woensdag 6 mei 2015

06-05; Boek II.17.1 - II.17.6

Hoofdstuk zeventien, het laatste hoofdstuk van het tweede boek.

Er zijn mensen die niet willen spreken van de verdienste van Christus, dit zou de genade naar de achtergrond verdringen. Nu is het wel zo dat Christus ook niet op grond van Zijn werken de Christus en Middelaar is geworden, dit was ook puur uit barmhartigheid van God. Maar Christus was wel gezonden om voor ons de zaligheid te verwerven. En dat kon alleen door Gods barmhartigheid, dus moeten we niet Christus' verdienste tegenover Gods barmhartigheid stellen. In mijn ervaring is wat Rooms-katholieken en Orthodoxen leren dat de mens vanuit Gods barmhartigheid wel dingen kunnen verdienen met goede werken(kort door de bocht), nu is dit blijkbaar in de gedachte van Calvijn alleen waar voor Christus.

Bewijs hiervoor is bijv. Joh. 3:16, waarin Gods liefde de eerste oorzaak is voor het komen van Christus naar de wereld, daarna wordt er pas gesproken over het geloof in Christus. God heeft Christus dus als weg aangewezen voor de verzoening. Zo wordt ook uit de Bijbel duidelijk dat Christus verdienste onderdeel is van Gods ontferming zodat er weer verzoening plaatsvindt. Er zijn meer plaatsen in de Bijbel aan te wijzen waaruit duidelijk wordt dat Christus voor ons de genade heeft verdiend. En dit betekent dat wij dat we door Zijn bloed gereinigd zijn en dat Zijn dood een verzoening is voor onze zonde. Calvijn gebruikt hiervoor de Schriftplaatsen die in de lopende tekst wel te vinden zijn. Ook bij het gedeelte waarin het Bijbelse getuigenis van de apostelen wordt verhaald; Christus heeft de prijs betaald waardoor wij verlost zijn van de doodschuld.

Ten slotte krijgen Lombardus, Bonaventura en Thomas van Aquino nog een veeg uit de pan met hun malle vraag of Christus iets voor Zichzelf gewonnen heeft. Christus zoekt niks voor Zichzelf in Zijn offer.

Morgen lezen we boek III.1.1 - III.1.4





Geen opmerkingen:

Een reactie posten