Het gaat in hoofdstuk veertien over de twee naturen bij de Middelaar.
Als er geschreven staat dat het Woord vlees geworden is moeten we niet denken dat het goddelijke zich gemengd heeft met het menselijke. Er zijn nog steeds twee naturen die verenigd zijn in de eenheid van persoon. De goddelijke en de menselijke natuur zijn te vergelijken met een mens die bestaat uit ziel en lichaam, die niet los van elkaar kunnen bestaan, maar ook niet tot elkaar te herleiden zijn. Zo is ook Jezus 'opgebouwd' uit twee delen die verbonden zijn in één persoon. Zo spreekt de Schrift ook over Jezus. Ook spreken ze soms over Zijn menselijke, dan weer over Zijn goddelijke natuur. Dit is wat Calvijn mededeling van eigenschappen(idioomatoon koinoonia) noemt en in de theologie bekend staat als de communicatio idiomatum (https://en.wikipedia.org/wiki/Communicatio_idiomatum). Calvijn demonstreert dit fenomeen in paragraaf 2. Sommige teksten laat hij zien dat de op de goddelijke natuur slaan, andere op de menselijke natuur.
Er zijn ook teksten die slaan op de persoon Christus met allebei Zijn naturen, vooral in Johannes. Om zuiver en duidelijk te blijven spreken moeten we er ook vanuit gaan dat de teksten die slaan op het middelaarsambt van Christus op Zijn beide naturen slaan.
Als we bovenstaande in de gaten houden voorkomt dit veel theologische problemen. Dan kunnen we met een gerust hart stellen dat Christus god en mens is, bestaande uit twee verenigde, maar onverenigde naturen, onze Heere en ware Zoon van Go, ook naar Zijn menselijke natuur, maar uit kracht van de menselijke natuur. Dit staat tegenover Nestorius(https://nl.wikipedia.org/wiki/Nestorius_van_Constantinopel), die het wezen van Christus wilde scheiden en tot een dubbele Christus kwam. Dit staat ook tegen Eutyches(https://nl.wikipedia.org/wiki/Eutyches) die niks overliet van de twee naturen.
Over-, overmorgen lezen we boek II.14.5 - II.14.8
Geen opmerkingen:
Een reactie posten