maandag 11 mei 2015

11-05; Boek II.2.7 - II.2.10

De 19de week van Lectio Calvini

Desondanks is niet alles wat de wil van God is, geloofgevend. Er is ook de wil van God die voor Hem weg laat vluchten(zoals dat God tegen Adam zegt dat hij zal sterven en Kaïn dat het bloed roept). Niet ieder kennen van de wil van God mag geloof heten. Het gaat erom dat we ons heil bij God leren zoeken, dus vertrouwen op en geloven aan de belofte van God dat Hij een welgezinde Vader is. Gods goedheid en waarheid worden daarom in de Psalmen vaak naast elkaar gezet. Ook heeft Calvijn al eerder laten zien dat Christus het onderpand van die liefde is, zonder Hem zien we alleen de tekenen van Gods haat en toorn. Zo wordt Calvijns definitie van geloof dus; een vaste en stellige kennis van Gods goedgunstigheid jegens ons, die haar grond vindt in de waarheid van de genadige belofte in Christus en door de Heilige Geest aan ons verstand geopenbaard en in ons hart verzegeld.

Calvijn gaat eerst in op het scholastische onderscheid tussen een gevormd en een ongevormd geloof, de laatste is een geloof zonder godsvrucht of geraaktheid door godsvrucht. Het is een instemmend geloof, niet meer dan dat. Geloof heeft al de gerechtigheid in zich vanaf het begin. Het geloof wordt niet later gevormd met een vrome genegenheid. Deze zit er vanaf het begin al in. Geloof is betrokken op de heiliging van de gelovige.

De scholastici gebruiken 1 Kor. 12:2 als bewijs voor ongevormd geloof, dat zou geloof zonder liefde zijn. Calvijn rekent dit op exegetische gronden af. Het probleem van de scholastici is dat ze een woord dezelfde betekenis toekennen op alle plaatsen waar het voorkomt, terwijl een woord meerdere betekenissen kan hebben op evenveel plaatsen. De context bepaalt ook de betekenis van een woord op zijn plaats. In dit gedeelte staat geloof voor de gaven die door God gegeven zijn en daarom is het vreemd om deze los te zien van de liefde van God. Desondanks kent Calvijn ook wel twee soorten geloof, een onecht geloof wat het algemene beamen van de waarheid van de Bijbel is(een constatering en geloven van feiten) en een geloof dat verder gaat; ook onder de indruk raken van de belofte en dreigementen van God.

Maar de eerste mag eigenlijk geen geloof heten. het lijkt alleen in uiterlijke zin op geloof. Hier wordt vaak van verteld in de Bijbel. Veel mensen lijken het zaad van het Woord op te laten groeien, maar het wordt verstikt. Mensen bedriegen zichzelf als ze denken dat ze het Woord van God openlijk niet verachten, maar het woord dringt niet door, het schiet geen wortel in de kern.

Een vals geloof is een lagere wering van de Geest in ongelovigen. Sommige mensen steigeren omdat het geloof een vrucht van de uitverkiezing is, maar het is ook zo dat uitverkorenen en verworpenen hetzelfde kunnen ervaren. In die zin hebben ze de hemelse gaven gesmaakt, maar ze hebben in de genade van de Geest en het licht van het ware geloof niet ten volle gedeeld, maar hun hart met zichzelf gevuld. Alleen in de uitverkorenen drukt God zo sterk het stempel van Zijn Geest dat deze altijd veranderd blijft. De vergeving van zonde en aanneming tot kinderen verzegelt de Geest in de harten van de uitverkorenen. Toch aanvaarden de verworpenen de genade van God, de verzoening, maar blijft hun begrip daarvan onhelder en onduidelijk, daardoor lijkt het of ze delen in hetzelfde geloofsbeginsel. Alleen de uitverkorenen volharden tot het einde.

Morgen lezen we boek III..2.11 - III.2.15

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten