Boek II; De kennis van God de Verlosser in Christus, die eerst aan de vaderen onder de wet en daarna ook aan ons in het Evangelie bekendgemaakt is.
Boek I begon met kennis, de dubbele kennis van God en van onszelf. Hier komt Calvijn nu op terug als hij spreekt over goede en slechte kennis van onszelf. Filosofen hebben de neiging om de verkeerde kennis over onszelf te stimuleren. Maar de juiste zelfkennis leert ons ten eerste hoe voortreffelijk de menselijke natuur zou zijn geweest; ten tweede hoe erg de toestand na de val is. Bedenken we dit, dan leren we nederig in plaats van opgeblazen over onszelf te denken.
We moeten oppassen voor kennis die onze eigenliefde voedt. Wanneer dit oppassen lukt overdenken we ons doel van onze schepping en worden we geleid tot het overdenken van het toekomstig leven en de dienst aan God. Als we overdenken wat we kunnen ontdekken we onze gebreken.
Kijken we naar Genesis 3 dan leren we dat de eerste zonde geen honger was, maar ongeloof. Hierdoor schudde de mens de eerbied van God van zich af en kwam ondankbaarheid op die niet keek naar wat de mens had, maar naar wat de mens niet had. Ook stemde de mens in met de onwaarheden die over God verkondigd werden door de slang.
Maandag lezen we boek II.1.5 - II.1.8
Geen opmerkingen:
Een reactie posten