woensdag 22 april 2015

22-04; Boek II.12.6 - II.13.1

Andreas Osiander heeft gezegd dat de mens naar het beeld van de komende Christus is geschapen, daarom zou Christus ook gekomen zijn als de mens niet gevallen was in zonde. Dat is geforceerd en onnozel, vindt Calvijn. Het beeld van God zit in datgene wat ons onderscheid van andere levende wezens, en Jezus is ook het beeld voor de engelen.

Calvijn analyseert de redenaties van Osiander en geeft commentaar. Osiander is bang dat Christus niet meer bijzonder is als Hij als eerste mens zou zijn geschapen in plaats van Adam. Dan zou hij naar het beeld van Adam geschapen zijn. Calvijn pareert dit met de gelijkheid van Jezus behalve de zonde.
Als de mens niet was gevallen in zonde zou Adam geschapen zijn naar het beeld van zichzelf als Christus niet zou komen naar de aarde. Maar Calvijn benadrukt dat Christus het hoofd over alles is en de eerste plaats inneemt, dus dat dan in het mens het beeld van God nog steeds zou schitteren. Daarmee wordt voorkomen dat Christus ook alleen het hoofd van de engelen is naar zijn menselijkheid.
Christus is het zuivere begin van alles en Christus is mens geworden om als Verlosser op te treden.
Ook zou de kerk niet zonder Hoofd gebleven zijn als Christus niet was gekomen. Christus is krachtig genoeg om door de Geest te regeren.

Osiander maakt daarna nog een argument met een profetie op een plaats die geen profetie is. Gen. 2:23 gaat over huwelijkstrouw, niet de mystieke vereniging tussen de kerk en Christus.

In een nieuw hoofdstuk gaat Calvijn laten zien dat Christus echt mens was. Marconieten en Manicheeërs gaan in tegen de bijbel die zeggen dat de belofte van zegen niet aan een hemels lichaam of een schijngestalte is beloofd, maar aan het zaad van Abraham. Ook maakt de Bijbel duidelijk door geslachtsregisters dat Jezus echt mens was, samen met andere rechtstreekse verklaringen van zijn mens-zijn. Ook moesten onze zonden in menselijk vlees verzoend worden.

Morgen lezen we boek II.13.2 - II.13.4

Geen opmerkingen:

Een reactie posten