diakenen om bepaalde ceremoniën uit te voeren. Ook wordt een inzetting van het concilie van Chalcedon ongedaan gemaakt. Hier is bepaald dat ordeningen niet in absolute zin mogen zijn. Een ordening moet met taak en plaats zijn. Dit is om te voorkomen dat mensen ergens geld zitten te verbruiken en dat er geen eretitels beschikbaar zijn. Er is dus ook een clandestiene handel in titels.

[5] Maar zelfs zonder misbruik is het raar om een presbyter te benoemen zonder plaats. En dan nog is het een vertekening van de oorspronkelijke taak, desondanks hij is opgeleukt met rituelen en vertoon. er wordt geen onderzoek gepleegd, alleen keken naar geld of kadootjes, daarna wordt er een ordening opgevoerd die Calvijn belachelijk vindt. Desondanks is de gevestigde orde van toen fel in het verdedigen.

[6] Er is een wildgroei aan praktijken rondom beneficies, dat zijn zaken die vroeger aan een ordening vastzaten, maar er nu volkomen los van staan. Ook vermoedt Calvijn veel simonie rondom de beneficies. Priesterplaatsen worden zo verkregen om het belang van mensen te dienen, niet het belang van de kerken.

[7] Het volk had het waarschijnlijk niet zover laten komen met hun benoemingsrecht. Nu kom je jonge manen tegen aan een hof die over meerdere kerken en bisdommen de leiding hebben. Gods Woord en Concilies spreken zich hiertegen uit. Dit zou de heilige opvolging zijn waardoor de kerk niet verloren zal gaan. Calvijn is, zoals te lezen is, verbolgen over de praktijk van de kerk van toen. En terecht.

Morgen lezen we boek IV.5.8 - IV.5.15

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

zaterdag 12 september 2015

12-09; Boek IV.4.11 - IV.5.1

Twee dagen later, er stonden vier dagen deze week, dus ik nam het er lekker van. Nu gaan we met Calvijn wat dieper de kerkgeschiedenis in wat betreft het ambt.

[11] Uit de geschiedenis, zoals het Concilie van Antiochië, is duidelijk te zien en vastgelegd dat er nooit een bisschop is gekozen tegen de wil van het volk in. Bij Augustinus en in de kerkelijke geschiedenis van Theodoretus is te zien dat bisschoppen hun opvolger mochten aanwijzen, maar deze nog steeds de instemming van het volk nodig had.

[12] Er is wel op het Concilie van Laodicea een besluit genomen om de verhoudingen geestelijkheid/volk in een besluit in balans te houden. De geestelijken maakten een keuze, deze werd voorgelegd aan de overheid, raad of de leiders. Na goedkeuring werd de zaak aan het volk voorgelegd. De kans op tumult of een verdeling in twee kampen van het volk werd zo voorkomen. Het volk werd ook van te voren geraadpleegd om geschikte kandidaten te vinden. Ook Leo I schrijft hierover.

[13] Deze manier van verkiezen was lang in gebruik gebleven, ook bij Gregorius in de zesde eeuw. Er zijn zo nog rondom het jaar duizend pausen verkozen. Alleen in Rome en Constantinopel was toestemming van de keizer nodig, omdat hij daar woonde. Ambrosius heeft ooit een keer in een ernstig verdeelde stad toezicht gehouden, maar dat was een noodsituatie. Dat soms de keizer om toestemming van een wijding werd gevraagd, is niet in tegenspraak met de regels, deze verhinderen juist dat een vorst buiten de kerkelijke regels om zomaar iemand kan aanstellen met machtsmisbruik. Dit is iets anders dan een keizer te eren met het bekrachtigen van een wettige verkiezing met zijn gezag.

[14] De wijding in de vroeger Kerk vond plaats met de metropoliet en de bisschoppen uit de provincie, zoals ook was vastgelegd in het Concilie van Nicea. Het blijkt dat ze vroeger ook bij de verkiezing aanwezig waren. Dit is wel in onbruik geraakt, reizen was niet zo makkelijk als nu en mensen konden in deze gang van zaken misbruik maken van de situatie. Cyprianus vermeldt dat het daarom voldoende was voor de andere bisschoppen om aanwezig te zijn bij de wijding en daar ook het onderzoek naar leer en leven te houden.

[15] Later vond de verbastering van deze gewoonte ingang, namelijk om na de verkiezing in de hoofdstad een verzoek tot wijding in te dienen. Dit ontspoorde later zo dat alle bisschoppen van Italië naar Rome gingen om hun verzoek toen Rome machtiger werd. Milaan deed niet mee an deze dingen. De Ceremonie bestond uit het opleggen van handen, van iets anders is niets te lezen. Bisschoppen hadden een plechtiger gewaad aan waardoor ze te onderscheiden waren van andere presbyters. Elke bisschop ordende zijn eigen presbyters en diakenen. Een presbyter en een bisschop verschilden alleen in de mogelijkheid die de laatste had om mensen te ordenen.

[1] Bovenstaande is ernstig vertekent onder het pausdom ten tijde van Calvijn. Dit laat hij zien door te onderzoeken hoe mensen nu tot bisschop kan worden gewijd. Een onderzoek is niet meer aan de orde. Daardoor zijn er laatste honderd jaar(toen) weinig bisschoppen gewijd met theologische kennis. Ook over het leven valt vaak wat te zeggen. Er zijn zelfs met toestemming van de paus jongens van nauwelijks tien jaar tot bisschop gewijd. Wie dit precies is weet ik niet, maar het klinkt ook in mijn oren als een slecht idee. Calvijn vindt dat de eerbied voor God bij de verkiezingen weg is.

Volgende week lezen we boek IV.5.1 - IV.5.7

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

woensdag 9 september 2015

09-09; Boek IV.4.5 - IV.4.10

En dan nu over de diakenen.

[5] Diakenen zijn er geweest om het geld en de kerkelijke goederen te beheren en de armen te verzorgen, onder toezicht van de bisschop. Bisschoppen mochten ook niks financieels doen zonder medeweten van diaken en presbyter. Onderdiakenen zijn later toegevoegd als hulp, maar het onderscheid en tussen onder- en normale diaken is geleidelijk verdwenen. Aartsdiaken was de opzichthouder en waren eindverantwoordelijken. Ook mochten diakenen in de eredienst het Evangelie voorlezen, aansporen tot gebed en de beker aanreiken tijdens het Heilig Avondmaal. Dit om te laten zien dat het zeker wel een geestelijk ambt was.

[6] Vroeger was al duidelijk dat alles wat de Kerk aan land en geld heeft, geldt als vermogen van de armen.  Er is altijd opgeroepen om zuiver met het geld om te gaan en de diakenen zonder aanzien van het persoon uit te delen onder de armen. Dit doen bijvoorbeeld Chrysostomus, Ambrosius, Augustinus. Ambtsdragers leefden ook van het kerkelijke geld. Het was dan ook niet de bedoeling van ambtsdragers om luxe te leven in weelde. Er zijn presbyters die in vrijwillige armoede leefden door hun erfenis aan de Kerk te geven.

[7] Op een gegeven moment zijn er regels voor het verdelen van geld ingesteld. Het geld had vier doelen. Onderhouding van de geestelijken, van de armen, van de kerkelijke gebouwen en nog een vierde deel voor de armen die van elders kwamen en behoeftigen in de eigen stad. Onder het toezicht van een bisschop waarvan verwacht werd dat hij dit geld niet gebruikte als een leuk zakcentje, maar zelf ingetogen en sober leefde met voedsel en kleding.

[8] Kerk leefde altijd bescheiden. Tijdens een hongersnood in Jeruzalem heeft de bisschop Cyrillus zelfs vaatwerk en kleding van de kerk verkocht om voor de armen te kunnen zorgen. Zo ook verhalen over Ambrosius en een zekere Acatius en een Exuperius. Ambrosius heeft benadrukt dat alles wat de Kerk en bisschop bezit het vermogen van de armen is en daarom mag al het goud gebrukt worden om de armen te onderhouden.

[9] Bovenstaande zijn de ambten van de vroege Kerk. Andere diensten waren een soort voorbereidende diensten voor mensen. Er waren jongens die van jongs af aan geschoold werden om later een ambt goed te kunnen aanvaarden. Deze werden clerici genoemd. Calvijn is ongelukkig met de naam, maar ziet zo'n opleiding van jongs af aan wel zitten. Ze oefenden zo in het geestelijk leven. Eerst werden dit soort jongens aangesteld om deuren te open of te sluiten en heetten ze deurwachters(ostiarii), later werden ze volgelingen(acolieten) genoemd omdat ze altijd bij de bisschop waren en de Schriftlezing mochten doen en onderdiaken werden als oefening. Wat Calvijn hiermee wil aantonen is dat deze functies geen ambten waren, maar voorbereidende oefeningen.

[10] Net als de apostelen deden moeten we ook nu eerbiedig te werk gaan en gelovige vrome mensen tot het ambt kiezen. Op een gegeven moment werd er meer gevraagd dan Paulus de bisschop vraagt, zoals ongehuwd blijven. Wat verschilde tussen gemeentes onderling was de manier waarop de ambtsdragers aangesteld werden. Cyprianus laat in een brief zien dat hij zich grondig verontschuldigt voor het aanstellen van een lector zonder het medeweten van de gemeente. Praktische rompslomp zorgde dat voor kleinere functies de gemeente niet geraadpleegd hoefde te worden. Alle functies behalve bisschop werden door de bisschop en presbyters gekozen. Een presbyter voor een parochie werd wel door de gemeente gekozen.

Morgen lezen we boek IV.4.11 - IV.5.1

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

dinsdag 8 september 2015

08-09; Boek IV.3.16 - IV.4.4

[16] En hoe bevestigen we een ambtsdrager? Met handoplegging, zoals de apostelen dat deden. Waarschijnlijk een uitvloeisel van een gewoonte van de Hebreeën en gebruikten de apostelen die om aan te geven dat ze de onder handen genomen ambtsdrager aan God opdroegen. Dit gebruik mag weer opnieuw ingevoerd worden als betekenis symbool, niet als iets bijgelovigs.

[1] Hoe was de kerkregering geregeld voor het pausdom? In de vroege kerk hadden de bisschoppen veel regelingen ingezet die schijnbaar tegen de Schrift ingingen, maar toch stevig door de Bijbel genormeerd was. Bij Hieronymus kom je vijf geledingen in de Kerk tegen, bisschoppen(opzieners), presbyters(ouderlingen of priesters), diakenen, gelovigen en doopleerlingen. Meer geestelijkheid of clerus en monniken kent hij geen plaats toe.

[2] De leerambten was dus de presbyter die uit hun midden per stad een bisschop kozen. Desondanks was de bisschop niet de baas over de priesters, hij was iemand die leiding gaf aan alles wat gebeurde met adviezen, raad en het peilen van meningen. De bisschop is een menselijk besluit om tweedracht in de gemeente te voorkomen. Presbyters moeten weten dat ze ondergeschikt aan de leiding zijn, bisschoppen moeten weten dat ze uit gewoonte boen de presbyters staan. Het is wel een oude gewoonte. Iedere stad had dus een groep presbyters, dus herders en leraren, die de taak die Paulus aan opzieners geeft, op zich te nemen. De bisschop stond er in zekere zin wel boven, maar moest zich toch voegen naar het besluit van deze vergadering. Er waren ook nog landbisschoppen, chorepiscopi, aangesteld als hulp in een groot gebied. Deze vertegenwoordigde de bisschop in minder belangrijke taken.

[3] Presbyters en bisschoppen moesten zich in ieder geval wijden aan de bediening van het Woord en de Sacramenten. Alleen in Alexandrië was een uitzondering omdat Arius daar de kerk in beroering had gebracht. In ieder geval werd van alle ambtsdragers door alle eeuwen heen verlangd dat ze hun taken uitvoerden. Ook in de tijd van Gregorius de Eerste was een niet prekende bisschop niet de bedoeling.

[4] Aartsbisschoppen en patriarchen, weer twee tredes boven de bisschop, werden op het concilie van Nicea ingesteld voor de handhaving van de tucht. Dit had echter beperkt praktisch nut. Zo werd er een hierarchie gekweekt, een woord waar Calvijn niet dol op is. Plus dat het meer is dan de Bijbel leert en meer dan de oude bisschoppen aan wilden.

Morgen lezen we boek IV.4.5 - IV.4.10

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

maandag 7 september 2015

07-09; Boek IV.3.8 - IV.3.15

[8] De termen opzieners, ouderlingen, herders en dienaren worden in de Bijbel zonder onderscheid door elkaar gebruikt, zo doet Calvijn dus ook. Dit zijn de termen voor het ambt van de woordbediening, kortom, de opzieners. In Efeze 4 gaat het ook niet om andere ambten. Andere ambten zijn te vinden in Romeinen en 1 Korintiërs, de zorg voor de armen en de regering van de Kerk. Regeerders waren uit het volk gekozen ouderlingen die letten op de levenswandel en de tucht handhaafde. Kenmerkende aan deze ambten was dat deze eeuwig was, in tegenstelling tot de andere ambten die ook genoemd worden in de twee eerdergenoemde brieven.

[9] Diakenen zijn er voor de zorg voor de armen. Er zijn in de Bijbel twee soorten te onderscheiden; die geld beheren en die voor de armen zorgen. Onder de laatste vielen ook de vrouwen of de weduwen uit 1 Tim. 5:10. Maar in de smalle zin van het woord diaken worden hen bedoeld die aangesteld zijn over de uitdeling van de aalmoezen, de armenkas en de zorg voor de armen.

[10] Voor de goede orde in de inrichting van de heilige vergadering, is het noodzakelijk om niemand een ambt toe te delen die niet geroepen is. Zo deed Paulus het ook, hij legitimeerde zijn apostelambt door te verwijzen naar zijn roeping.

[11] Wat Calvijn hier beschrijft is de uitwendige en ceremoniële roeping. De inwendige roeping van de dienaar wordt hier niet behandeld. Het gaat er dan om dat we het ambt niet uit eerzucht, hebzucht of andere zuchten willen, maar om de opbouw van de gemeente. Er zijn ook mensen met een particuliere roeping tot het ambt. Dat is de ontdekking dat iemand geschikt is voor het ambt, vroomheid en kennis.

[12] Wat voor mensen mogen gekozen worden? Dat zijn mensen die gezonf in de leer zijn, een heilige levenswandel hebben en geen feiten aan zich hebben hangen dat het ambt in diskrediet zou brengen. En hij moet geschikt zijn voor de taak. Met een biddende en vastende houding zou men zich moeten toeleggen op de verkiezing.

[13] Het is lastig te bepalen wie de ambtsdragers moeten kiezen. De apostelen werden niet door mensen, maar door God aangesteld, zoals ook Paulus zelf vaak vertelt in zijn brieven. Daarvoor is het dan ook een buitengewoon ambt, apostel.

[14] Het is een Bijbelse manier van doen dor een opzichter mensen aan te laten wijzen voor het ambt. Ook moeten we niet vergeten dat de apostel Paulus na een goddelijke verkiezing ook door een menselijke inzetting is bevestigd. Dat laat zien dat God de menselijke verkiezing ook goedkeurt. Daarom kozen de 11 discipelen ook twee anderen waar het lot over mocht beslissen welke de 12de apostel zou zijn.

[15] De verkiezing tot het ambt kan gebeuren door een persoon zoals ook Titus en Timotheüs doen, maar het is een vergissing om te denken dat ze dit deden naar eigen goeddunken. Ze gaven adviezen aan het volk en konden niet doen wat ze goed dachten. Zo werden ook de nieuwe apostelen verkozen, door het volk dat met een hand laat zien wie ze willen hebben. Net als in een volksvergadering. Op deze manier heeft Cyprianus dan ook gelijk als hij zegt dat het gezag naar God terug te leiden is als een priester voor en door het volk wordt gekozen. Het volk mag kiezen, maar dan wel onder begeleiding van ambtsdragers om de orde en goede bedoelingen te waarborgen..

Morgen lezen we boek IV.3.16 - IV.4.4

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

zaterdag 5 september 2015

04-09; Boek IV.3.1 - IV.3.7

[1] God bestuurt zijn kerk door mensen te gebruiken als instrumenten, omdat Hij niet met een zichtbare tegenwoordigheid onder ons is. Dit doet God allereerst om Zijn goedgunstigheid richting ons, we zijn ècht Gods tempel. Ten tweede is het een oefening in nederigheid om van iemand anders, een mensje uit het stof verrezen, het Evangelie te horen verkondigen. Zo is het ambt door God aangewezen als een middel om de eenheid te bewaren. In deze zin mag Ef. 4:4-16 gelezen worden, dat gaat over het ambt.

[2] Het ambt is gericht op eenheid in de Kerk en is de enige manier om de Kerk ongeschonden te bewaren, steunend op de middelen die God heeft besloten te gebruiken. Zich niet aan deze orde toeleggen is de Kerk vernietigen. Zoals in het dagelijks leven licht, eten en drinken nodig zijn om te leven, zo zijn ambt van apostel en herder hier op aarde om de Kerk in leven te houden.

[3] God acht het ambt hoog. Dit is al te zien hoe Hij spreekt over profeten en over de apostelen, die het zout van de aarde zijn. Wij mogen dan ook niet het ambt laten verachten en geheel laten verdwijnen. Het is een noodzakelijk ambt, Cornelius hoorde van engel dat hij een apostel moest zoeken. Paulus moest ook na het voorval onderweg naar Damascus onderwijs van een mens krijgen. God bewijst zo hoe belangrijk Hij het ambt ziet.

[4] Van de apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars hebben we alleen de eerste twee. De eerste drie waren voornamelijk van de vroegere periode van de Kerk en komen nu nog incidenteel voor als de tijd dat nodig heeft. Apostelen moesten de wereld over en de wereld overtuigen en brengen tot gehoorzaamheid van God en overal de fundamenten van de Kerk leggen. De profeten blonken vroeger uit door bijzondere openbaring, Evangelisten hadden iets minder aanzien dan apostelen en leken qua taak daarop. Het zijn Lukas, Timoteüs, Titus en de zeventig apostelen naast de discipelen. Deze ambten waren voornamelijk ingesteld om niet altijd te zijn, maar om het Evangelie verder te brengen naar plaatsen waar Mozes of Christus nog niet gehoord was. Desondanks zijn er af en toe nog apostelen, of meer evangelisten te vinden in tijden van grote afval in de Kerk. Het zijn buitengewone ambten.
De gewone ambten die de Kerk nooit kan missen, zijn herder en leraar. Leraars zijn er voor de zuivere uitleg van de Schrift en ervoor zorgen dat er geen dwaalleren komen, herders hebben dit ook, maar gaan ook over tuchtoefening, Sacramenten en vermaningen en aansporingen.

[5] Leraars lijken op oude profeten, herders lijken op apostelen. In feite zijn ook alle dienaren van de Kerk een soort apostel, maar de twaalf+Paulus apostelen zijn toch bijzonder, omdat het duidelijk moest zijn en dat men zekerheid nodig had over de zending van de nieuwe boodschap. De herders zijn ok toegewezen aan een bepaalde gemeente.

[6] De apostelen was opgedragen te evangeliseren, te dopen en brood en wijn te bedienen. Indirect is dit ook de opdracht aan de herders in de Bijbel. Wat apostelen voor de wereld deden, moet de herder voor de gemeente doen.

[7] Herders mogen zich wel af en toe lenen voor bijstand in andere gemeentes, maar in de regel blijven ze bij één gemeente. Herders moeten niet voor hun gemak zich van een gemeente losmaken, ze moeten wachten tot de gezagsdragers hen ergens plaatsen.

Volgende week lezen we boek IV.3.8 - IV.3.15

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

donderdag 3 september 2015

03-09; Boek IV.2.6 - IV.2.12

Vandaag de eerste taalfout/drukfout die ik in De Niet tegenkom, op blz 248. Er staat in de rechterkolom uidrukkelijk in plaats van uitdrukkelijk. Jammer maar helaas. We zullen verder lezen over de Kerk.

[6] Calvijn stemt overeen met Cyprianus in het schrijven over de Kerk, dat de Kerk haar eenheid ontleent aan het bisschopsambt van Christus. Het schrijven De Catholicae Ecclesiae Unitate is hier terug te vinden: http://www.newadvent.org/fathers/050701.htm . Zo beschouwd zijn de protestanten geen ketters en scheurmakers, het is onterecht, laat staan de verwensingen en vervloekingen die erbij horen. Jezus had al gezegd tegen de apostelen dat ze uit de synagogen geworpen zouden worden, die toen beschouwd werden als echte kerken.

[7] De RKK was te vergelijken met het volk in het Oude Israël. Ze hadden de Waarheid in de Wet, de bediening daarvan in priester en profeet en de sacramenten in de besnijdenis. Desondanks is het verval van de Wet en de invoering van afgodendienst een reden geweest om de voorrechten voor een deel te laten vervallen. Aan de ene kant moeten we niet te snel een Kerk geen Kerk noemen als er Woord en Sacrament zijn, aan de andere kant moeten we een Kerk niet te snel Kerk noemen als het Woord wordt vertrapt en de dienst van het Woord prijsgegeven wordt.

[8] Was er helemaal geen godsdienst meer? Er zijn trappen van verval zegt Calvijn. In Israël had Jerobeam afgodendienst ingevoerd. In Juda was de levenswandel goddeloos en onzuiver. In Israël is de godsdienst steeds verder vervallen, in Juda was er tenminste nog onderricht.

[9] De leer en afgoderij van de RKK is nog steeds erg. Wat ze eisen is dat de gereformeerden meedoen aan alle gebeden, sacramenten en rituelen. En dat datalle eer macht en zeggenschap van Christus aan hun kerk wordt overgedragen. Wat het eerste betreft, de profeten hebben nooit een eigen bijeenkomst belegd en zijn altijd naar de tempel blijven komen, maar aan de andere kant zijn ze nooit gedwongen tot afgodendienst, ze deden niets wat God niet geboden had. En de vorm van gemeenschap binnen de RKK is de mis die door gereformeerden wordt gezien als heiligschennis. De gemeenschap betekent niet zoveel dat deze gezegd moet worden als hier onheilige en onreine ceremoniën in plaats vindt.

[10] Er is ook geen noodzaak ons aan de RKK te onderwerpen in dit gedachtespoor. De kerken zouden de sleutelmacht moeten hebben als het echte kerken waren, maar dan hadden ze ook de sleutelmacht. Maar met die sleutelmacht stoten ze mensen uit die zich beroepen op het Woord, dus klopt er iets niet. Of de sleutelmachtbelofte van Christus klopt niet, of het is geen kerk.

[11] God heeft nog wel sporen van een Kerk achtergelaten in de roomse kerk. Het volk Israël had ook nog de sporen van het verbond, desondanks hun grote goddeloosheid. De satan heeft de kerk niet tot op het fundament afgebroken.

[12] Calvijn ontkent dus niet dat er hier en daar een Kerk onder de roomsen te vinden is. Het geschil gaat over de wettige inrichting van de Kerk, de Sacramenten en de leer. Paulus en Daniël waarschuwden al dat de Antichrist zich zou zetelen in de tempel. Dit betekent dat het de naam van Christus en Kerk niet zal afschaffen, maar zal ontheiligen. Chrisuts blijft halfbegraven in die kerken. Zo zijn de gelovigen verspreid, hier en daar kentekenen van de Kerk overgebleven. In elke vergadering en in het lichaam in het geheel wordt de hele gestalte van de Kerk gemist.

Morgen lezen we boek IV.3.1 - IV.3.7

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

woensdag 2 september 2015

02-09; Boek IV.2.1 - IV.2.5

Nu gaan we eens kijken wat Calvijn te vertellen heeft over ware en valse kerk.

[1] Zeden zijn geen belemmering om kerk te heten als Woord en Sacrament zuiver bediend worden. Er is een groot gevaar als de leugen de kerk binnen is gedrongen en het sacramentsgebruik in verval is. Bijvoorbeeld als het fundament van de leer van e apostelen en profeten wordt weggenomen. De Kerk is een pilaar van waarheid is kan er geen leugen regeren.

[2] Calvijn vindt dat de lezers zich van de Roomse kerk mogen scheuren omdat de prediking onder de maat is en leugens verkondigt en de sacramenten meer afgoderij zijn dan Sacramenten. Let wel; in die tijd was het inderdaad slecht gesteld met de RKK. MEt veel poeha wordt verkondigd dat de RKK de enige kerk is, maar hun argumenten zijn vooral geschiedenisboeken door kerken die door martelaren zijn opgericht, door een onafgebroken lijn bisschoppen bewaard. Calvijn geeft tegenargumenten. Allereerst geldt de bisschoppelijke opvolging alleen voor wat zij aanvoeren, Italië, Spanje, Frankrijk, maar hielp deze afstammeling niet in Azië, Egypte en Africa. Ten tweede is de Kerk in Griekenland ook een onafgebroken opvolgin, maar toch beweren de roomsen dat de kerk daar ten onder is gegaan, hoe kan dat?

[3] De roomsen zijn te vergelijken met de Joden in het OT die zich beriepen op de tempel, ceremoniën en uiterlijkheden. Met als verschil dat de KErk goed kan bestaan zonder de vormen die de roomsen aandragen. God heeft ook de tempel verlaten toen deze door de priesterdienst werd aangetast (Ez. 10:4). Zo kunnen roomsen niet overtuigen dat God altijd bij hun vast zit. Ook in de Romeinen brief worden de Joden als vijanden van de waarheid geschetst omdat ze Christus verwerpen, terwijl ze alles hebben wat ze zich maar konden wensen als kerk. God zegt dat alleen zij worden beschouwd als Zijn kinderen die geboren zijn uit het zuivere en ware zaad van de leer. God is niet gebonden aan goddeloze priesters, en desondanks de waardigheid van het ambt verdienen ze het dan om afgewezen te worden. Er bestaat niks knulligers dan de opvolging van mensen te verkiezen boven de trouw aan de leer. Dat bedoelde de kerkleraars ook niet. Ze hadden de opeenvolging van de bisschoppen alleen als maar als argument om nieuwe leren te weren. De RKK, vindt Calvijn, moet zich geen kerk noemen. Ook Augustinus had de gestalte van de kerk omschreven als niet altijd even zichtbaar. Ook gingen er soms steunpilaren van de waarheid in ballingschap of hielden ze zich schuil.

[4]  We hoeven niet onder de indruk te zijn van de uitwendige poppenkast als we instemmen dat er pas sprake is van de Kerk als Gods Woord er aan te pas komt. Dat is namelijk het kenmerk, dat de stem van Jezus geluisterd wordt. De Kerk is gegrondvest op de leer van profeten en apostelen, de Kerk is het koninkrijk van Christus en Hij regert niet anders dan door Zijn Woord.

[5] Het verwijt aan de gereformeerden is dat ze ketters en scheurmakers zijn. Dat kan niet, want de gemeenschap bestaat uit broedelijke liefde en gezonde leer. Ketters tasten met dwalingen de zuiverheid van het geloof aan en scheurmakers zaaien tweedracht bij eenheid in geloof. Buiten het geloof is er geen samenspannen van gelovigen. Gereformeerden kunnen ketters, noch scheurmakers zijn.

Morgen lezen we boek IV.2.6 - IV.2.12

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

dinsdag 1 september 2015

01-09; Boek IV.1.22 - IV.1.29

[22] De sleutelmacht is ook gegeven voor de blijvende vergeving. Het is niet alleen tot vergeving voor de mensen die tot geloof komen, maar ook voor de gelovigen die in de Kerk zitten. Ook de vromen kunnen gesterkt worden met de belofte die door de ambtsdragers wordt voorgehouden. Gods kinderen hebben Gods vergeving nodig om voor Zijn aangezicht te kunnen blijven en dit krijgen ze alleen door deel uit te maken van de gemeenschap van de Kerk. Daar wordt deze weldaad gegeven door de ambtsdragers in prediking en Sacrament.

[23]Novatianisme is weer terug in de kerk bij de wederdopers(https://en.wikipedia.org/wiki/Novatianism). Het is de leer dat mensen na hun doop geen smet meer hebben, daardoor is de zonde na de doop een enkeltje oordeel. Het is een dwaalleer, de Bijbel leert namelijk dat we iedere dag het vergeef ons onze schulden uit het Onze Vader moeten bidden. Ook moeten we 7 maal 70 keer onze broeders vergeven. Er is vergeving ook voor de heiligen, hun hele leven lang.

[24] De gelovigen onder het oude verbond deden allemaal rare fratsen en kregen toch vergeving, zoals de gelovige bij uitstek van het OT, David. Ook aartsvaders maakten het behoorlijk bond, nadat ze waren opgenomen in het verbond.

[25] De OT Profeten beloofden veel vergeving voor het volk. Het volk kan nog zo zondig zijn, de profeten blijven barmhartigheid beloven. Salomo liet bij de tempel gebeden inzetten voor vergeving van zonden, ook werden er dagelijks offers ter vergeving geofferd. God zag dat Zijn volk aan ongeneesbare kwalen van de zonde zou lijden en had hierdoor een geneesmiddel ingesteld.

[26] De genadige weldaad is niet weggenomen toen Christus op aarde kwam, maar veel meer toegenomen. Petrus heeft Jezus geloochend en wordt weer vergeven. Zelfs Simon de Tovenaar wordt niet aan wanhoop overgeleverd.

[27] Zelfs hele kerken worden niet uitgesloten van barmhartigheden, de Galaten en Korintiërs maakten zich schuldig aan grote zonden maar werden ook opgeroepen zich te bekeren. We worden dus bepaald dat de genade plaats heeft in de Kerk van Christus. Het gaat namelijk eerst over de Kerk en daarna komt de vergeving van zonden.

[28] Sommigen gaat het novatianisme te ver en zeggen dat alleen onbewuste zonden vergeven kunnen worden. Calvijn weerlegd dit door te zeggen dat het offer van Christus ook hiervoor de kracht heeft en dat de lichamelijke offers er als tekenen naar wezen. Het is ook niet overtuigend als alle voorgenoemde mensen beschouwd werden alsof ze alles onbewust deden. Onze onwelwillendheid staat niet de barmhartige welwillendheid van God in de weg.

[29] Calvijn is bekend met het feit dat in de Oude Kerk de boetedoening eenmalig en onherhaalbaar was, net als de Doop. De dagelijkse vergeving was voor lichte zonden. Dit was niet omdat bij God geen vergeving was, maar om mensen af te schrikken, het was meer pedagogisch, het gaat ook over openlijk bekende misdaden die de Kerk schandalig vond.

Morgen lezen we boek IV.2.1 - IV.2.5

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com