Negende gebod; geen vals getuigenis.
Vrij simpel, niks te maken willen hebben met leugen, mensen helpen in het handhaven van de waarheid. Zowel in de rechtspraak als in persoonlijke gesprekken. Het gebod slaat ook op laster en slinkse achterklap.
Veel mensen vallen toch in de zonde van kwaadsprekerij, we genieten ervan. Kwaadsprekerij is in de context van Calvijn dan weer niet een scheldwoord om iemand te corrigeren, een aanklacht of een berisping. Het gaat om de spraak die uit de kwaadaardigheid van het hat ontspringt.
Tiende gebod; niks van de naaste begeren.
Het lijkt een overbodig gebod, in de voorgaande geboden is alles al verboden wa hierin genoemd zou kunnen worden. Maar in de vorige geboden ging het over een besluit, in dit gebod gaat het over de begeerte. We mogen onze ziel niet laten prikkelen tot de begeerte. God wil dat onze ziel in beslag wordt genomen door de liefde. Ieder klein sprankje begeerte is bederf hiervan. De voorbeelden in het gebod zijn de zaken waar de mensen het verzotst op zijn.
Dit was de tweede tafel.
De Wet wil zo het leven van de mens omvormen tot het beeld van goddelijke zuiverheid. God heeft in de Wet Zijn wezen gelegd, en wie de Wet uitvoert brengt het beeld van God tot uitdrukking. De Wet is dus niet secundair, maar echt de wil van God. Er valt ook niet veel aan toe te brengen aan deze woorden, zeker als de Wet wordt gepaard aan het Heel je ziel etc. De Wet is niet een beginnetje van de heiligmaking, maar de hoogste trap van levensheiliging is erin te vinden.
Chritus en de apostelen hebben het vaak in het NT over de tweede tafel als ze het hebben over de Wet, niet over de eerste tafel. Dat doen ze omdat ze dan vragen naar het bewijs van eerbied van God, de zichtbare merktekens van de eerste tafel zijn dus gelegen in de gehoorzaamheid aan de tweede tafel.
Morgen lezen we Boek II.8.53 - II.8.59
Geen opmerkingen:
Een reactie posten