Terug naar de kerkvaders! Calvijn gaat nu weergeven wat er in de geschiedenis van de kerk al over de vrije wil is geschreven. ER is daar niemand die ontkent dat de mens in de rede is aangetast door zonde en dat de wil verziekt is door begeertes. Maar toch sloegen ze soms de spijker mis. Deels omdat ze een vrije wil wilden hanteren die ze niet voor schut zette bij de filosofen, en deels omdat ze de mensen wilden aansporen tot goed handelen. Het valt op dat de Griekse vaders de vrije wil hoger hebben dan de Latijnse vaders. De eerste spreken zelfs over een eigenmachtig wezen als het over de wil gaat.
Het komt erop neer dat de Augustijnse definitie vaak wordt gehanteerd om zijn begrijpelijkheid, ook door Calvijn. Dat is dat de vrije wil het vermogen is van de rede waardoor het goede gekozen wordt indien de genade bijstand verleent, en het kwade indien de genade haar bijstand onthoudt. Er zijn wat variaties hierop gekomen in de loop van de geschiedenis(Anselmus, Lombardus, Thomas van Aquino), maar ze stemmen overeen dat het vermogen van de vrije wil zit in de rede en de wil.
Sommigen vaders maken een onderscheid tussen verschillende willen waarvan de geestelijke wil(die betrekking heeft op het geloof, het werk van de Heilige Geest is.
Over deze laatste wil gaat de discussie. Want is dit een werkende of een meewerkende genade? Petrus Lombardus zegt dat de goede wil van God komt, maar de mens ook uit eigen beweging tot zo'n wil begeert te komen. Met andere woorden, hij werkt mee met de wil van God. Uiteindelijk gaat het erom dat onze wil vrij is van dwang en in die zin vrij is.
Calvijn drijft met het woordje dwang de spot. Dit is een afwijking van de kerkvaders die een eigen leven is gaan leiden. Het wekt namelijk de suggestie dat de mens zo het idee krijgt dat hij heer en meester over zijn verstand is.
Dit zijn toch wel de abstractere onderwerpen van de Institutie
Morgen lezen we Boek II.2.8 - II.2.11
Geen opmerkingen:
Een reactie posten