Gister hadden we het over de algemene omlijsting van verkiezing, nu gaan we een steek dieper de uitverkiezing in.
[6] De tweede trap van de uitverkiezing is de verwerping en verkiezing van mensen binnen het nageslacht van Abraham. Dit is al zichtbaar bij Jakob en Esau, daarvoor Izaäk en Ismaël, Saul wordt verworpen, met de eerder genoemde om hun eigen schuld(Calvijn zegt het er maar bij). De twee trappen laten allebei duidelijk zien dat God niet aan regels gebonden is en dat het echt gaat om onverdiende genade.
[7] Het verhaal van de uitverkiezing is pas compleet als we niet alleen het nageslacht van Abraham zien, maar nog meer in het lidmaatschap van Christus' lichaam. God bied aan iedereen Zijn genade aan, maar wijst deze toe aan afzonderlijke personen. Als God in de eerste trap verkiest en niet in de tweede trap is het een verkiezing die het midden houdt tussen en verwering van het menselijke geslacht en het kleine getal van de vromen. Maar toch is het verbond meer gericht op de onverdiende gunst dan op de massa's die trouweloos zijn en afvallen. God bewijst Zijn trouw in de rest die overblijft. Het is sowieso niet onvoordelig om in het verbond te zitten, maar de predestinatie is uiteindelijk voor de restgroep effectief. De uitverkorenen worden dus gekenmerkt door roeping en rechtvaardiging, de verworpenen kenmerken zich door geen kennis van Zijn naam en geen heiliging door Zijn Geest. Calvijn zal kort de discussies langsgaan.
[1] Verkiezing is niet dat God van te voren de verdiensten van mensen ziet, wat Pighius beweert. Dit dicht juist de oorsprong van de uitverkiezing, Gods onverdiende barmhartigheid. Er zijn vaker mensen in de geschiedenis geweest die dit hebben gezegd. Andere zijn zo brutaal om hierom als het ware een rechtszaak te beginnen met God. Het is vergelijkbaar met dieren aan God laten klagen waarom ze tot dieren zijn gemaakt. Maar ook Jezus is in zekere zin uitverkoren, er was geen reden of verdienste bij Hem als sterfelijk mens om als de Zoon van God geboren te worden voor de daadwerkelijke geboorte. Dit bedoelt Augustinus dat Christus een spiegel is van de genadige verkiezing, zodat de leden van Zijn lichaam niet om de verkiezing in de piepzak komen te zitten. Wie dus bij God wil klagen dat Hij niet mag doen wat Hij doet, moet ook bij Christus weghalen wat Hem gegeven is.
[2] Calvijn kijkt even bij wat onderdelen van Efeze 1. Ten eerste is er voor de schepping van de wereld, 'ze' is dan de gelovigen tot wie Paulus zich richt, dus er kan geen waardigheid in acht genomen worden, en het is tot heiliging. Niet omdat mensen heilig zijn, maar zodat ze heilig zijn.
[3] Werken komen niet in aanmerking. Dat is iets wat Paulus op andere plaatsen uitlegt(2 Tim. 1), niet expliciet in dit gedeelte. Dus de verkiezing tot heiliging, niet de verkiezing om heiliging. Ook niet om toekomende werken, wat sommige gebruiken als oplossing. Ook de toekomstige werken hebben hun oorsprong in de uitverkiezing tot heiliging. Ook laat de apostel duidelijk zien dat God bij Zichzelf te rade gaat(Ef. 1) en niet naar een mens kijkt. Het is en blijft onverdiende genade.
Volgende week lezen we boek III.22.4 - III.22.7
Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten