maandag 20 juli 2015

20-07; Boek III.19.13 - III.19.16

Week 29 van Lectio Calvini.

[13] Geen ergernis geven geldt uiteraard alleen voor middelmatige zaken. De volgorde is dus, eerst de zuiverheid van het geloof, daarna de liefde tot de naaste en daarna pas de christelijke vrijheid. Er zijn mensen die verkeerde zaken die absoluut niet middelmatige zijn blijven doen om geen ergernis te geven, of om gelovigen met melk te voeden. Het schijnt iets met de roomse mis te maken te hebben, er wordt in de voetnoot verwezen naar veel brieven van Calvijn, misschien gaat het om priesters die Calvijn wel volgen, maar om geen ergernis te geven priester in de roomse kerk blijven. Maar dat moet ik dan verifiëren in de brieven die ik eerst zou moeten opsnorren(voor de liefhebber, hier staan er wat; http://www.theologienet.nl/theologieindex.html#CALVIJN )

[14] Het geweten hoeft dus in vrijheid te gehoorzamen aan Christus, die de vrijheid voor het geweten verworven heeft. Een mens is dus vrij van menselijke inzettingen. Je onderwerpen aan menselijke wetten is Christus' dood nutteloos maken(Gal. 5:1,4) Maar zeggen dat een mens niet gebonden is aan menselijke inzettingen is een knuppel in het hoenderhok gooien. Er kan meer over gezegd worden, vindt Calvijn ook, want onruststokers en lasteraars komen direct in opstand.

[15] Hier ontvouwt Calvijn een twee rijken leer. Een mens is onderwerp van twee regeringen, de eerste van geestelijke zake, de tweede van tijdelijke zaken. De eerste is het geloof, de tweede over zaken van het tegenwoordige leven, de regels hier zijn regels die zorgen dat mensen zorgen voor voedsel en kleding, maar ook wetten die mensen laten leven te midden van andere mensen in eerbaarheid, heiligheid en matigheid. Als we dit onderscheid hanteren betekent niet dat alles op zijn kop wordt gezet als het gaat over menselijke inzettingen, dit gaat namelijk alleen in het geestelijke rijk, niet in het tijdelijke rijk. Wat Evangelie is, moet Evangelie blijven en niet tot iets tijdelijks of zaak van de burgerlijke regering worden gemaakt(dit wordt verder uitgewerkt in boek IV). Desondanks is het wel zo dat we in allebei de werelden weet moeten hebben van Gods oordeel, maar niet dat we onze gewetens moeten laten binden door politieke wetten.

[16] Een goed geweten is een innerlijke oprechtheid. Het is een oprecht en levend verlangen om God te dienen en oprecht te streven naar een vroom en heilig leven. De Wet bindt het geweten wel, zonder dat er rekening wordt gehouden met of we de Wet kunne houden of niet. In middelmatige zaken zijn onze gewetens vrij om te onthouden of niet om ergernis te voorkomen.


Morgen lezen we boek III.20.1 - III.20.5

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten