Als in het Oude Testament de profeten wilden laten zien dat God Zich wilde verzoenen met Zijn volk, spraken ze steeds weer over het koningschap van David, waarvan de verlossing en het eeuwige heil afhankelijk was. Daarom hebben de gelovigen uit het OT nooit op iets anders gehoopt dan op Christus.
Christus is het beeld van de onzichtbare God, daarom is geloof in God een geloof in Christus. Ook de Joden wisten dat God door de Gezalfde Zijn kerk zou verlossen, daarom zongen ze bij de intocht van Jezus 'Hosanna voor de Zoon van David'.
Als er geen kennis van Christus is kan je nog zo pochen dat je God vereert, maar moet het wel zo zijn dat je vervalt tot afgoderij, zoals de moslims, die claimen dezelfde God te vereren, maar door Jezus niet te zien als Gezalfde toch een afgod dienen.
Calvijn verstaat onder Wet niet alleen de tien geboden, maar ook de vormen van de godsdienst van de Joden die Mozes was voorgehouden door God. Deze gebruiken zijn op zichzelf nutteloos en zelfs bespottelijk. Deze Wet is dan ook niet gegeven om van Jezus weg te houden maar om naar Jezus toe te brengen. Dierenoffers werken niet, God heeft ze niet nodig, God is geestelijk, daarom schept God behagen in geestelijke eredienst. En door ons Hoofd Christus kunnen we een geestelijk priesterschap zijn omdat we als christenen door ons Hoofd worden geheiligd.
Morgen lezen we boek II.7.2 - II.7.7
Geen opmerkingen:
Een reactie posten