vrijdag 15 mei 2015

15-05; Boek III.2.28 - III.2.31

Calvijn ziet niks in een welvaarts-evangelie. De kern van het evangelie is dat God ons in genade heeft aangenomen. Hieruit volgen de zekerheid in dit en het toekomende leven. Maar God heeft geen regel gemaakt van aardse welvaart als onderdeel van het evangelie. Daarom kunnen de grootste ellendige situaties voor gelovigen geluk betekenen.

De grondslag van het geloof is dus de genadige belofte. Niet dat dit het enige is, wat een verwijt is van Pighius(https://nl.wikipedia.org/wiki/Albertus_Pighius, een Kamperse geestelijke die niks van de Reformatie wilde weten), Calvijn houdt ook alle beloftes en dreigingen en geboden van God voor waar. Maar het onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen is toch wel dat de eerste rusten op Gods genadige belofte.

Het geloof heeft het Woord nodig. Je kan alleen hopen op God als je Zijn naam kent, en deze komt niet in de mens zelf op. Daarom wordt er in de Bijbel zo vaak over Gods almacht verteld als het gaat over redding omdat mensen in beproevingen al sneller de duivel dan God geloven. Er is pas geloof als God een getuigenis van Zijn genade laat zien. Sarah en Rebekka zondigden om buiten de belofte van God om te werken. Er is geen geloof als het geen steun heeft uit Gods Woord.

Volgende week lezen we boek III.2.32 - III.2.37

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten