vrijdag 30 januari 2015

30-01; Boek I.12.3 - I.13-3

Calvijn sluit het gedeelte over beelden af door te zeggen dat als de godsdienst zich inlaat met eerbetoon aan schepselen, God eer wordt onthouden die Hem toekomt.

In een nieuw hoofdstuk gaat Calvijn in op Godsleer. God is allereerst oneindig, dit moet ons waarschuwen om God binnen onze gedachtes proberen te vangen, het laat ook zien dat de duivel geen gelijksoortig oerbeginsel is, dat zou immers de begrenzing van God als 'oerbeginsel'. betekenen.

Hierna wordt ingegaan op de drie Personen in God. God is één in wezen, maar in de Schrift is er een zelfstandigheid(hypostasis) te onderscheiden voor Vader, Zoon en Geest. De Zoon brengt het wezen van God tot uitdrukking, maar presenteert Zich wel als zelfstandig tegenover de Vader, ook zo tussen andere Personen van de Drieeenheid. Zonder dat Gods oneindige wezen wordt gedeeld, dan zou deze namelijk niet meer oneindig zijn, maar afgegrensd door het wezen van de andere Personen van God. ER is soms in discussies wel onduidelijkheid of de zelfstandigheid van de drie Personen passend wordt uitgedrukt door persona, of prosoopa, dus in het Latijn en Grieks.

Er zijn dus blijkbaar mensen, of er waren mensen, die protesteren tegen dit taalgebruik omdat dit niet te vinden in in de Bijbel. Maar Calvijn vindt verduidelijkende woorden die interpreteren wat de Bijbel soms verhullend en moeilijk zegt, geoorloofd. Een verwoording van interpretatie is toegestaan, maar Calvijn sluit aan tegen een bezwaar dat sommige woorden door nieuwsgierigheid het spreken over God zijn binnengedrongen en meer kwaad dan goed doen.

Dat puntje over eerbetoon blijft toch zingen. In hoeverre verbinden we godsdienst aan het eerbetoon aan schepselen, of mensen? Hoe vaak applaudisseer je in de kerk voor iets wat en mens doet, ook al is het met de beste bedoelingen? Moeten we ook eer betonen door te klappen voor artiesten die met hun liederen God willen eren?

De discussie over de Drie-eenheid is ook interessant, zeker om het puntje van het taalgebruik. Het is toch vaak interessant om te kijken naar het christelijk spreken en te zien of we woorden tegenkomen die toch wel wat vreemd lijken. Volgens mij speelt er nu een discussie over het woord/concept discipelschap die misschien hier wel eens te maken zou kunnen hebben, zonder daarmee te pretenderen dat ik het laatste woord over discipelschap heb. Maar ook in de calvinistische traditie, waar werd het woord uitverkiezing van beschrijvend wat in de Bijbel gebeurt tot een groots uitgewerkt systeem met allemaal concepten die steeds verder van het Bijbelse spreken af beginnen te staan?

Maandag lezen we Boek I.13.7 - I.13-7

Geen opmerkingen:

Een reactie posten