In het Oude Testament was Christus ook al bekend. De patriarchen wisten ook van Christus, alleen op een veel mindere heldere manier dan dat de personen uit het NT het zagen. Het was in het eerste geval vaag en in schaduwbeelden, bij Zijn komst werd Christus helder en duidelijk gezien.
Het Evangelie is dan ook de heldere openbaring van de verborgen Christus. In ruimere zin is Evangelie de blijken van barmhartigheid en vaderlijke genegenheid van God de Vader, maar dit wordt misschien nog wel het duidelijkst on Christus. Christus bracht onsterfelijkheid en leven. De patriarchen wisten dit ook, maar de manier is nu veranderd. Christus heeft de belofte in Zijn vlees gedragen en de hemel weer geopend.
Servet zegt dat de Wet en de beloften van het Evangelie zijn vervuld. Hier is Calvijn best wel ontstemd over. Christus heeft ons namelijk alle geestelijke goedern aangeboden, maar die genieten wij door hoop. Dit zal zo blijven tot we de sterfelijkheid hebben afgedaan en Christus direct zien.
De tegenstelling tussen Wet en Evangelie moet we genuanceerd worden gebracht. Wet is inderdaad een levensregel waar de dood het loon van is als we ons daar niet aan houden. Maar het is niet alsof de Wet een andere manier van zalig worden leert. Alle mensen tot aan Johannes hebben de eerste beginselen van het onderwijs gehad. Het Evangelie verschilt slechts in helderheid van de openbaring van de Wet als geheel.
Johannes de Doper is dan een interessant persoon, hij staat op de grens tussen Wet en Evangelie. Hij duidde Jezus als het Lam van God tot verzoening, maar sprak nog niet over de kracht en heerlijkheid die openbaar werd bij de opstanding. Hij is net geen apostel, desondanks hij deze wel heeft voorbereid, maar hij heeft wel de kern van het Evangelie verkondigd.
Maandag lezen we boek II.10.1 - II.10.7
Geen opmerkingen:
Een reactie posten