dinsdag 19 mei 2015

19-05; Boek III.2.38 - III.2.42

De scholastiek leert dat de zekerheid uit het geloof te halen is uit je eigen handelen. Calvijn vindt dit onzin en gevaarlijk, ook omdat het handelen vaak niks laat zien van het geloof, maar vooral omdat geloof een antwoord moet zijn op en belofte. Dat de scholastici zich baseren op Prediker 9:1 is weer een belabberde exegese.

De scholastici vinden het brutaal om te pretenderen kennis te hebben van de wil van God, maar Calvijn vindt dat hij slechts de Bijbel na spreekt. Ook het verwijt dat hij grote woorden gebruikt over de Geest laat in zijn ogen zien hoe weinig de scholastici hebben begrepen van het christendom. Zonder de Geest was er geen christendom.

Ook willen ze de zekerheid of je het geloof vasthoudt ondermijnen. De tekst dat niks ons kan scheiden van God(Rom8:38) is op basis van een bijzondere openbaring aan Paulus zeggen ze. Calvijn vindt dit uiteraard onzin. Weliswaar wordt onze wankelmoedigheid en onstandvastigheid te sprake gebracht, maar niet op een manier dat me moeten twijfelen aan een kenmerk van het geloof, de volharding.

Het eigene van het geloof zit in de belofte, geloof is namelijk een bewijs van onzichtbare dingen. De verborgenheden van God kunnen wij niet zien en vinden we in Zijn Woord. Deze moeten we dan ook in geloof voor vast en zeker aannemen. Maar wie dit weet kan toch niet zonder te ontbranden in wederliefde doorgaan? Geloof is het begin, hieruit springen hoop en liefde voort.

Hoop hoort bijzonder bij geloof, geloof baart de hoop in zich en hoop onderhoudt en versterkt het geloof. Ook helpt de hoop het geloof door de beproeving door de aandacht te vestigen op de eeuwigheid en niet de directe tijdelijke context.

Het valt me op dat terwijl Calvijn zonder er veel woorden aan geeft toch diepe gevoelens mee laat klinken, vooral de laatste twee paragrafen van vandaag.

Morgen lezen weboek III.2.43 - III.3.4

Lees deze en andere post terug op lectiocalvini.blogspot.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten