Na de uitverkiezing behandeld te hebben, wordt deze geplaatst in het kader van de kerkgeschiedenis. Wat uiteraard geloofwaardig is voor de geloofwaardigheid van Calvijn.
[8] Dit is dus wel bijzonder, Ambrosius, Origenes en Hieronymus waren net als Augustinus ervan overtuigd dat God Zijn genade gaf aan de mensen van wie Hij van te voren zag dat ze er goed gebruik van zouden maken. Augustinus heeft dit na voortschrijdend (Schrift)inzicht herroepen en bestreden. Augustinus heeft met kracht de optie van de voorwetenschap bestreden, juist omdat Paulus zwijgt over voorwetenschap waar je dit wel zou verwachten, net zoals Calvijn beargumenteert dus. Desondanks beroept Augustinus zich weer op Ambrosius. Dus de vraag of God mensen geen onrecht, beantwoord Paulus niet met een voorwetenschap van God, maar met uitverkiezing.
[9] Thomas van Aquino heeft de uitverkiezing door voorwetenschap opgelost door te zeggen dat het voor ons weliswaar alleen zo lijkt. Bij God, de eeuwige, is er dus geen voorwetenschap van verdiensten, dat is slechts menselijk en aards perspectief. Zo worden mensen verkoren tot heerlijkheid. Maar deze heerlijkheid heeft dus wel een eerdere verkiezing nodig die de genade geeft om heerlijkheid te verdienen. Deze discussie verwart alleen maar.
[10] Ander probleem is de verhouding tussen de algemene uitnodiging voor iedereen, en de verkiezing van slechts een paar mensen. Hier heeft Calvijn al eerder iets over gezegd (III.3) en later zal hij er nog op terugkomen(III.24.1). God is niet verplicht om vanwege een onverbrekelijke wet alle mensen in gelijke mate te roepen. Als Paulus niet naar Bithynië en wel naar Macedonië wordt gestuurd, is dit al duidelijk. De verhouding roeping-evangelie is niet een op een. Ook wordt het Evangelie vaak veracht, wat Jesaja ook vaak laat zien, maar toch meer de nadruk legt op Gods arm die zich wel of niet openbaart. Het is het geloof dat kinderen van God maakt en niet de prediking. De prediking is ook vaak als zaad dat op de verkeerde grond valt. Hierover kunnen we alleen maar bevreesd zwijgen en dwalingen voorkomen. Dit moet al duidelijk zijn als in Ef. 1 de verkiezing als grond van het geloof wordt gepresenteerd. Gelof mag de tweede plaats na de verkiezing hebben. Maar Joh. 6 laat toch zien Jezus alleen de hoeder is van de uitverkorenen, die God Hem gegeven heeft. Dit is dan ook de volharding.
[11] Wat gold voor Jakob, gold ook voor Ezau, dus wat voor de verkorenen geldt, geldt ook voor de verworpenen. Dit is niet op basis van werken. Verworpenen zijn er om gods heerlijkheid in hen te laten zien.
Morgen lezen we boek III.23.1 - III.23.5
Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten