Over het tweede gebod;
Is het niet onrechtvaardig dat God de kinderen laat boeten voor zondes van de ouders? Nou ja, alle mensen zijn doemwaardig, dat zet de zaak in ander perspectief. Ook de tekst over de zure druiven en stroeve tanen(Ezech. 18:20) gaat hier niet helemaal onder, de Israëlieten klagen daar dat zij als rechtvaardigen worden gestraft voor de zonde van hun ouders, maar ze worden gestraft om hun eigen zondes.
En de zegen tot in het duizendste geslacht geldt niet alleen voor opvoeding, maar Gods verbond. Dit gebod is dus een waarschuwing en troost.
Het derde gebod; geen ijdel gebruik van de naam van God;
Dat is niet alleen de naam niet verkeerd gebruiken, maar ook God eren met woord en daad. Alles moet geschikt zijn om Hem te verheerlijken, niet te kort te doen en hoog geacht te worden. Het gaat hier niet over liegen en meineed, dat komt in een later gebod op de tweede tafel, het gaat hier om de dienst aan God. Een eed bij God is de erkenning van God, het is een soort belijdenis doen.
Als Gods naam is aangeroepen en er is meineed gepleegd, dan is dat nogal wat. We kunnen niet zweren zonderook Gods wraak eraan te verbinden. Een eed zweren is ook niet zomaar wat en mag alleen in geval van nood gebruikt worden in het belang van de godsdienst of de naastenliefde.
Wederdopers worden weerlegt door Calvijn: zij zijn van mening dat Jezus zweren in het geheel heeft afgeschaft. Dat is nietwaar. Jezus is niet in tegenspraak met Zijn Vader en de bergrede is bedoeld om de juiste interpretatie te geven. Dus Jezus heeft het over de verkeerde gebruiken die de Farizeeërs zijn verzonnen. Het geheel niet slaat niet op het zweren, maar op wat daarna komt.
Morgen lezen we Boek II.8.27 - II.8.32
Geen opmerkingen:
Een reactie posten