[4] De laatste van de drie dingen waarop gelet moet worden met geloftes, is de gezindheid waarmee je een gelofte doet. Calvijn onderscheid twee soorten geloftes, die gaan over het verleden en die gaan over de toekomst. Deze hebben ook weer twee soorten onder zich. Allereerst die voor het verleden. Daarvoor heb je die van dankbetoon, zoals Jakob die God de tienden belooft als hij uit zijn ballingschap terugkeert. Dit kan vandaag de dag ook als God ons heeft gered van ernstige ziekte of ander gevaar. De ander is voor boetedoening. Bijvoorbeeld iemand die zondigt door gulzigheid en een gelofte aflegt om zich een tijd lang van lekkernijen te onthouden om zijn onmatigheid te straffen.
[5] Geloftes voor de toekomst maken ons voorzichtiger, maar sporen ons ook aan om onze plicht te doen. Dit kan dus bijvoorbeeld een sieraad niet dragen als je hierdoor verlokt wordt tot begeertes, maar ook een gelofte om godsdienstplichten, of met een mooier hedendaags woord, geloofspraktijken te onderhouden. Soms lijken deze geloftes op het opvoeden van en klein kind, maar onervaren en onvolmaakte mensen kunnen er veel aan hebben.
[6] In algemene zin doet iedere christen een gelofte bij de Doop die wordt bevestigd door kerkelijk onderricht en Avondmaal. Het is het afzweren van de duivel en God te volgen in plaats van onze eigen gedachtes. Niet dat iedereen zich hieraan kan houden, maar deze gelofte hoort bij het genadeverbond van God die daarmee ook vergeving van zonden en de Geest van heiliging geeft. Bij bijzondere geloften moet gelet worden op de drie zaken die Calvijn net heeft genoemd. Alleen moet men niet te vaak geloftes afleggen, dan zou het bijgeloof kunnen worden of gemakzucht. Ook moet je er wel een tijd bij afspreken, anders loop je kans om moeite of tegenzin te ondervinden.
[7] Calvijn ergert zich aan de eeuwenlange praktijk van zinloze, kinderachtige geloftes die mensen doen alsof het iets bijzonders is en een heilige zaak. Met de regels van Calvijn kan dit voorkomen worden en blijken die geloftes een zelfverzonnen godsdienst en God haat verzonden godsdienst.
[8] Calvijn wil niet uitgebreid de gekke geloftes behandelen, maar de kloostergeloftes vindt hij toch wel belangrijk genoeg om te behandelen. In zijn tijd werd het monnikdom verdedigd door het lange bestaan ervan. Maar vroeger was het kloosterwezen iets heel anders, er heerste spartaanse tucht en de mensen daar werden opgeleid tot een ambt in de Kerk. Een klooster was een voorbereiding op het bisschopsambt. Hiervoor haalt Calvijn Augustinus aan om het te bewijzen.
[9] Calvijn geeft een samenvatting van wat Augustinus schrijft ter verdediging van monniken tegen losbandige monniken en manicheeërs. Monniken leven samen en doen veel aan bidden, lezen en met elkaar praten onder leiding van een een man die veel kennis van theologie heet en vader genoemd wordt. Hier luisteren ze 's avonds na. Ze leven sober, eten niet te veel eten geen vlees en drinken geen wijn. De liefde staat centraal en ze dwingen elkaar tot niks.
[10] Calvijn wil de lezers de monniken van zijn dagen vergelijken met de weergave van Augustinus. Daarin is geen plaats voor onwrikbare eisen en vaste regels, alleen de liefde is het belangrijkste. Ook is monnikendom niet een nieuwe soort christendom, maar een voorbeeld voor de eenheid van de hele Kerk.
Volgende lezing is Boek IV.13.11 - IV.13.17
Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten