maandag 27 juli 2015

27-07; Boek III.20.18 - III.20.22

De dertigste week van Lectio Calvini. Deze week maak ik wegens omstandigheden gebruik van de Sizoo vertaling, kijken of dat heel veel uit maakt. De Niet heeft wel veel meer voetnoten! En tussenkopjes. Sizoo heeft wel veel minder voorgekauwd voor de hongerige lezer.

Over de Middelaar van het gebed[18]. Zelfs de hogepriester in de tabernakel met de namen van Israël op de edelstenen liet iets schaduwachtigs zien van een Middelaar van het gebed. Zo draagt Christus ons voor het aangezicht van God om in onze plaats te bidden, Hij is onze Middelaar in het gebed als wij in Zijn naam bidden. Ook dat het bloed reiniging bracht en het offer kracht gaf aan het gebed. Daarom geeft Christus op een gegeven moment Zijn naam aan om in te bidden(Joh. 16).

[19]De Kerk drukt haar eenheid uit als de gelovigen voor elkaar bidden. Zo wijzen ze elkaar vanuit de liefde op hun Hoofd Jezus Christus. Het is niet dat iedereen nu voor zichzelf bidt, maar dat we ok voor elkaar mogen bidden, als het gebed zich maar richt tot Jezus.

[20] De heiligen zijn niet de bemiddelaars van voorbede, na Christus als bemiddelaar van de verlossing. Dat is 'louter beuzelpraat'. De Bijbel laat duidelijk zien dat Christus de Voorspraak bij God de Vader is. Dit vond Augustinus ook al. Gelovigen mogen voor elkaar bidden, dat is goed, Bijbels en geeft eenheid, maar alleen in de naam van Christus. Christus blijft dankzij Zijn offer voorbede voor Zijn Kerk doen tot de voleinding van de wereld.

[21] We moeten dan ook niet denken dat de heiligen die gestorven zijn naar het vlees een andere weg tot God hebben als ze bidden. Het is gek om via de heiligen een weg naar de Vader te zoeken, wat wel is gebeurd onder het pausdom. De verdiensten van de heiligen worden God opgedrongen en in hun naam wordt gebeden. De reden dat mensen dit doen is niet een reden ui de Bijbel, maar omdat ze bang zijn, misschien dat Christus' offer tekort schiet of te streng is. Maar daardoor ontnemen ze Jezus van de titel Middelaar en daarmee verwerpen ze de goedheid van de Vader die ons gegeven is. Ook Ambrosius wijst op Christus als enige voorspraak. Wat ik wel bijzonder vindt, Ambrosius is vanuit de werken van Augustinus wel te zien als iemand die begon de graven van de martelaren en de activiteiten daar naar de kerk toe te halen. In ieder geval meldt Calvijn dat er in de litanieën, hymnen en prozagebeden voor de doden Christus daarin niet genoemd wordt.

[22] Dit bijgeloof is ontspoort en zo heeft iedere heilige zijn eigen ambt gekregen. Er waren op een gegeven moment zoveel heiligen als mensen en iedere heilige kreeg de zaligheid van een persoon toegewezen om deze te beschermen. Het is ontspoort. Op het concilie te Carthago is verboden dat aan het altaar rechtstreeks gebeden werd tot de heiligen. Dat het later wel een gewoonte is geworden zou door geldlustige priesters zij gebeurd.

Morgen lezen we boek III.20.23 - III.20.27

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten