Terugkomend op wat Calvijn gister als laatste schreef is de samenvatting dat heel ons leven niet buiten de almacht van God ligt. De vrijheid van keuze van de mens is niet zo groot dat God ook in uitwendige zaken daar niet of niet zo veel mee te maken heeft.
Dit staat ook los van of we bereiken wat we willen of niet. De discussie over de vrijheid van de wil gaat over het vermogen, niet over gebeurtenissen buiten de mens.
Hierna behandelt Calvijn wat tegenargumenten in de discussie, we lezen vandaag de eerste drie.
Sommigen zeggen dat als de mens noodzakelijk zondigt het geen zonde is en dat als de mens de zonde wilt, deze dus kan worden vermeden. Calvijn zegt dat de zonde voortkomen uit het bederf van de natuur, dat bederf waar de mens zelf voor gekozen heeft. Plus dat de tegenstanders vrijwillig verwarren met vrij. Onvrij en vrijwillig kunnen prima samen vallen.
Sommigen zeggen dat als de mens niet beloond of gestraft kan worden als er geen vrije wil is. Straf is er sowieso, aldus Calvijn, omdat de begeerte verkeerd is. En wat betreft het belonen, het rijmt gewoon niet om voor God te spreken over beloning. Alles wat wij als beloning kunnen zien is wat God ons al uit genade geeft of heeft gegeven.
Sommige zeggen dat nu alle mensen of goed of slecht moeten zijn. Misschien waren alle mensen wel slecht, zegt Calvijn hierover, als God niet had omgezien naar sommigen om deze te genezen.
Morgen lezen we Boek II.5.4 - II.5.8
Geen opmerkingen:
Een reactie posten