donderdag 26 februari 2015

26-02; Boek I.18.3 - I.18.4

Nu Calvijn dit leerstuk uiteen heeft gezet, gaat hij in op twee belangrijke bezwaren, nadat hij de bezwaarden brutaal en als honden met schuim op de bek heeft genoemd.

Er is één wil van God. en God wil het goede dat Hij dan door middel van slechte mensen uitvoert. Zo gaat het slechte wat Hij niet wil buiten Zijn wil om. Mensen kunnen dit niet of slecht zien. Het is de zwakheid van het menselijk verstand die problemen geeft.

Het tweede bezwaar: als God slechte mensen gebruikt is God de bewerker van hun misdaden. Dit gaat, volgens Calvijn, in tegen het verschil tussen Gods bevel en Gods wil. Het verhaal van David die wordt uitgescholden door Simeï bewijst dit. David erkent het wel als Gods wil maar gaat er niet van uit dat Simeï een concrete roeping of bevel tot schelden heeft ontvangen. In een werk kan de schuld van de mens naast de gerechtigheid van God oplichten. Dat kan ook liggen dat er een ding was dat wordt gedaan, maar er twee verschillende redenen zijn om het te doen.

Wie dit niet snapt moet volgens Calvijn hier eerst maar eens een tijdje over na gaan denken.

Zo, dat was boek I. Nieuwe dingen geleerd, ontdekt? Wat blijft je bij van wat je tot nu toe hebt gelezen?

Morgen lezen we Boek II.1.1 - II.1.4

Geen opmerkingen:

Een reactie posten