Zowel de lijn van Levi, dat zijn dus de priesters, en de lijn van David was een spiegel voor Christus. Het waren allebei aspecten van de Wet die tot Christus leiden. Jesaja heeft het namelijk over een enkel offer dat zonden verzoent, Hebreeën heeft het over een Priester in de orde van Melchisedek en Daniël heeft het over een ander zalving. Zo is Christus het einddoel van de wet. We leren uit de Wet wat zonde is en dit zou ons niet helpen als Christus ons niet te hulp kwam.
We leren dus uit de wet wat volmaakte gerechtigheid is, we leren dat iedereen faalt om hierin te gehoorzamen, Het goed van de belofte is, werkt dan zo dat de eigen ellende eraan af te lezen is.
We blijven door de Wet op afstand staan van wat de Wet belooft. Maar de Wet heeft wel nut voor ons. Want onze halve gehoorzaamheid neemt God en deelt ons dankzij genade in het goed dat de Wet belooft.
Het volbrengen van de wet is onmogelijk. Er is niemand geweest die dit kon, zelfs niet de legendarische heiligen, en er zal ook niemand komen die de Wet kan volbrengen. Calvijn laat zien dat de Bijbel ervan uitgaat dat iedereen onder de Wet onder de vloek leeft.
Er zijn drie functies van de Wet, de eerste is dat deze laat zien waar de zonde in de mens zit, hiervan overtuigt en zo de mens tot erkenning brengt van zijn probleem door het vertrouwen in zichzelf weg te nemen. De Wet is iets wat tegenover hem staat en alle slechte begeertes uit hoeken en gaten tevoorschijn haalt. Het gaat hier dan wel om de zogenaamde zedenwet.
Dit zegt niks negatiefs over de Wet maar strekt haar tot roem.
Morgen leen we Boek II.7.8 - II.7.13
Geen opmerkingen:
Een reactie posten