Calvijn begint met het tegenspreken van aantijgingen die zijn verkiezingsleer heeft opgeroepen.
[1] De leer roept weerstanden op en zoveel strijd dat het soms wel oorlog lijkt. Veel mensen willen wel van verkiezing weten, maar niet van verwerping. Maar het is gek om te denken dat als God sommige uitverkiest, de anderen of toevallig of door eigen inspanning de erfenis krijgen. Mensen zouden niet moeten twisten met hun Maker en luisteren naar de woorden van Jezus, die elke boom die niet door de Vader is geplant uitrukt. Misschien moeten ze luisterne naar Paulus die zegt dat God vaten van Zijn toorn en vaten van Zijn ontferming heeft gemaakt er meerdere glorie van Zichzelf. En daarmee dus Zijn macht en geduld laat zien in alles wat hij bestuurt. De tekst gaat ook over de verharding van de vaten van toorn die rust in Gods besluit.
[2] Een ander bezwaar tegen de uitverkiezing is dat het van God een tiran zou maken. Mensen stellen God verantwoordelijk oor hun daden Mensen worden zo omdat God het wil gepredestineerd tot de eeuwige dood. Dus God lijkt meer op een willekeurige tiran dan op een rechtvaardige rechter. Maar dat is een vraag naar wat God wil, een vraag die vrome mensen niet durven te stellen. Want dat zou impliceren dat er iets buiten God bestaat waar Zijn wil zich naar te gedragen heeft. Maar Gods wil is de hoogste norm voor wat rechtvaardig is. Een antwoord op de waarom vraag is dus, 'omdat God het wilde'. Het is echter niet zoals Plato zegt dat God ook rekenschap van Zijn wil moet afleggen en al helemaal niet aan ons. Alhoewel ik het jammer vind dat Calvijn en de vertaler/uitgever, hier niet vermelden waar dit in Plato terug te geven is. Let ook weer op de nadruk van Gods wil.
[3] Als mensen vragen waarom er mensen verworpen worden voordat ze bestonden, moeten we terugvragen wat God aan de mens verschuldigd is. Door de zonde verdienen we allemaal Gods haat. Dat is geen willekeur, dat is gerechtigheid. Niemand kan een onderzoek door God doorstaan en dan als onterecht verworpen uit de bus komen. Het is een diepe verdorven neiging die de reden tot veroordeling wegdrukt in mensen.
[4] Maar, die ellende van de mens is juist toch gekomen door de predestinatie, zegt Erasmus dan. Maar Calvijn zegt dan dat we weer bij het besluit van God uitkomen. En hieruit volgt niet dat we God hierom mogen beschuldigen, want we zijn maar klei en God is de pottenbakker. En dit is de crux, bedenken wie god is, God laat geen onrecht toe Hier kan het verstand van de mens niet bij en hier mag het verstand van de mens niet eens komen.
[5] We kunnen dus alleen zeggen dat God dat God van te voren wist wie er verdorven zouden gaan en dat dit gebeurde omdat Hij het wilde, maar waarom God het wilde ligt buiten het bereik van ons menselijk verstand. Je mag mensen, vindt Calvijn met een beroep op Psalm 26:7, verwijten dat ze telkens weer God beschuldigen dat Hij feitelijk buiten hun verstand om gaat. Met Augustinus kunnen we beter zeggen dat we meer hebben aan gelovige onkunde, dan onbezonnen wetenschap. Discussie is zinloos.
Morgen lezen we boek III.23.6 - III.23.10
Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten