donderdag 12 maart 2015

12-03; Boek II.3.5 - II.3.9

De wil is slaaf van de zonde, dat wil zeggen dat de wil noodzakelijk zondigt, maar hier niet toe gedwongen wordt. Hij heeft zelf gekozen voor de slavernij en deze slavernij is niet tegen zijn zin. Net zoals God niet tegen Zijn wil goed doet, maar omdat Hij goed is. Augustinus en Bernardus van Clairvaux leerden dit al, maar Petrus Lombardes' misinterpretatie zorgde ervoor dat mensen noodzakelijkheid ging zien als dwang, wat in de latere tijden bij theologen ontspoorde.

Het grootste bewijs voor de onmacht van de wil tot het goede blijkt wel uit wat de bekering is. Dat is een goed werk van God dat Hij in ons hart begint. Het begint met liefde tot gerechtigheid en wordt voltooid in volharding geven. Dit is een nieuw hart van vlees geven in het binnenste. Nergens blijkt dat de mens een zwakke wil heeft die wordt ondersteund door God. En als de mens het goede wil na de bekering is dit niet zijn eigen wil, maar het doorgaande werken van God in hem.

Twee redeneringen brengt Calvijn ter bewijs aan. Alleen de uitverkorenen hebben een goede wil, maar de oorzaak van de uitverkiezing ligt buiten de mens. Waarschijnlijk komt dit ook wel terug als we het daadwerkelijk over de uitverkiezing gaan hebben. Ten tweede het goede wil en hand liggen in het geloof, maar geloof is weer een genadegave van God.
De gebeden die we in de Bijbel zien, demonstreren dit ook. 1 Kon. 8:58, Ps. 119:36, Ps. 51:12.
Ook na de bekering houdt God niet op om de wil naar het goede te trekken, er zijn genoeg dingen die de wil van de gelovigen aftrekken van het goede.

Morgen lezen we Boek II.3.10 - II.3.14

Geen opmerkingen:

Een reactie posten