dinsdag 17 februari 2015

17-02; Boek I.15.4 - I.15.7

Calvijn gaat door over het beeld van God, volgens hem kunnen we het beste zien wat dit precies inhoudt, als we kijken naar het herstel van de mens. Om de zaligheid terug te krijgen moeten we immers het beeld van God herstelt in ons krijgen. In de vernieuwing van de mens gaat het om kennis en ware gerechtigheid gepaard met heiligheid. Dus is het beeld van God zichtbaar in het licht van het verstand, de oprechtheid van het hart en in de volkomenheid van alle delen. Dit geldt ook voor vrouwen, mocht iemand daar over twijfelen. Het beeld van God is, aldus Calvijn, de onbedorven staat van de mens voor de zondeval.

We moeten niet weer terugkeren naar de dwaalleer van de Manicheeërs die de ziel zien als een stukje god, een aftakking van God. Dat zou ons menselijk veranderlijk en zondig gedrag toeschrijven aan het goddelijk wezen. De menselijke ziel is geschapen, net zoals engelen geschapen zijn. Als we vernieuwd worden werkt de Heilige Geest wel in ons, maar wij worden niet wezensgelijk aan de Heilige Geest.

Hierna een lekker theoretisch gedeelte over hoe Calvijn de ziel en haar vermogens ziet.
De ziel is met het lichaam verbonden en was oorspronkelijk om het lichaam te besturen tot gerechtigheid. Dat mensen zich druk maken om een goede naam bij anderen laat dit zien, je kan je daar namelijk alleen druk over maken als je een besef hebt van wat goed en kwaad is. Mensen zijn er om de gerechtigheid in ere te houden, dat noemt Calvijn de kiem van de godsdienst.
De filosofen hebben een hoop geschreven over de ziel met allerlei onderscheidingen. Calvijn onderscheid drie kenvermogens:
  • de geest
  • de rede
  • de fantasie
Door deze zaken kan je tot nieuwe kennis komen. Dit is ook de rangorde zoals Calvijn dat ziet, als ik mij niet vergis.

Je kan de ziel ook indelen naar hoe je tot handelen komt, maar daar kom je volgens Calvijn in haarkloverij van de filosofen. Calvijn maakt het onderscheid voor zichzelf en voor de lezers in twee zaken in de ziel: het verstand en de wil. Het is de taak van de wil om naar het verstand te luisteren, mensen willen immers dingen waarmee ze instemmen.

Als ik meer tijd heb ga ik dit hoofdstuk eens uittekenen, het is wel vruchtbaar om eens na te denken over hoe een ziel nu precies in elkaar zit, dan heb je een beter beeld van jezelf en mensen in het algemeen.

Morgen lezen we boek I.15.8 - I.16.3

Geen opmerkingen:

Een reactie posten