We beginnen midden in een stuk waarin Calvijn de inleiding van de wet uitlegt.
Als God zegt dat Hij ons uit het land Egypte heeft geleid, is dit een herinnering aan een weldaad. Zo laat hij Zich kennen als de bewerker van vrijheid en claimt Hij die titel tegenover anderen goden en namen. Voor ons geldt dat God ons uit de zonde heeft bevrijdt en in Zijn koninkrijk heeft gebracht.
Het eerste gebod, dit betekent niet alleen geen andere goden hebben, maar ook wat God toekomt niet op een ander overdragen. God komt toe onze aanbidding geestelijke gehoorzaamheid van het geweten, het vertrouwen, de aanroeping en de aanbidding. Het 'voor Mijn aangezicht' laat de ernst van het gebod zien. God maakt daartegenover echter duidelijk kenbaar dat alles wat wij op touw zetten wat wij beramen en wat wij ten uitvoer brengen, Hem onder ogen komt. He geweten moet daarom rein zijn, zelfs van de meest verborgen gedachten aan afvalligheid, als wij onze godsdienst aangenaam willen maken.
Het tweede gebod, geen gesneden beelden. God geeft zelf aan hoe Hij is en hoe Hij vereert wil worden. We moeten niet denken dat we God kunnen vatten in beelden, en we moeten beelden niet gebruiken in de godsdienst.
God zet met de dreigende woorden dit gebod kracht bij, deze is in feite hetzelfde als dat God zou zeggen dat Hij de enige is om aan te hangen. Maar dan met donkere tinten geschilderd. Net als in een huwelijk belooft de Kerk met dit gebod haar trouw aan God. Als haar Bruidegom zelf heiliger en kuiser leeft zal Hij meer ontvlammen als Hij ziet dat Zijn vrouw dit niet doet.
Calvijn behandelt hier ook over de straf door de generatie heen. Hier gaat het over de straf tot in het vierde geslacht terwijl God in Ezechiël duidelijk maakt dat Hij niet de zoon laat opdraaien voor de zonden van de vader. Er zijn wat uitvluchten bedacht zoals dat God tijdelijke straffen bedoelt. Maar Calvijn benadrukt dat de zonde zo groot is en de straf zo zwaar dat deze niet beperkt kan blijven tot het grenzen van het tegenwoordige leven. En je kan ook niet verwachten dat een goddeloze vader voorbeeldig vrome zoons krijgt.
Volgens mij is dit laatste gedeelte altijd het moeilijkst te verkroppen, zeker voor geïndividualiseerde 21ste eeuwers. Maar misschien ook wel ontnuchterend dat zonde niet alleen consequenties hebben voor de zondaar, maar ook voor meerdere mensen. Laat ons dit aansporen om ons nog meer toe te leggen op het goede, wie weet heeft dit ook gevolgen voor meerdere personen.
Morgen lezen we Boek II.8.20 - II.8.26
Geen opmerkingen:
Een reactie posten