donderdag 6 augustus 2015

06-08; Boek III.21.2 - III.21.5

Gister hebben we een aanloopje genomen naar de uitverkiezing, Calvijn laat ons eerst nog wat passen op de plaats maken voordat we het leerstuk uitgewerkt mogen zien.

[2] We moeten de weg van het geloof wandelen, wat dus betekent dat alles wat we over god horen of willen weten in de Bijbel te vinden is. We moeten dus niets over predestinatie weten dat wat er in de Bijbel staat. Hoogmoed is niet op zijn plaats, dat brengt onheil voor de onderzoeker.

[3] Aan de andere kat heb je mensen die angstvallig zijgen over predestinatie. De terughoudendheid is te prijzen, maar als de predestinatie een weldaad is van God dan is er niet over spreken God Zijn rechtmatige eer roven. God heeft dingen gesproken en heeft over dingen gezwegen, wij moeten Hem daarin navolgen.

[4] Laster van wereldse mensen is geen reden om niet over predestinatie te spreken, ze maken alle leerstukken belachelijk. Anderen willen geen predestinatie bespreken omdat het strijd met de aansporingen om het goede te doen of omdat het geloof ontmoedigt en aan het wankelen brengt. Maar juist daarom moet het wel besproken worden, zoals Augustinus dus vrijmoedig deed. We moeten alleen niet onderzoeken wat God verborgen heeft, of verzwijgen wat God geopenbaard heeft. zo voorkomen we dat we veroordeeld worden wegens ondankbaarheid of nieuwsgierigheid. Mensen die niet over de predestinatie willen spreken zijn feitelijk zo arrogant dat ze God een dwaze onnadenkendheid aanwrijven.

[5] Nu dan inhoudelijk de predestinatie. Niemand ontkent de predestinatie, maar veel mensen maken er wel een speculatief potje van. Predestinatie is niet Gods voorwetenschap, dat is dat in Gods kennen alle dingen tegenwoordig zijn en niet in verleden of toekomst(wat Pighius zei. Pighius kwam uit Kampen trouwens!). Predestinatie is het eeuwige besluit waarin God bij zichzelf heeft vastgesteld wat Hij wil dat er van ieder mens worden zal, tot leven of tot dood. Dit wordt gedemonstreerd in het nageslacht van Abraham, waarin duidelijk wordt dat alleen God beslist hoe het met het volk gaat. Daarom leert Mozes dat God Israël Gods liefde niet heeft verdiend omdat ze zo bijzonder zijn, maar om hun voorvaderen. Daarom is het verwijt aan het volk in het OT zo vaak dat het zo ondankbaar is ten opzichte van de verkiezing. Aan dit welbehagen van God is een hele rits psalmteksten opgedragen. Verkiezing is dan ook bij Jesaja de voortgang van weldaden die God aan Zijn volk geeft. Als het volk verstoten lijkt te zijn of de verkiezing door de ballingschap ongedaan blijkt te zijn gaat God toch door met de verkiezing in een rest.

Morgen lezen we boek III.21.6 - III.22.3

Lees deze en andere posts terug op lectiocalviniblogspot.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten