donderdag 14 mei 2015

14-05; Boek III.2.22 - III.2.27

Gelukkige Hemelvaartsdag!

Calvijn schrijft over de goeie vrees die ook bij geloof hoort. Dit is niet de vrees die het geweten zo met vrees vervuld dat het niet meer op Gods barmhartigheid durft te vertrouwen, maar eentje die voorkomt dat de oude mens zichzelf verliest in een ongegrond zelfvertrouwen. Goeie vrees is louterend en aansporend, de verkeerde variant is verstikkend.

Met vrees en beven geloven betekent dan ook op je hoede zijn voor jezelf vanwege je ellendige staat en volledig op God vertrouwen. Dat is de dynamiek die erin zit, een huiverige afkeer van het zelf en een volledig zien op God. Op jezelf zien brengt je dus ook naar God toe in tegenstelling tot 'halve roomsen' die het geweten beurtelings met angst die van het geloof afbrengt vervullen als de mens op zichzelf ziet, en geloof als het alleen op Christus ziet. Geloof en vrees in de zin van Calvijn zijn niet elkaars tegenovergestelden. Calvijn houdt vast aan de gemeenschapsband tussen de gelovige en Christus. Christus is niet buiten ons, Christus is in ons, net zo lang totdat Hij één met ons zal worden.

Bernardus van Clairvaux is het met Calvijn eens.
Kortom: de vreze des Heeren is in zichzelf een, maar bestaat uit twee neigingen. De gehoorzaamheid aan de Vader is de eer, het luisteren naar Zijn bevelen is de vrees. Vreze des Heeren heeft dus eer en vrees in zich.

Dit alles is iets anders dan de angst die door de volmaakte liefde uitgeband wordt(1 Joh. 4:18). De gelovigen zijn bang om God te krenken, en zijn niet bang voor het oordeel, maar betonen zich behoedzaam om deze niet op de hals te halen. De goddelozen zijn bang op de manier van de Bijbeltekst als ze beseffen dat God toornig is en Zich kan wreken. Desondanks gelooft Calvijn niet dat verworpenen zich door dreigementen wakker laten schudden

Morgen lezen we boek III.2.28 - III.2.31

lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com



Geen opmerkingen:

Een reactie posten