maandag 13 juli 2015

13-07; Boek III.17.11 - III.17.15

De 28ste week van Lectio Calvini.

 [11] De tegenstanders van Calvijn zeggen dat hij zijn handen vol moet hebben met het Bijbelboek Jakobus. Het gaatg om de tegenspraak tussen rechtvaardiging, niet alleen door geloof(Jak. 2:21ec) en rechtvaardiging door geloof alleen(Rom. 4:3). Hoe zijn deze teksten overeen te stemmen. Jakobus schrijft tegen mensen die zonder de kenmerkende werken voor gelovige, zichzelf toch nog lieten voorstaan op hun geloof. Uit de tekst blijkt dat Jakobus het onterechte zelfvertrouwen van die mensen ook 'geloof' noemt, iets wat er op lijkt maar het niet is. Het is het geloof dat God bestaat, niet meer dan dat. Het geloof rechtvaardigt niet omdat het kennis over het bestaan van God brengt, maar omdat het doet rusten in de zekerheid van Gods ontferming.

[12] Bij Jakobus blijkt uit het schrijven dat rechtvaardigen een andere betekenis heeft dan bij Paulus. Bij Jakobus is Abraham pas gerechtvaardigd door het offeren van Izaäk. Maar Genesis vertelt dat Abraham al lang daarvoor gerechtvaardigd is, er moet dus een andere betekenis aan het woord zitten dan bij Paulus Jakobus bedoelt hier. Jakobus gebruikt rechtvaardigheid hier dan ook om rechtvaardigheid te bewijzen door middel van gehoorzaamheid en goede werken.

[13] Ook halen de tegenstanders Rom. 2:13 aan. Hier gaat het om de Joden wakker te schudden die een grote kennis had van de Wet, maar de Wet niet deden. Het doel van het stukje is om te laten zien dat iedereen tekort geschoten is in het doen van de Wet, Joden en heidenen samen. Het is niet de bedoeling om te laten zien dat mensen door de Wet gerechtvaardigd worden.

[14] Ook worden er door sommige teksten aangehaald, voornamelijk uit de Psalmen, waarin mensen hun gerechtigheid bij God in herinnering roepen(bijv. Ps. 7:9). De teksten zijn vaak beter te verklaren als je let in welke context of samenhang ze staan, het gaat ook om de teksten eromheen. Dan blijkt dat in de eerste plaats het om een bijzondere omstandigheid wanneer zoiets wordt gezegd, en niet aan de maatstaf van Gods volmaaktheid, maar in vergelijking met de verdorvenheden van andere mensen. Als het gaat om rechtvaardigheid, wordt dit altijd gezegd over iemands hele leven. De mensen houden het vertrouwen op God en roepen Hem aan omdat ze als onschuldigen worden verdrukt. Ze roepen God op als Rechter tussen hen en hun tegenstanders.

[15] Er zijn meer teksten die ongeveer hetzelfde bedoelen als bovenstaand. Maar er is niemand zo volmaakt, dus moet iedereen wel omkomen of vertrouwen op Gods barmhartigheid.  Hun werken zijn in het genadeverbond opgenomen. Niet op de manier van de Scholastiek, dat de werken nu wel de zaligheid verdienen.
Er zijn gebeden van de apostel waarin volmaaktheid van de gelovigen werd gewenst. Dit is in het verleden door aanhangers van ene Coelestius aangehaald om te betogen dat volmaaktheid in dit leven kan worden behaald. Met Augustinus vindt Calvijn dat dat pas zal lukken in de hemel na de aardse dood. Desondanks zijn gelovigen volmaakt te noemen, ook omdat ze ootmoedig zijn en weten van hun onvolmaaktheid.

Morgen lezen we boek III.18.1 - III.18.5

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten