Een voordeel van de kerkvaders is dat zij altijd uitleggen wat zij bedoelen als ze het woord vrije wil gebruiken. Vooral Augustinus grijpt Calvijn hiervoor aan, die op veel plaatsen in zijn boeken duidelijk maakt dat de wil van de mens niet vrij is, maar volledig afhankelijk van Gods genade.
Nu is Augustinus maar één kerkvader, maar Calvijn laat zien dat meer kerkvaders misschien wel de wil vrij noemden, maar aan het menselijk vermogen heel weinig toeschrijven. Juist dat ze voor al het goede lof aan God brengen laat zien dat ze niet toestaan dat een mens zich ergens op beroept tegenover God. Dus ook niet op zijn of haar vrije wil.
Dit moet voor ons er toe leiden dat geen vertrouwen in onszelf en onze vermogens hebben. hoe meer een mens namelijk beseft hoe hulpeloos en ellendig hij is, hoe meer zijn zelfkennis groeit. Als we iets van onszelf willen hebben moeten we die gedachte verwerpen, alsof de slang uit het paradijs tegen ons spreekt. Klinkt dit zwaarmoedig? Misschien, maar God richt Zich tot de ellendigen en heeft veel mooie beloften voor de ellendige en zwakke gegeven in de Bijbel.
Zo kunnen we met Chrysostomus concluderen dat ootmoed de grondslag is van het christelijk leven. "Als een mens erachter komt dat hij in zichzelf niets is en dat hij van zichzelf niets heeft wat hem helpen kan, dan zijn de wapens gebroken en is de strijd gestreden. Welnu, het is nodig dat de wapens van de goddeloosheid geheel en al verbroken, verbrijzeld en verbrand worden; zonder wapens moet u achterblijven, geen toevlucht mag u in uzelf hebben. Hoe zwakker u in uzelf bent, des te meer ondersteunt de Heere u."
Morgen lezen we Boek II.2.12 - II.2.17
Geen opmerkingen:
Een reactie posten