maandag 31 augustus 2015

31-08; Boek IV.1.15 - IV.1.21

De 35ste week van Lectio Calvini.

Volgens mij ben ik vergeten twee paragrafen te lezen vrijdag die gaan over het niet te snel verlaten van de gemeente, of als donatist of kathaar een zuivere kerk zoeken. De kerk is gemengd met goddelozen tot de volheid van de tijd. Paulus noemde de gemeente in Korinthe in zijn broef desondanks alle dwaling, zonde en scheuring nog steeds de gemeenschap van heiligen.

[15] Er zijn mensen, zoals ook in de Korinthebrief te lezen is, die misdadiger zijn en uit de gemeente geweerd moeten worden. Dit is de plicht van de Kerk, maar daarom mag nog steeds niet ieder voor zich beslissen om zich van de Kerk af te scheiden. We moeten ook niet strenger zijn dan Paulus en bij het Heilig Avondmaal anderen dan alleen onszelf onderzoeken. Paulus gaat er blijkbaar van uit dat het indringen van onwaardigen ons niet schaadt.

[16] De meeste mensen die de Kerk om dit soort zaken verlaten zijn ijverig voor gerechtigheid, misschien zelfs te ijverig. Maar het komt vaak voort uit hoogmoed, aanmatiging en een onjuiste opvatting van heiligheid. Calvijn sluit zich aan bij Augustinus die zegt dat de tucht tot eenheid en vrede moet leiden. Vromen moeten barmhartig vermanen en als ze dat niet kunnen, moeten ze geduldig verdragen. Wie uit afkeer de door God gegeven uitwendige verbintenis afweert, plaatst zich op een weg waarop men makkelijk uit de gemeenschap der heiligen valt.

[17] Sommigen gebruiken de heiligheid van de Kerk als argument, de Kerk behoort heilig te zijn, maar het is wel een heiligheid, vindt Calvijn, die van dag tot dag wordt vermeerderd, dus nooit af is. Het is niet dat de heiligen zonder spat of smet zijn, van Godswege wordt de heiligheid waar ze zich op toeleggen en een begin mee hebben gemaakt hun toegekend.

[18] De profeten hebben een voorbeeld gesteld in hun tijd. Het volk was vaak genoeg echt slecht bezig, toch hebben mensen zich vergaderd in de tempel en hebben ze geen nieuwe kerk gestart omdat ze bang waren zich te verontreinigen.

[19] Ook in Jezus' tijd gold dit. Te midden van Farizeeërs en mensen met een goddeloze levensstijl bleven mensen naar de tempel komen voor de openbare uitoefening van de godsdienst. Met Cyprianus moeten we dus bedenken dat we koren en geen kaf behoren te zijn en het aan de Heer toekomt aarden vaten te breken, niet aan de mens. De onreinheid van een predikant of gewoon kerklid raakt de vrome niet in zijn geweten als de sacramenten ook door hun worden aangeraakt.

[20] Er zijn dus mensen die slechts kerken erkennen die vrij van de allerkleinste smetten zijn en wijzen leraren af die gelovigen aansporen tot verbetering door hun te leren zuchten onder de last van zonden en toevlucht te nemen tot vergeving. Dit zou de volmaaktheid afhouden, is de reden. Mensen moeten aangespoord worden, vindt Calvijn, maar het is een duivelse leugen om te stellen dat mensen op aarde de volmaaktheid kunnen bereiken. En daarna gaat de Kerk aan vergeving van zonden vooraf. God geeft de vergeving binnen de gemeenschap der heiligen.

[21] God neemt ons niet maar één keer door de vergeving van zonden op in de kerk, maar door diezelfde vergeving bewaart en beschermt Hij ons in Haar. Een mens is zich sowieso zijn leven lang bezig om bewust te worden welke zonden hij vergeven van moet worden. We dragen ons hele leven de sporen van de zonden, we zouden het geen ogenblik volhouden als we maar één keer vergeven werden. We moeten het dan ook voor zeker houden dat door Gods goedgunstigheid, door tussenkomst van Christus' verdienste en dor de heiligmaking van de Geest, aan ons die in het lichaam van de Kerk opgenomen en ingelijfd zijn, genade voor onze zonden bewezen is en nog dagelijks bewezen wordt.

Morgen lezen we IV.1.22 -IV.1.29

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

vrijdag 28 augustus 2015

28-08; Boek IV.1.9 - IV.1.12

[9] De Kerk heeft een concreet gezicht en is zichtbaar en herkenbaar, daar waar Gods Woord zuiver wordt gepredikt en de Sacramenten volgens de instructie van Christus bediend worden. De algemene kerk(algemeen is dus in de zin van katholiek, vermoed ik) bestaat uit de menigte verspreid over tijd en plaats maar toch een is in de ene waarheid van de goddelijke leer. Individuele personen moeten anders beoordeeld worden. Mensen die het gezelschap van de vromen eigenlijk niet waard zijn worden geduld en behandeld als broeders en gelovigen. Ze mogen hun plaats in Gods volk hebben als deze niet door een wettig vonnis wordt weggenomen. Kerken kunnen zo niet beoordeeld worden.

[10] Calvijn concludeert dat als we de kerk kunnen herkennen de kerk er is als de kerk er is. We moeten die kerk dan ook als kerk herkennen. Zich onttrekken aan de gemeenschap is voor God overloperij en deserteren. Niet luisteren is inbreuk maken op Gods gezag. De Kerk beheert namelijk de waarheid. Een kerk verlaten is daarom het verloochenen van God en Christus.

[11] Satan is er altijd op uit geweest om de merktekenen van de Kerk weg te nemen of te vernietigen, daardoor konden we ze soms gewoon niet zien of hadden we minachting  voor de kenmerken. De gedachte aan afscheiding is een dodelijke verzoeking. Als een kerk zich presenteert zonder Woord en Sacrament moeten we niet direct lichtvaardig en zelfverzekerd handelen of direct alle eer geven.

[12] Een kerk mag niet afgevallen worden als ze vasthoudt aan Woord en Sacrament, zelfs al is ze voor de rest vol gebreken. Zelfs een gebrekkige leer of bediening van sacramenten mag dit niet doen. Hoofdzaken van de leer zijn ook niet allemaal van dezelfde orde. Zelfs binnen de eenheid van het geloof kunnen kerken onderling van mening verschillen. Calvijn wil niet kleine dwalingen in bescherming nemen, maar wel de kern van de Kerk duidelijk hebben. Als mensen dat zien en ondertussen proberen de kerk op de dwalingen te verbeteren doen ze hun plicht.

Volgende week lezen we boek IV.1.15 - IV.1.21

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

donderdag 27 augustus 2015

27-08; Boek IV.1.5 - IV.1.8

[5] De ambten zijn aangesteld voor de opbouw van Christus' Lichaam. God heeft aan de herders de taak toebedeeld om de hemelse leer te prediken. God vervult ons met geloof door het Evangelie en behoudt de macht zo de macht om te behouden. In het OT waren er ook heilige bijeenkomsten waarin de priester de leer verkondigde. Ook daar was, net als nu, God aanwezig bij zijn inzettingen. God heeft dingen gestructureerd en als bron daarvan gebruikt Hij die structuren. God laat altijd mensen opstaan om te ons te leren en heeft ons niet afhankelijk gemaakt van engelen.
Aan de ene kant kunnen we zo getest worden op gehoorzaamheid. Aan de andere kant is het Gods aanpassing aan ons niveau zodat we niet wegvluchten door de donder van goddelijk spreken. De waarde van het Evangelie koppelen aan de verkondiger is dan ook ondankbaarheid. Dus het zelf uitzoeken met een boek en een meditatie zonder de openbare bijeenkomsten vindt Calvijn hoogmoed, afkeer of naijver.
De Kerk bestaat voornamelijk uit prediking en de onderwijzing een sterke band tussen de heiligen vormt. Een gelukkige ontmoeting in de eenheid van het geloof doet zich voor wanneer allen, van de hoogste tot de laagste, zich richten op hun Hoofd. Alle tempels die niet gebouwd zijn hiervoor zijn zinloos.

[6] Er is verwarring over het predikambt. Aan de ene kant denken mensen te hoog over het ambt, aan de andere kant willen mensen iets geestelijk niet in de handen van een sterfelijk mens leggen. Uit de Schriftgegevens concludeert Calvijn dat alleen God de eer en macht toekomt om het hart te vernieuwen en het verstand te verlichten. Maar wie leergierig naar Gods dienaren luistert zal daar ook de vrucht van leren kennen en snappen dat God niet zonder reden dit ambt heeft ingesteld.

[7] Over de kerk. De kerk is soms in de Bijbel de groep mensen die voor Gods aangezicht verkoren zijn, soms de groep mensen op aarde die gedoopt zijn en belijden Christus te vereren. En in die laatste categorie komen ook de huichelaars vol. Desondanks we geloven in de eerste versie van de Kerk, moeten we ook de tweede versie hoog houden en gemeenschap onderhouden.

[8] God weet wie de Zijnen zijn. We hebben als mensen wel onderscheidingstekens van de Kerk gekregen. Maar uitsluitsel hebben we nooit. De vroomste mensen kunnen vallen en de meest goddeloze mensen kunnen zich bekeren. Waar we ons daarom op moeten richten zijn de personen die het geloof belijden, voorbeeldig leven en deelnemen aan de Sacramenten.

Morgen lezen we boek IV.1.9 - IV.1.12

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

woensdag 26 augustus 2015

26-08; Boek IV.1.1 - IV.1.4

De eerste drie boeken van de Institutie waren over de innerlijke zaken, nu komt het laatste boek over de uiterlijke middelen waardoor God werkt. Hierdoor wordt het geloof zichtbaar in de werkelijkheid.

[1] Om onze zwakheid van verstand te hulp te komen heeft God middelen gegeven zodat we zouden komen tot het einddoel van het geloof. De middelen zijn de Kerk, de herders en leraren, en de Sacramenten. Daarom worden deze in dit boek besproken, net als een politiek standpunt voor de Kerk in de wereld. Allereerst bespreekt Calvijn de Kerk omdat hierin de kinderen van God vergaderd worden. Wie de Kerk niet als moeder kan hebben, kan ook niet God als Vader hebben.

[2] De kerk is de zichtbare kerk, maar bestaat ook uit alle uitverkorenen van God.
Als we 'een Kerk geloven', zoals het Apostolicum zegt, valt er te twisten over 'een kerk geloven' of 'in een kerk geloven'. De eerste manier van spreken is oud en was om aan te geven dat de manier van een kerk geloven anders is dan in God geloven. Het geloof betekent dat de genade van Christus ondanks alle aanvechting altijd vrucht zal dragen.
Het is te nauw om de kerk alleen te zien als alle uitverkorenen, het geloof is ook in de eenheid van de Kerk, daarom wordt ze ook algemeen of katholiek genoemd. Met meerdere kerken zou Christus aan stukken gescheurd zijn. En Hij is het ene hoofd van Zijn Kerk. Desondanks alle tegenspraak van alle kanten en schijnbare verdeeldheid moeten we blijven geloven dat de dood van Christus vrucht draagt en de kerk wordt bewaard, al is het in schuilhoeken.

[3] Het artikel heeft betrekking op de uiterlijke kerk. Je moet je als schaap van de kudde gedragen. Het is de gemeenschap der heiligen. Zo moet je je dan ook gedragen, dat ze elkaar kunnen laten delen in de weldaden van God. Niet dat iedereen hetzelfde bezit in geestelijke zin, maar ook dat het niet de maatschappelijke orde doorbreekt en eigen bezit afschaft. Het is eenheid in het Hoofd van de Kerk en vanuit daar delen in elkaars bezit.
Als in een Kerk geloven betekent dat steun voor ons omdat de Kerk altijd bewaard zal worden en wij er lid van zijn, ze staat vast in de uitverkiezing. In de tweede plaats zit de gelovige zo vast aan de Kerk als een lichaamsdeel aan een lichaam zit, in dit geval het Lichaam van Christus. In de Kerk is de waarheid te vinden en God zal in Zijn Kerk vertoeven.
Deelgenoot van de kerk zijn vermag zoveel dat het ons in de gemeenschap van God bewaart. Door lid te zijn van de Kerk zijn we Gods eigendom. De Kerk is een kwestie van het geloof en we moeten geloven dat ze niet minder bestaat als we het niet zien of begrijpen.

[4] Maar de zichtbare kerk mogen we ook moeder noemen, wat ons veel leert. Er is namelijk geen andere toegang tot het leven buiten de Kerk. Er is buiten geen vergeving en geen zaligheid te verwachten, wat de Ot profeten al verkondigden. We mogen de Kerk pas verlaten als we ons hele leven leerlingen van haar geweest zijn.

Morgen lezen we boek IV.1.5 - IV.1.8

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

dinsdag 25 augustus 2015

25-08; Boek III.25.9 - III.25.12

Het laatste beetje boek III. Calvijn rond het leerstuk van de opstanding af en heeft het over het eeuwige leven.

[9] Desondanks de opstanding een weldaad van Christus is, is er een opstanding tot leven en een opstanding tot oordeel. Of die zullen er zijn. Dat hoeft ons niet te verbazen, God laat ook Zijn zon opgaan over goede en slechte mensen. In die zin kan dit ook de veroordeelden aangerekend worden. Ook is de opstanding van de goddelozen een bijzaak.

[10] De eeuwige gelukzaligheid is het doel van de opstanding. Het is de toestand waar we nu en hier alleen maar een onvolkomen beeld van kunnen geven. Al het spreken is een voorproefje om ons ernaar te laten verlangen. We moeten voor ogen houden dat God het goede ten volle in Zich bevat en daarom moeten we ook niks buiten Hem zoeken. We moeten het overdenken, maar niet teveel pretenderen te weten. Anders gaan we vragen zonder nut stellen of speculeren.
Er is op aarde en in de hemel een verdeling in meer en minder van het schijnen van Gods licht over Zijn heiligen.

[11] Oriënteren op de Schrift voorkomt het overschrijden van de gestelde grenzen voor onze vragen. Calvijn wil dan ook niet anderen voeden door op hun vragen in te gaan. Calvijn wil niks hebben van Thomas van Aquino die de indeling en afstanden tussen de heiligen wil weten. Ook vindt Calvijn het genieten van de nieuwe schepping genoeg nut, de Aquinaat wil het nut weten van een nieuwe aarde die de heiligen niet nodig hebben. Het is genieten in plaats van gebruiken. Calvijn verwacht dat ieder gebrek in de schepping ophoudt, in zekere zin dus ook het roesten van metaal. De zegen van het nageslacht komt tot voltooiing en wordt niet doorgezet. WE moeten niet vergeten dat we door een spiegel kijken, als je dat vergeet kan je wel blijven discussiëren als je teveel wilt weten. Het is belangrijker hoe je naar de hemel gaat, dan hoe het er precies uitziet en in elkaar zit.

[12] Het oordeel is zwaarder dan dat er staat. Het zijn zinnebeelden. We kunnen ons een geringe voorstelling maken, maar het is voornamelijk bedoelt om aan te geven hoe het is om van gemeenschap met God verstoten te zijn en Gods majesteit benauwend te ervaren.

Morgen lezen we de eerste vier paragrafen van boek IV.

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

maandag 24 augustus 2015

24-08; Boek III.25.7 - III.25.8

En alweer de vierendertigste week van Lectio Calvini.

[7] Er zijn ook dwalingen waarin de zielen nieuwe of andere lichamen krijgen. Volgens de manicheeërs is het lichaam onrein, wat een verzinsel van de duivel is. Calvijn spreekt tegen dat wat nu de hemel onwaardig is, de opstanding niet in de weg staat. God maakt ook aanspraak op ons lichaam en zal deze niet tot eeuwige verrotting overgeven na de dood. De opstanding uit de dood wordt ook in het OT geleerd, in het NT is er naast de brieven het verhaal dat Paulus om het verkondigen van de opstanding uitgelachen wordt. Ook wordt de band tussen het Hoofd van het Lichaam en de leden verbroken door nieuwe lichamen bij de opstanding. Christus heeft bij Zijn opstanding hetzelfde lichaam weer aangenomen.

[8] Uiteindelijk is het geloof in nieuwe lichamen ontsprongen uit ongeloof dat een lichaam na verrotting weer kan opstaan. Maar Calvijn en de zijnen laten zich door het getuigenis van de Geest in de Bijbel leiden. Het zou ook onredelijk zijn dat het lichaam zo uitgesloten is van het nieuwe leven als deze zo'n duidelijke rol speelt voor God in het huidige leven. En ook de begrafenisrituelen uit het OT waren tekenen van het eeuwig leven dat toen moeilijk te zien was. Christus legt ook de nadruk op begrafenisrituelen, net als aartsvaders. Jakob liet zelfs zijn beenderen mee terugvoeren naar het beloofde land.
Maar we moeten dan weer niet teveel filosoferen over de opstanding, het is en blijft een verborgenheid.  We weten dat we in wezen hetzelfde lichaam zullen hebben, maar in een andere hoedanigheid, het zal met onbederfelijkheid bekleed worden. Ook hoeft er niet een lange tijd te verstrijken tussen dood en opstanding.


Morgen lezen we boek III.25.9 - III.25.12

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com

vrijdag 21 augustus 2015

21-08; Boek III.25.4 - III.25.6

[4] Het is eigenlijk ongepast te vragen hoe de opstanding uit de dood plaats gaat vinden, maar Paulus geeft wel een beeld van gewas dat eerst sterft voordat het groeit. Het vertrouwen op Gods almacht is cruciaal, dat werkte ook zo voor Jesaja en Job. Ook het vallei van de dorre beenderen bij Ezechiël geeft te denken over opstanding, desondanks het over de terugkeer van het Joodse volk gaat. Jezus Zelf heeft het over opstanding van de doden(Joh. 5:28). Met Paulus mogen we dus al de overwinning vieren in de strijd, omdat ons het toekomende leven is beloofd.

[5] Er zijn mensen die de gedachte aan de opstanding willen voorkomen. Desondanks hebben ook de heidenen een bepaald beeld van de opstanding gehad. Want ook zij begroeven hun doden. Er zijn mensen die dit altijd hebben ondermijnd, al in Paulus tijd, maar Calvijn richt zich op de chiliasten(https://nl.wikipedia.org/wiki/Chiliasme). Calvijn vindt dat Christus langer dan duizend jaar regeert en ziet geen steun voor een duizendjarig rijk in Openbaringen, zoals chiliasten beweren. Ook gaan de kinderen van God hun gelukzaligheid voor eeuwig genieten, niet in een duizendjarig rijk. Er is een eeuwig leven en een eeuwig straf, desondanks de zondes tijdelijk waren.

[6] Hierbij komen andere dwalingen, namelijk dat de hele mens sterft, dus bij de opstanding de zielen samen met de lichamen herrijzen. Andere zeggen dat de onsterfelijke zielen een nieuw lichaam krijgen. Calvijn is sterk tegen de onderwaardering van het lichaam, en ook tegen de onderwaardering van de geest. De geest onderscheidt ons van de dieren en zal het lichaam afleggen. Er staat ook dat de geesten der rechtvaardigen vergaderd worden na de dood(Hebr. 12:23). Het is duidelijk dat de ziel hetzelfde blijft wanneer deze gescheiden wordt van het lichaam na de dood. Het is alleen niet betamelijk om nieuwsgierig de staat van de zielen tussen dood en opstanding te onderzoeken. We weten dat de zielen de verdiende rust krijgen en in gelukzalige blijdschap uitzien naar de wederkomst van de Verlosser. De verworpenen worden geketend tot de straf.

Volgende week lezen we boek III.25.7 - III.25.8

Lees deze en andere posts terug op lectiocalvini.blogspot.com