dinsdag 2 juni 2015

02-06-2015; Boek III.4.16 - III.4.20

Vanochtend weigerde mijn wekker dienst dus moest ik direct door naar college. Daarom nu wat later de lectio van vandaag. Ik voeg ook per alinea toe welke paragraaf het betreft. Overzicht is een schone zaak.

Calvijn zal nog eens de roomse biechtleer afdrogen. [16]Later in boek IV zal Calvijn nog terug komen op de biecht. Allereerst is het vreemd dat alle zonden gebiecht moeten worden, als we kijken naar de uitspraken van David in de Psalmen waarin hij weliswaar spreekt over veel, afgrijselijk veel zonden, maar niet over iedere zonde afzonderlijk in een opsomming.

[17]De casuïstiek van de roomse theologen doet de mens verstikken in eindeloze onderverdelingen zonder echte oplossingen te bieden. Niemand kan hierdoor getroost worden, zeker als iemand zich bedenkt hoe moeilijk het is om alle zondes van een dag boven water te krijgen, laat staan van één jaar tijdens de verplichte biecht.

[18]De kerkelijke wet dat niemand de hemel inkomt zonder (het voornemen tot) de biecht maakt van mensen dus wanhopers, ze kunnen hieraan niet voldoen, en ook huichelaars omdat een lijstje opsommen niks anders is dan de echte kennis van hoe ellendig ze eraan toe zijn. Dit is een besef dat zondigheid groter is dan wat de mens ervan gezien heeft en ervan weet. dit drukt de tollenaar uit(Luk. 18:13). Niet dat Calvijn bedoelt dat een enkele zin genoeg is om gegarandeerd vergeven te zijn, maar we moeten erkennen dat we zondiger zijn dan we zelf hebben bedacht en kunnen beseffen. Krachtig tegenargument tegen de biecht is dat Christus zonder te biechten vergaf. Ook in de eerste eeuwen van de kerk bestond de biecht niet. De opsteller(in de Summa) van de biechtregel heeft zichzelf tot rechters aangesteld.  Maar het is geen zaak van de rechter om te weten of de zondaar wordt vrijgesproken, vrijspraak van zonden bestaat in geloof en bekering, dus het is de zaak van de zondaar die het voorwaardelijke Woord zich toegeëigend dat door de dienaar van het Woord gesproken wordt.

[19]Desondanks een paar schijnvoordelen wil Calvijn de oorbiecht afgeschaft zien. Schijnvoordeel is de schaamte die bij de biecht komt, dit zou vervolg van de zonde tegengaan. Alsof het roepen voor het gerechtelijk onderzoek door God de mens niet genoeg verootmoedigt. Praktijk is dat de priester een losplaats is voor zonden waar verder niet over nagedacht wordt in de rest van het jaar.

[20]Calvijn vindt de priesters geen opvolgers van de apostelen en daarom bezitten ze niet hun dierbare sleutelmacht. De sleutelmacht wordt namelijk gegeven met de Heilige Geest, weliswaar aan de apostelen, maar pas op de tweede plaats. Calvijn is er niet van overtuigd dat de priesters deze hebben. Bewijs daarvoor vindt hij in het onderwijs waarin met bedekte termen wordt gesuggereerd dat vergissen mogelijk is met de sleutelmacht, maar de Heilige Geest vergist Zich niet.

Morgen lezen we boek III.4.21 - III.4.26

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten