woensdag 20 mei 2015

20-05; Boek III.2.43 - III.3.4

Hoop en geloof zijn dus dicht op elkaar betrokken. Ze hebben op hetzelfde hun ogen gericht. Daarom heeft Petrus Lombardus gewoon niet gelijk als hij hoop zonder werken aanmatiging vindt, het is niet aanmatigend om alles van Gods goedheid te verwachten.

Hoofdstuk drie gaat over de bekering, hierin lijkt de ordo salutis, of de heilsorde uitgewerkt te worden. De theologische(belangrijk bijvoeglijk naamwoord!)volgorde van wat er allemaal gebeurt bij een mens in een bekering. Hier zijn boeken vol over geschreven, grote strijden over gestreden, niet alleen tussen Rome en Reformatie, maar ook in de Reformatie onderling tot op vandaag. Daarom is het juist wel verfrissend om de orde die Calvijn geeft eens onder de loep te nemen.

Allereerst stelt Calvijn dat de mens alleen door geloof en louter vergeving gerechtvaardigd wordt. De heiligheid kan ook niet los gezien worden van de toerekening van rechtvaardigheid. In de prediking wordt het evangelie aangeboden aan de zondaar en als deze zich bekeert verlaat hij zijn vroegere doen en laten. Melanchton heeft geen sterke zaak in zijn uitwerking van zijn mening dat bekering aan het geloof vooraf gaat.

Sommige mensen houden op basis van teksten over de prediking van het koninkrijk der hemelen vast aan de bekering voor het geloof. Maar dat vindt Calvijn bijgeloof aan lettergreepvolgorde in de Bijbel. Het koninkrijk gaat ook vooraf in de prediking van Johannes en Jezus Zelf. De bekering heeft geen tijdsduur, benadrukt Calvijn. Er is geen aanvankelijke vrees, zoals bij Thomas van Aquino. Niemand komt tot God zonder de overtuiging dat Deze hem welgevallig is. Jezuïeten en wederdopers die hun bekeerlingen een aantal dagen voor hun bekering voorschrijven zijn pannekoeken.

Een bekering bestaat uit doding en levendmaking. De doding is de droefheid van hart en vrees die voortkomt uit kennis van zonde en het gevoel van Gods oordeel. Die is de doding die in de Middeleeuwse spiritualiteit ook wel vermorzeling/compunctio wordt genoemd. Dan is er de levendmaking, die de vertroosting heeft als werking van geloof, het is de blik richten op Gods goedheid en barmhartigheid, alsof iemand uit de dood opstaat. Levendmaking is niet de opluchting na een angstige aanval of beroering. Het is sterven aan jezelf en leven voor God met het verlangen om dit heilig te doen.

Andere mensen hebben een onderscheid gemaakt tussen een wettische bekering en een evangelische bekering. Wettische bekering is de bekering van Kaïn, Saul en Judas. Mensen worden opgeschrikt door hun zonde en de toorn van God en worden niet uit de strik van de zonde bevrijdt. Een evangelische bekering is er eentje waarin mensen ook verwond raken door de prikkel van de zonde, maar blijven hopen op Gods barmhartigheid. Hier gaat het dan over Hizkia, de bewoners van Ninevé bij Jona en David.

Zien jullie het belang van deze discussie over de bekering? En herkennen jullie iets van de levendmaking en doding in je eigen leven(met of zonder bekeringservaring)?

Morgen lezen we Boek III.3.5 - III.3.10

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten