[16] De verdeling van het geld zoals die vroeger was ingezet en was weergegeven door Calvijn in IV.4.7, is zo goed als afgeschaft. Priesters en bisschoppen verrijkten zichzelf met kerkelijk geld ten koste van de armen. Calvijn vindt dit zeer oneerbiedig en gewoonweg kerkroof.
[17] Er zijn mensen die deze praktijken verdedigen door te wijzen op de waardigheid en de eer van de kerk. Per slot van rekening zijn er teksten die de luister van het koninkrijk beschrijven met termen als goud en zilver. Calvijn vindt het niet de moeite waard om ze te weerleggen, maar vraagt zich wel af wat de lieden zelf zouden vinden als een Jood deze teksten op zichzelf toepast en de geestelijke zaken niet-geestelijk opvat. Er zijn wel momenten geweest in de kerkgeschiedenis dat keizers hun keizerlijke kleren aflegden en met het volk boetedoening deden voor het aangezicht van God. Maar toen baadden de priesters niet in overdaad van geld en goud. Ambrosius heeft op het Concilie van Aquileia benadrukt dat priesters moeten roemen in hun armoede.
[18] Calvijn vat het samen. Er is een Bijbelse norm voor wat mag worden uitgegeven ter versiering van de kerkgebouwen in de aard van de versierde dingen zelf. Nu wordt het geld besteed aan zaken waar Christus gen opdracht heeft gegeven, en dat terwijl het armen van de honger omkomen. Sterker nog, waar het geld dan wel aan wordt uitbesteed is beargumenteerd met bijgeloof van de priesters en bisschoppen.
[19] Ook is het dwaasheid om de kerkregering te betrekken op het huis- en landerijenbezitten van de geestelijken. Het staat in tegenspraak met de soberheid en matigheid die ons wel in de Bijbel wordt voorgehouden voor ambtsdragers. Waarschijnlijk vinden de ambtsdragers van nu het veel te streng van Hieronymus als deze schrijft dat armen en vreemdelingen en met heb Christus als gasten aan hun tafel moeten zijn. De titel van diakenschap is toen in ieder geval verloren gegaan.
[1] Calvijn heeft het verval van de inzettingen van de vroege Kerk laten zien. Nu gaat hij het hebben over de paus, de waarborg dat de Roomse kerk de echte katholieke Kerk is. Het primaat van de stoel van Rome is niet een inzetting van vroeger of van de Bijbel. Iedereen probeert de protestanten te overtuigen dat de enige band van kerkelijke eenheid in de gehoorzaamheid aan de stoel van Rome ligt.Er wordt gedacht vanuit het axioma dat de paus van Rome, als plaatsvervanger van Christus die het Hoofd van de Kerk is, in Zijn plaats de leiding over de hgehele Kerk heeft en dat er slechts dan een goede kerkinrichting is indien deze stoel het primaat boven alle bisschopszetels houdt.
[2] De vraag is dus of er een primaat van een bisschopzetel nodig is, zodat deze het hoofd van het lichaam wordt? Het hogepriesterschap wordt aangevoerd als argument, ten onrechte. Voor het land Israël was één man genoeg om de eenheid te bewaren, maar om alle macht over Oost en West in de handen van een man te leggen is te gek. Maar de hogepriester was ten diepste ook een type van Christus, en dus moet het priesterschap en het recht overgedragen worden, maar niet aan de paus, maar aan Christus.
[3] Het tijdelijke priesterschap was dus geen eeuwige wet. In het NT is er dan ook geen bevestiging behalve Matth. 16:18, waarbij nog moet worden aangetoond dat het gaat over gezag voeren over de hele wereld is. Ook moet worden aangetoond dat er meer aan PEtrus is gegeven dan aan de andere discipelen. Die tekst leert uiteindelijk dat alle apostelen de opdracht als dienaren van het Evangelie mensen te verzoenen met God en de macht hebben om straffend op te treden als ze niet luisteren.
Morgen lezen we boek IV.6.4 - IV.6.9
Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten