maandag 17 augustus 2015

17-08; Boek III.24.1 - III.24.5

De 33ste week van Lectio Calvini.
Dit is het laatste hoofdstuk over de verkiezing.

[1] De roeping van de uitverkorenen en de verharding van de verworpenen worden nu behandeld. De roeping is het certificaat van de uitverkiezing, mensen weten dat ze uitverkoren zijn door de roeping, en ze weten andersom ook dat de geroepen zijn doordat deze uitverkoren zijn. Maar vanuit de prediking komt ook de verwerping tot de verworpenen. Wie wordt geroepen komt tot Christus, het is niet mogelijk dat Christus roept en de mens komt niet. Dat is wat Calvijn van Augustinus geleerd heeft. Hier komt geen greintje menselijke wil of lopen bij kijken. Het is Gods ontferming alleen.

[2] De roeping krijgt gestalte door de verlichting door de Heilige Geest, dit bewijst meer dat het om de mens heen gaat. Het volk dat niet gezocht en geroepen heeft vindt God. God bestraalt mensen met het licht van Zijn Woord. God laat Zijn goedheid zo zien, maar voor de verworpenen is dit slecht een bewijs van Gods liefde die ze afwijzen en daarom meer tot hun oordeel. De innerlijke roeping is een onfeilbaar onderpand van de zaligheid. De roeping is alleen uit genade omdat tot in de laatste instantie de verkiezing erbij van beslissende betekenis is.

[3] Er zijn twee vergissingen die mensen bij de verkiezing maken. De eerste is dat mensen mee willen werken met God door de verkiezing met een eigen keuze te bekrachtigen, de tweede is om de verkiezing afhankelijk te maken van iets wat achter de verkiezing ligt. We hebben de bevestiging van de verkiezing in de roeping, dus moeten we deze zoeken in het objectieve Woord. Het is niet dat de verkiezing pas bevestigd wordt na onze aanvaarding en hieraan haar kracht ontleent. De werking van de uitverkiezing ligt dus niet in het subject, is niet subjectief. We moeten het in het Woord zoeken, het zou ook gek zijn om hier niet naar te kijken als onze ogen verlicht zijn door de Geest.

[4] De kracht van de uitverkiezing is dus niet afhankelijk van of mensen wel of niet in (hun) uitverkiezing geloven, maar er zijn wel tekenen die volgen op de uitverkiezing als zekere bewijzen. Er zijn geordende wegen, die mensen moeten nemen en niet proberen te zoeken in de verborgen besluiten van God als ze door de duivel aan het twijfelen gebracht. Fatalisme ligt bij iedereen op de loer, verkiezing ligt vast en wat kan een mens er dan aan doen behalve twijfelen? Zoals sommige mensen die buiten het Woord om iets te weten willen komen over hun uitverkiezing en in diepe afgronden vallen, zo zijn er ook mensen die vruchten van vertroosting uit de uitverkiezing plukken. De roeping is voor sommige zwak, maar het is in feite helder en duidelijk, zoals Bernardus van Clairvaux onder woorden brengt.

[5] Jezus Christus is de spits van de uitverkiezing, alles wat we hebben in de uitverkiezing is door Christus, dus moeten we op bij Hem onze ogen slaan. In Hem zijn we uitverkoren, Christus is de spiegel van de uitverkiezing. En buiten Christus kunnen we het niet zoeken. De uitverkiezing moet dan ook te horen zijn in onze gebeden, maar niet op de manier van "verhoor mij, als ik uitverkoren ben..."

Morgen lezen we boek III.24.6 - III.24.11

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten