[11] Het monnikendom gold in de tijd van Calvijn als de volmaakte levensvorm. Volmaaktheid slaat dan niet op hoe ze leven, maar dat het de beste levensvorm is om volmaaktheid te bereiken. Wat eigenlijk wel vreemd is,want deze vorm van leven wordt nergens door God geboden, zou hij dan beter genoemd kunnen worden dan de andere v ormen die God wel heeft ingesteld?
[12] Het blijkt dat monniken zichzelf extra last van gehoorzaamheid aan Christus toeschuiven, alles wat in de bergrede wordt gebruikt. Ze vatten sommige uitspraken van Christus op als aanbevelingen, maar juist de kerkvaders leren dat alles wat Christus heeft gezegd een bevel is en geen optie.
[13] Hiervoor is het bewijs Matth. 19:21, het verhaal van de rijke jongeman die alles moet verkopen om Jezus te volgen. Monniken gaan er prat op dat zij ook alles hebben achtergelaten. Maar dit werk is onvolkomen omdat de liefde er niet bij zit. De rijke jongeling werd ook in zijn persoonlijke situatie aangesproken, het is geen algemene regel. De man was overmoedig en was stiekem gesteld op zijn geld, gierigheid was zijn gekoesterde zonde. In die zin moeten we allemaal onze zonde laten varen, maar het gaat om de ontmaskering. De weg naar volmaaktheid bestaat niet in het achterlaten van bezit.
[14] De kerkvaders hebben ook nooit een tweede soort van christendom willen instellen, wat nu wel gebeurt, doordat de het klooster ingaan wordt gezien als een soort tweede doop. Monniken houden de Sacramenten apart van de Kerk, hebben hun eigen altaar en samenkomsten. Hierin verschillen ze van vroegere monniken die altijd bij de normale kerkmensen zaten en de Sacramenten met hen deelden.
[15] Bovenstaande gaat over de professie, wat betreft de levenswandel zijn er wel wat overeenkomsten met vroeger. Nu zijn kloosters eerder geneigd tot een hoerentent te zijn dan tot een heilig oord. Maar ook Augustinus klaagt in zijn tijd ook over monniken die het soort mensen kwaad aandoen door ontucht, smerige handel. Desondanks de tucht in koosters zitten er altijd hypocriete mensen tussen. Maar nu is het omgedraaid als toen, nu zijn er weinig goede mensen te vinden.
[16] Calvijn laat zien dat een beroep op de oudere vormen onterecht is. Desondanks is er ook veel wat Calvijn niet moet hebben bij de oude monniken, het was te ijverig en een te grote hang naar het bijzondere. Een vrome godsvrezende huisvader die zijn beroep goed uitoefend en voor zijn gezin zorgt heeft God liever dan monniken.
[17] De gelofte van een monnik zijn af te keuren op twee gronden. Ten eerste dat ze een eigen verzonnen vorm van godsdienst zijn, en ten tweede dat ze ondoordacht zijn. Zeker de gelofte van altijddurende maagdelijkheid is overmoedig. Ze ontslaan zich van de plicht om te trouwen als ze branden van begeerte. Deze begeerte is even innerlijk als uiterlijk. Het is weliswaar een oud gebruik, maar de strenge tucht hierbij is later erin gekomen. Mensen mochten de gelofte van maagdelijkheid van zich af zetten als ze het niet meer konden opbrengen en dus trouwen. Dit is te zien in de tijd van Cyprianus.
Morgen lezen we boek IV.13.18 - IV.14.3
Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten