dinsdag 3 februari 2015

03-02; Boek I.13.8 - I.13.12

Over de Godheid van de Zoon dus. Ik zal de grote lijn uitzeten, het heeft weinig nut om de tekst inhoudelijk weer te geven als het bewijzen en citaten uit de Bijbel zijn.

Calvijn bewijst dat het Woord eeuwig was, Het was er bij de schepping, en als we serieus nemen dat er geen schaduw van omkeer is bij God moeten we er dus vanuit gaan dat de Zoon mede-eeuwig is.
Voor de rest blijkt de goddelijkheid van de Zoon uit het Oude Testament, alhoewel de Joden in hun uitleg soms wat lijken te goochelen met woorden. De Engel van God blijkt ook Jezus te zijn. De Engel krijgt en neemt eer die alleen God toekomt, het is een voorspel van het middelaarswerk dat Jezus in het vlees zal doen.

In het Nieuwe Testament blijkt overduidelijk dat de Zoon God Zelf is. De apostelen en de leerlingen laten dit vaak zien, impliciet en expliciet. Ook de werken van Jezus bewijzen Zijn goddelijkheid, als Hij zegt dat Hij en de Vader werken, begrijpen de Joden dit direct als een claim van goddelijkheid.

Als je nu nog niet genoeg ammunitie hebt in discussies met mensen die de goddelijkheid van Jezus willen ontkrachten weet ik het ook niet meer. Ik ben benieuwd wat hierna komt.

Morgen lezen we Boek I.13.13 - I.13.17

Geen opmerkingen:

Een reactie posten