zaterdag 14 februari 2015

13(stiekem 14)-02; Boek I.14.19 - I.14.22

Een dag later, maar daar issie dan!

Allereerst drukt Calvijn ons op het hart dat duivels en demonen realiteit zijn, zo zijn ze te vinden in de Bijbel. Net zoals de engelen geen influisteringen of gedachtes zijn, zijn de duivelen ook geen oprispingen van het vlees of een slecht humeur.

Nieuwe paragraaf, nog een keer over de schepping.
Calvijn noemt deze wereld een schitterend schouwtoneel, de orde die hierin naar voren komt is niet het belangrijkste, maar wel het eerste bewijs van geloof. Wrang om te leze is dat Calvijn gelooft dat God alle diersoorten in stand houdt en dus niet laat uitsterven. Ik ben benieuwd wat Calvijn van het verhaal over dodo's zou hebben gezegd.

Hoe moeten we naar Gods werken in de schepping aankijken? We mogen de deugden van God herkennen in de schepping. Alles in de schepping moet een eigenschap van God laten zien als een spiegel. Deze herkenning moeten we diep op ons in laten werken. Calvijn heeft het volgens De Niet over diep in ons hart geraakt worden. Geen koele overpeinzing, maar goed nadenken met alle gevoelens die je hebt.

We moeten na die overdenken dan ook God aanroepen en op God vertrouwen dat Hij voor ons zorgt en God van harte liefhebben als Vader.

Als Calvijn vandaag de dag zou leven zou ik zeker weten dat hij natuurdocumentaires zou kijken op tv. Wat zijn jullie ervaringen met God zien in de natuur? Zelf vind ik opgaan in de natuur voor hippies en is mijn ervaring dat natuur jeukt.

Maandag lezen we boek I.15.1 - I.15.3

Geen opmerkingen:

Een reactie posten