De Wet kan dus tot wanhoop drijven. Maar dit hoeft niet voor Gods kinderen, deze worden hierdoor juist naar de barmhartigheid van God gedreven. Dit heeft Calvijn van Augustinus geleerd. De Wet zorgt er bij goddelozen voor dat ze telkens weer nieuwe uitwegen verzinnen om aan de wanhoop te ontkomen. Door geraakt te zijn in hun geweten laten ze al zien dat ze weten wat ze verdiend hebben.
De tweede functie van de Wet is dat het menselijk gedrag intoomt, het levert zo rust voor de maatschappij. Mensen worden niet tot in hun hart overtuigt van de wet, maar uit angst voor straf gedragen ze zich richting de wet. Gelovigen worden hierdoor alvast voorbereid om het juk van de gerechtigheid te dragen. Voor de mensen die nog niet wedergeboren zijn is de Wet. dus op twee manieren werkzaam. Het brengt tot verootmoediging en het beteugelt de begeertes zodat mensen niet allemaal compleet ontsporen.
De derde functie; deze is voor gelovigen. Uit de Wet is Gods wil te leren kennen en door he leven of overdenken van de Wet wordt de gelovige aangespoord tot gehoorzaamheid aan de wet. Zo heeft de gelovige nog steeds met de Wet te maken, deze is niet afgeschaft voor gelovigen. Dat komt in de richting van het doel van de Wet. Dat zegt Mozes en dit zingt David in de psalmen. Dat het niet haalbaar is moet ons niet afschrikken, de Wet laat het einddoel zien, en dat is de volmaaktheid, wij moeten in ieder geval ons naar de wet richten met onze inspanningen.
Morgen lezen we Boek II.7.14 - II.8.1
Geen opmerkingen:
Een reactie posten