maandag 6 juli 2015

06-06; Boek III.14.19 - III.15.3

Week 27 van Lectio Calvini. Misschien moet ik van de week maar eens gaan vooruit lezen en het posten automatiseren om echt vakantie te vieren, als dat nodig is.

Eerst verder wat Calvijn zegt. [19] Heiligen kunnen uit hun geweten troost putten en blijdschap halen, omdat het reine geweten een vrucht is van de roeping. Ze weten dat er nog veel vlees mee vermengd is, maar ze hebben eerst de goedheid van God omarmt, en vinden zo de mogelijkheid om Gods bijstand in moeilijke omstandigheden te verwachten. Het is ook een verkondiging van Gods weldaden, ze gaan niet de genade van God hierin voorbij, maar doordenken hoeveel liefde hier wel niet in zit.

[20] Gelovigen zien hun werken(naast een teken van hun uitverkiezing) als een gave van God en afhankelijk van de gerechtigheid in Christus. Ook Augustinus leerde dit. Het gelovig hart vraagt God om Zijn werk in de mens te zien, niet het werk van de mens zelf.

[21] Als er in de Bijbel staat dat God de werken van de gelovigen aanneemt, moet men dat volgens Calvijn op de volgende manier lezen. Het doel wordt in het spreken als oorzaak genoemd. Het is niet het oorzakelijke verband. God geeft het eeuwige leven door middel van goede werken. Genade volgt op genade, eerst geeft God werken en aan die genade knoopt God als het ware de genade van het eeuwig leven aan vast.

[1] Het bovenstaande is als volgt samen te vatten; gerechtigheid moet op de gemeenschap met Christus(geloof) berusten of het kan niet voor Gods aangezicht bestaan als het op eigen werken steunt. In alle verwarrende gesprekken moet hieraan vastgehouden worden. En dat rechtvaardigheid uit werken volkomen en absolute onderhouding van de hele Wet is. Een andere vraag is of dde onvolkomen werken niet uit genade aangenomen worden.

[2] Calvijn is niet echt blij met diegene die het woord 'verdienste' als eerste heeft gebruikt in de theologie. Hij is sowieso geen fan buitenbijbelse woorden, zoals hij al aangaf in de discussie over de Drieëenheid. Ook hebben de kerkvaders blijkbaar aanleiding gegeven om het mis te verstaan. Augustinus, Chrysostomus en Bernardus houden vast aan de waarheid, maar Calvijn laat zien dat vooral de laatste van de drie de waarheid van zijn scherpte ontneemt.

[3] De bijbel leert dat onze werken vol ongerechtigheid zijn en dat de volkomen onderhouding van de Wet een schuldige plicht is in plaats van een beloning waardig. Maar aan de andere kant geeft God ons ook goede werken die Hij zal belonen. Desondanks is het pure ondankbaarheid om de eer hiervoor te verdelen in plaats van God alle eer hiervoor te geven. God geeft goede gaven die Hij beloont. Maar het is niet zo dat we hierop kunnen pochen, als een vrijgekochte slaaf die zich presenteert als een vrijgeborene.

Morgen lezen we boek III.15.4 - III.15.8

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten