dinsdag 28 april 2015

28-04; Boek II.15.1 - II.15.4

Ketters gebruiken ook de naam van Jezus, maar zonder inhoud, dat gebeurt alleen in de echte kerk. Om het geloof in Jezus vaste grond te laten vinden is het nodig om Zijn ambt in zijn drie onderdelen te zien, profeet, koning, priester. God heeft altijd al profeten gestuurd naar de kerk om de kerk te leren verwachten naar de toekomst. En toen na Daniël er lange tijd geen profetie meer was, moesten de gelovigen leren om uit te zien naar de vervulling en slot van de profetie.

De erenaam Christus geldt voor deze drie ambten. Koningen, priesters en profeten werden in de tijd van de Wet gezalfd. En Christus betekent uiteraard gezalfde in het Grieks. Vertaling van het Hebreeuws voor gezalfde; messias. De zalving met de Geest is de zalving van de profeten. Dat leren we bij Jesaja. Als profeet heeft Jezus de openbaring vervuld zodat er na Hem geen enkele profetie meer hoeft worden toegevoegd.

Oer het koningschap. Daar vallen een paar dingen over te zeggen, het is eeuwig en het is geestelijk. Het wordt in verband gebracht me de zaligheid van het volk. Het betekent dus dat God de kerk regeert en deze niet ten onder laat gaan, maar altijd zal blijven behouden. Daarom mogen we ook individueel onze hoop op behoud stellen.

Vrij radicaal richt Calvijn de blik omhoog naar de hemel voor de betekenis dat het koningschap van Jezus geestelijk is. Het betekent het hemels geluk, dat hier op aarde niet te vinden is. Jezus regeert meer voor ons dan voor Zichzelf. Daarom mogen we op grond van geestelijke gaven weten dat we in Zijn verbond zijn, en dat we nooit ten onder zullen gaan in de strijd tegen de duivel en de wereld. Jezus regeert namelijk door alles wat Hij van de Vader ontvangen heeft ook aan ons te geven.

Morgen lezen we boek II.15.5 - II.16.2

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten